In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 14 augustus 2020, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere behandeld. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 28 november 2019, maar heeft het griffierecht van € 354,- niet op tijd betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld door de niet-tijdige betaling van het griffierecht.
De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalen van griffierecht een vereiste is voor het indienen van een beroep. Eiseres ontving op 20 februari 2020 een aangetekende brief waarin zij werd geïnformeerd over de betalingstermijn, maar deze brief is niet door haar afgehaald. Op 26 mei 2020 is de brief opnieuw verzonden, maar de rechtbank ontving het griffierecht niet op tijd. Eiseres heeft geen geldige reden gegeven voor de vertraging in de betaling.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 Awb. Er is geen recht op vergoeding van proceskosten, maar het te laat betaalde griffierecht zal aan eiseres worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.