ECLI:NL:RBMNE:2020:3668
Rechtbank Midden-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkheid van beroep inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
Op 10 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 20 mei 2020. In deze eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het griffierecht niet op tijd had betaald. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, maar heeft niet verzocht om een zitting. De rechtbank heeft in deze verzetprocedure de mogelijkheid om zonder zitting te oordelen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft de argumenten van de opposant beoordeeld, waarbij hij stelde dat hij het griffierecht wilde toevoegen aan een civiele eis tegen verschillende partijen, waaronder Eneco en de Belastingsamenwerking gemeenten. De rechtbank oordeelde echter dat dit geen geldige reden was om het griffierecht niet te betalen. De verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen blijft bestaan, ongeacht de civiele procedure.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak van 20 mei 2020 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. De partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak, waartegen geen hoger beroep mogelijk is.