ECLI:NL:RBMNE:2020:3659
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag uitkering Ziektewet
In deze zaak heeft eiseres op 6 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Ziektewet. Verweerder heeft uiteindelijk een besluit genomen en een dwangsom toegekend vanwege het te late beslissen. Eiseres heeft op 30 april 2020 aangegeven het niet eens te zijn met dit besluit en haar beroep te handhaven.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft in haar reactie op het besluit van verweerder aangegeven dat het onduidelijk is welke brief nu de beslissing op haar aanvraag is: de brief van 24 maart 2020 of de brief van 15 april 2020. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van 24 maart 2020 de beslissing op de aanvraag is, waarin is vastgesteld dat eiseres vanaf 14 januari 2020 arbeidsongeschikt is en recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres geen belang meer heeft bij een verdere behandeling van haar beroep, omdat verweerder op 24 maart 2020 een besluit heeft genomen en op 26 maart 2020 een dwangsom heeft toegekend. Daarom heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het daarna gehandhaafde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder is wel verplicht om het griffierecht aan eiseres te vergoeden, omdat verweerder heeft gedaan wat eiseres wilde. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, op 6 augustus 2020. Vanwege de coronamaatregelen is deze uitspraak niet op een openbare zitting uitgesproken, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.