ECLI:NL:RBMNE:2020:3659

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
20/1005
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag uitkering Ziektewet

In deze zaak heeft eiseres op 6 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Ziektewet. Verweerder heeft uiteindelijk een besluit genomen en een dwangsom toegekend vanwege het te late beslissen. Eiseres heeft op 30 april 2020 aangegeven het niet eens te zijn met dit besluit en haar beroep te handhaven.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft in haar reactie op het besluit van verweerder aangegeven dat het onduidelijk is welke brief nu de beslissing op haar aanvraag is: de brief van 24 maart 2020 of de brief van 15 april 2020. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van 24 maart 2020 de beslissing op de aanvraag is, waarin is vastgesteld dat eiseres vanaf 14 januari 2020 arbeidsongeschikt is en recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres geen belang meer heeft bij een verdere behandeling van haar beroep, omdat verweerder op 24 maart 2020 een besluit heeft genomen en op 26 maart 2020 een dwangsom heeft toegekend. Daarom heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het daarna gehandhaafde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder is wel verplicht om het griffierecht aan eiseres te vergoeden, omdat verweerder heeft gedaan wat eiseres wilde. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, op 6 augustus 2020. Vanwege de coronamaatregelen is deze uitspraak niet op een openbare zitting uitgesproken, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1005

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Op 6 maart 2020 heeft eiseres beroep ingesteld, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Ziektewet.
Verweerder heeft alsnog een besluit genomen en aan eiseres een dwangsom toegekend vanwege het te late beslissen.
Eiseres heeft op 30 april 2020 aangegeven het niet eens te zijn met het besluit en haar beroep te zullen handhaven.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In haar reactie op het besluit van verweerder geeft eiseres aan dat het haar niet duidelijk is wat nu de beslissing op de aanvraag is. De brief van 24 maart 2020 of de brief van 15 april 2020. Als de brief van 15 april 2020 de beslissing op de aanvraag is, is de hoogte van de dwangsom verkeerd berekend. Bovendien geeft eiseres aan dat haar WW-uitkering direct gestopt is bij haar ziekmelding en zij sinds 14 januari 2020 geen inkomsten heeft.
3. De rechtbank is van oordeel dat de brief van 24 maart 2020 de beslissing op de aanvraag is. Hierin is namelijk vastgesteld dat eiseres vanaf 14 januari 2020 arbeidsongeschikt is en recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. Dit betekent dat de dwangsom door verweerder juist is vastgesteld in zijn brief van 26 maart 2020. Zoals verweerder in zijn brief van 15 april 2020 aangeeft, wordt tijdens ziekte de WW-uitkering gedurende dertien weken doorbetaald. Als eiseres die dertien weken geen WW-uitkering heeft ontvangen dient zij zich te wenden tot verweerder. Dit beroep richt zich uitsluitend tegen (het niet tijdig nemen van) een besluit over de uitkering op grond van de Ziektewet.
4. De rechtbank vindt dat eiseres geen belang meer heeft bij een verdere behandeling van haar beroep. Verweerder heeft op 24 maart 2020 een besluit genomen. Omdat verweerder op 26 maart 2020 ook een besluit heeft genomen over de dwangsom en de dwangsom heeft toegekend, heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van de gronden die zij tegen het besluit van 24 maart 2020 heeft ingediend. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het daarna gehandhaafde beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. Omdat verweerder heeft gedaan wat eiseres wilde moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.
6. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier, op 6 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.