ECLI:NL:RBMNE:2020:3667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
20/397
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake gemeentelijke heffingen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, gedateerd 3 december 2020. De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De zaak betreft een bezwaar dat eiseres heeft ingediend tegen een aanslag gemeentelijke heffingen, met als dagtekening 28 februari 2017. Eiseres heeft het bezwaar ingediend op 10 april 2017, maar dit bezwaar is door verweerder als te laat beschouwd, aangezien het bezwaarschrift niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes weken na bekendmaking van het besluit is ingediend.

Verweerder heeft eiseres op 4 april 2019 verzocht om binnen drie weken aan te geven waarom het bezwaar te laat is ingediend en om een machtiging te overleggen. Eiseres heeft op 21 april 2019 een e-mail gestuurd met de gevraagde machtiging, maar heeft geen reden opgegeven voor de te late indiening van het bezwaarschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichting om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank heeft het beroep van eiseres daarom kennelijk ongegrond verklaard, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, en de uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/397

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 3 december 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een zaak die valt onder de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), zoals deze zaak, moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 22j van de Awr).
3. Eiseres heeft bij brief, gedateerd 10 april 2017 en door verweerder ontvangen op 3 april 2019, bezwaar gemaakt tegen de aanslag gemeentelijke heffingen met als dagtekening 28 februari 2017.
4. Verweerder heeft eiseres op 4 april 2019 een brief gestuurd waarin haar werd verzocht om binnen 3 weken aan te geven waarom het bezwaar te laat is ingediend. In deze brief is ook verzocht om een machtiging. Ook is er aangegeven dat als er niet op tijd wordt gereageerd, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
5. Op 21 april 2019 heeft eiseres een email gestuurd aan verweerder met als bijlage de machtiging. Ook staat in deze mail de opmerking:
“Uiteraard zijn beide bezwaarschriften te laat ingestuurd maar hopelijk kun je er nog wat mee ambtshalve!”
6. Eiseres heeft naar aanleiding van de brief van verweerder van 4 april 2019 geen reden gegeven waarom zij te laat was met het indienen van het bezwaarschrift. In de gronden van beroep gaat eiseres alleen in op de inhoudelijke gronden. Aangezien de rechtbank eerst moet beoordelen of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaart, komt de rechtbank niet toe aan de behandeling van deze gronden.
7. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier, op 6 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.