Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
Procesverloop
12 december 2019.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 14 augustus 2020, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, maar haar beroep is te laat ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift uiterlijk op 23 januari 2020 ontvangen had moeten zijn, maar dat dit pas op 4 februari 2020 is gebeurd. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Eiseres heeft geen geldige reden opgegeven voor de te late indiening van het beroepschrift, ondanks dat de rechtbank haar de gelegenheid heeft gegeven om dit te doen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, zoals de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangehaald om de beslissing te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om het beroep inhoudelijk te behandelen, en dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.