ECLI:NL:RBMNE:2020:367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
16/659118-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor kinderpornografie en smaad

Op 4 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die zich gedurende tien maanden bezig heeft gehouden met de ruilhandel in kinderpornografische afbeeldingen en filmpjes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 50 uur. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een aangifte van smaad door een slachtoffer, waarbij de verdachte een valse account op een app had aangemaakt en kwetsende berichten had geplaatst. Tijdens de zitting op 21 januari 2020 heeft de verdachte de feiten bekend, en de rechtbank heeft de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn psychologische toestand, en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte verplicht tot betaling van € 250,00 aan immateriële schade aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, vooral gezien de impact van kinderpornografie en smaad op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659118-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 21 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. Helleman, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in of omstreeks de periode van 3 november 2016 tot en met 29 augustus 2017 in de gemeente Huizen, meermalen kinderpornografische afbeeldingen heeft verworven en/of verspreid en/of in bezit heeft gehad en/of zich toegang tot deze afbeeldingen heeft verschaft, en hiervan een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2: in de periode van 19 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 in de gemeente Huizen met de door hem geplaatste berichten op de app [App] zich schuldig heeft gemaakt aan smaad(schrift) ten aanzien van [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de tenlastegelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 januari 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal met bijlagen van 25 oktober 2017, proces-verbaalnummer 2016337262, opgemaakt door het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme Midden-Nederland, pag. 69-70 en 74-76 van het procesdossier met registratienummer 2016337262, totaal aantal pagina’s: 180;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2017, proces-verbaalnummer 2016337262, opgemaakt door het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van de Eenheid Midden-Nederland, pag. 101 van het procesdossier met registratienummer 2016337262, totaal aantal pagina’s: 180;
Ten aanzien van feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 januari 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 oktober 2016, proces-verbaalnummer PL0900-2016337262-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, p. 117 en 118 van het procesdossier met registratienummer 2016337262, opgemaakt door het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van de Eenheid Midden-Nederland, totaal aantal pagina’s: 180.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 3 november 2016 tot en met 29 augustus 2017 in de gemeente Huizen, meermalen, telkens afbeeldingen te weten foto’s en films en een gegevensdrager, te weten een telefoon, bevattende afbeeldingen - te weten foto's en films van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en heeft verspreid en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis en/of met een vinger/hand en/of met een voorwerp
en/of met de mond/tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
foto nummer 1, 2, 3, 4 (blz. 83), 5, 6, 7, 8 (blz. 84)
en/of
het met de penis en/of met een vinger/hand betasten en/of aanraken van
het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met een vinger/hand en/of met de mond/tong betasten en/of aanraken van
het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
foto nummer 13, 14, 15, 16 (blz. 86), 17 (blz. 87)
en/of
het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de
billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog
niet had bereikt
foto 24 (blz. 88)
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon
gekleed is en/of poseert in een
(erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze
van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk
het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of de billen van die persoon in beeld
gebracht worden, waarbij de afbeelding telkens een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
foto 25, 26, 27, 28 (blz. 89), 29, 30, 31 (blz. 90)
en/of
het ejaculeren op het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
waarbij op het lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is en waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
foto nummer 33 (blz. 91)
en hij van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
in de periode van 19 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 in de gemeente Huizen opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschrift en afbeeldingen openlijk ten toon te stellen, door opzettelijk een valse account op de app " [App] " onder de naam " [naam] " te openen en foto’s en een filmpje van voornoemde [slachtoffer] op die app en de naam van die [slachtoffer] op deze app te plaatsen en de tekst "Ik ben geil", althans woorden van een dergelijke aard en/of
strekking op die app te plaatsen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
een afbeelding of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, verwerven, in bezit hebben en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
Feit 2:
smaadschrift.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ondanks het taakstrafverbod dat geldt ten aanzien van feit 1, is de officier van justitie van mening dat gelet op oudheid van de zaak en de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van dit feit een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet op zijn plaats is. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht & Begeleiding en behandeling bij De Waag. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 80 uur geëist, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie indien deze werkstraf niet of niet goed wordt verricht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen gelet op de oudheid van het feit, de verantwoordelijkheid die verdachte heeft genomen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de lijdensdruk die verdachte ervaart, en de geadviseerde bijzondere voorwaarden die veel tijd in beslag gaan nemen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende tien maanden via internet bezig gehouden met, zoals verdachte zelf heeft verklaard, de ruilhandel in kinderpornografische afbeeldingen en filmpjes. Het verwerven, in bezit hebben en verspreiden van kinderporno is bijzonder verwerpelijk omdat bij de vervaardiging hiervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die seksuele handelingen moeten verrichten ten behoeve van de kinderporno-industrie aanzienlijke psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Door de verspreiding van het beeldmateriaal via internet wordt de schade voor deze jeugdigen vergroot, omdat de beelden niet eenvoudig zijn te verwijderen. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen de personen te straffen die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die de afbeeldingen downloaden, opslaan en verspreiden, zoals verdachte, omdat zij de vraag ernaar in stand houden.
Verdachte heeft zich daarnaast in oktober 2016 schuldig gemaakt aan smaad door een valse account op de app " [App] " onder de naam " [naam] " te openen en foto’s en een filmpje van voornoemde [slachtoffer] op die app en haar naam op deze app te plaatsen met de tekst “Ik ben zo geil". De uitlatingen van verdachte over aangeefster op deze app en de persoonlijke reacties die aangeefster hierop heeft gekregen, zijn krenkend voor het slachtoffer, waardoor zij in haar eer en goede naam is aangetast. Smaad is een ernstig feit, nu het gaat om een misdrijf dat in ernstige mate ingrijpt in het welbevinden van het slachtoffer en daardoor negatieve gevolgen heeft voor haar persoonlijke vrijheid en functioneren.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het op verdachte betrekking hebbende uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 10 december 2019. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het psychologisch rapport van drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog, van 20 mei 2019. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van ASS, een autisme spectrum stoornis, licht, type McDD. Verdachte is mede door een gemiddelde verbale intelligentie communicatief goed ontwikkeld waardoor de tekorten op het gebied van sociale vaardigheden, sociaal-emotionele ontwikkeling en gebrek aan verbeelding wat gemaskeerd zijn. Verdachte heeft in het begin van de puberteit meer moeite gekregen met sociale vaardigheden en probleemoplossend vermogen. Op seksueel gebied haalde hij zijn beeldmateriaal van internet, gehinderd als hij werd door zijn verminderde verbeeldingskracht voortkomend uit de ASS. Het advies is daarom om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verder zal verdachte via zijn goede (ook verbale) cognitie meer inzicht moeten verkrijgen in zijn ASS en zijn seksuele identiteitsontwikkeling. Het is voor verdachte belangrijk dat hij door een forensisch polikliniek met verstand van zedenzaken wordt behandeld. Ook is psycho-educatie voor ouders en verdachte ten aanzien van de ASS van belang, met daarnaast de aanbeveling om de medicatie van verdachte goed te laten afstellen door een psychiater. Het advies van de deskundige is dat voorgaande voorwaarden in een voorwaardelijk kader en onder toezicht van de jeugdreclassering worden gerealiseerd.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 31 juli 2019, waaruit volgt dat de Raad zich grotendeels kan vinden in het strafadvies van bovengenoemde deskundige. Evident is dat de behandeling bij De Waag weer opgepakt dient te worden. Wat betreft het leren omgaan met zijn eigen seksuele behoeftes in combinatie met (inzicht in) zijn autisme is deze behandeling noodzakelijk. Om te borgen en monitoren dat verdachte de behandeling blijft volgen (zolang als De Waag dat nodig acht) is de maatregel Toezicht & Begeleiding vanuit de Jeugd- en Gezinsbeschermers nodig. Daarnaast vindt de Raad dat verdachte ook een onvoorwaardelijke werkstraf uit moet voeren. Gelet op het voorgaande is het advies van de Raad een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte wordt verplicht zich onder behandeling van een bepaalde deskundige of bepaalde zorginstelling (zoals De Waag) te stellen, waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Bussum, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de goede stap van verdachte en zijn ouders om de eerder afgebroken behandeling bij De Waag weer te hebben opgestart.
De rechtbank betrekt ook bij haar oordeel dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak moest zijn behandeld bij minderjarigen 16 maanden bedraagt. Deze termijn is overschreden. De rechtbank heeft als aanvangsdatum van de redelijke termijn de datum van het eerste verhoor van verdachte, te weten 4 januari 2018, genomen. Vanaf dat moment diende hij rekening te houden met een tegen hem gerichte strafvervolging. Nu de behandeling van de zaak ter terechtzitting met een eindvonnis is afgerond op 4 februari 2020, is deze termijn met 9 maanden overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een dermate omvangrijk of ingewikkeld dossier dat dit de termijn waarbinnen de zaak ter zitting is aangebracht, rechtvaardigt. Dat de zaak niet eerder tot een eindvonnis heeft geleid, is bovendien niet aan verdachte te wijten. De rechtbank zal met de overschrijding van de redelijke termijn in strafverminderende zin rekening houden in de strafmaat.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde een taakstrafverbod geldt. Op grond van artikel 77ma, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan een taakstraf wel worden gecombineerd met een – al dan niet voorwaardelijke – jeugddetentie. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten ernstig zijn, maar acht een onvoorwaardelijke jeugddetentie hier niet op zijn plaats, met name gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, alsook de zeer jonge leeftijd van verdachte ten tijde van de feiten. Wel acht zij een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf passend. De rechtbank acht het van groot belang dat er een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd met de door de psycholoog en de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden, Toezicht & Begeleiding door de jeugdreclassering en een behandeling bij De Waag (of een soortgelijke instelling). De rechtbank legt de voorwaardelijke straf tevens op als stok achter de deur, zodat verdachte zich realiseert dat als hij wederom een strafbaar feit pleegt, hij vast komt te zitten. Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen werkstraf is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de conclusie van de psycholoog ten aanzien van de verminderde toerekenbaarheid, welke conclusie de rechtbank overneemt, en gelet op de termijnoverschrijding, de verantwoordelijkheid die verdachte vanaf het begin heeft genomen, de jonge leeftijd van verdachte toen hij de feiten pleegde en de tijd die verdachte zal moeten stoppen in de begeleiding door de jeugdreclassering en de ambulante behandeling, deze beperkt dient te worden tot 50 uur. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie op voor de duur van 1 maand met daarbij de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Namens [slachtoffer] is er een vordering tot schadevergoeding binnengekomen van een bedrag van € 3.679,75. Dit bedrag bestaat uit € 1.179,75 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. Daarbij vordert de benadeelde partij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente, en de vordering voor het overige af te wijzen. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde schade op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen op grond van gebrek aan causaal verband, onvoldoende onderbouwing van de invloed van het ten laste gelegde feit op de problematiek van de benadeelde partij en het feit dat het te ingewikkeld is dit in te schatten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding van oordeel dat het causaal verband tussen het onder 2 bewezenverklaarde en de vordering van de door de benadeelde partij gestelde kosten ontbreekt. De gevorderde kosten en de toelichting daarop zijn gebaseerd op (de procedure van) de uithuisplaatsing van de benadeelde partij. Niet kan worden vastgesteld dat de uithuisplaatsing van de benadeelde partij het rechtstreekse gevolg is van het onder 2. bewezenverklaarde feit. Om die reden zal de rechtbank deze vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is verder van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het onder 2 ten laste gelegde feit en de rechtbank acht een bedrag van € 250,00 ter zake redelijk en billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 250,00 aan immateriële schade toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de rechtbank de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren, omdat onvoldoende is gebleken dat de gevorderde schade het gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Uit de onderbouwing van de vordering leidt de rechtbank af dat er persoonlijke problematiek speelde bij de benadeelde partij reeds voordat verdachte een valse account op haar naam aanmaakte. Dat het plaatsen van een seksueel getint account op internet leed veroorzaakt, acht de rechtbank zeer aannemelijk. De rechtbank zal daarom een bedrag aan immateriële schadevergoeding toewijzen. Niet kan echt worden gesteld, in ieder geval niet met de toelichting daarop gegeven, dat al haar problemen het rechtstreekse gevolg zijn van het valse account. De benadeelde partij kan het restant van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00 aan immateriële schade te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank bepaalt dat hier geen dagen gijzeling tegenover staan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 240b en 261 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentievan
1 maand;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
- als
voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding worden gegeven door de Jeugd- en Gezinsbeschermers;
* wordt verplicht zich onder behandeling te (blijven) stellen van De Waag of een soortgelijke instelling zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
- geeft de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Bussum de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van
50 uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer] (ten aanzien van feit 2)
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 250,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 250,00, aan immateriële schade, te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. E.J. van Rijssen, kinderrechter, en mr. P.A. Buijs, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 03 november 2016 tot en met 29 augustus 2017
in de gemeente Huizen, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal
telkens
afbeelding(en) te weten foto's en/of film(s) en/of
gegevensdragers, te weten een telefoon, bevattende afbeeldingen - te weten
foto's en/of films
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is
betrokken,
heeft verworven en/of
heeft verspreid en/of
in bezit heeft gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking
van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging9en0 zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of met de/een vinger/hand en/of met een voorwerp
en/of met de mond/tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het
lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
foto nummer 1, 2, 3, 4 (blz.83), 5, 6, 7, 8 (blz. 84)
en/of
het met de/een penis en/of met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van
het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger/hand en/of met de mond/tong betasten en/of aanraken van
het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
foto nummer 13, 14, 15, 16 (blz. 86), 17 (blz. 87)
en/of
het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de
billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog
niet had bereikt
foto 24 (blz. 88)
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon
gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een
(erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze
van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk
het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld
gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
foto 25, 26, 27, 28 (blz. 89), 29, 30, 31 (blz. 90)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
waarbij op het lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is en/of
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
foto nummer 33, 35, 36 (blz. 91)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
(art. 240b lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
MEDEDELINGEN:
De officier van justitie deelt mede dat een toonmap met (een representatieve
collectie van) de afbeeldingen is samengesteld, die ter voorkoming van
strafbare feiten en verdere verspreiding, niet in het dossier is gevoegd en ook
niet in afschrift zal worden verstrekt. De officier van justitie zal deze
toonmap als stuk van overtuiging op de terechtzitting aanwezig hebben en aan de
rechtbank overleggen. Voorafgaand aan de terechtzitting kan inzage in genoemd
materiaal verleend worden op afspraak met de officier van justitie.
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016
in de gemeente Huizen opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk
tentoongesteld of aangeslagen en/of
door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
door opzettelijk een (valse) account op op de app " [App] " onder de naam
" [naam] " te openen en/of
(een) foto(s) en/of (een) filmpjes van voornoemde [slachtoffer] op die app.
en/of de naam van die [slachtoffer] op deze app te plaatsen en/of
de tekst "Ik ben geil", althans woorden van een dergelijke aard en/of
strekking op die app te plaatsen;
art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht