ECLI:NL:RBMNE:2020:3647

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
18/3379-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens te late indiening

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2020 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante, die eerder op 3 september 2018 beroep had ingesteld. De rechtbank had in haar uitspraak van 20 februari 2019 het beroep van de opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen gronden en geen besluit had ingediend. De opposante ging in verzet tegen deze uitspraak, maar heeft niet verzocht om een zitting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de opposante te horen.

De rechtbank overweegt dat de uitspraak van 20 februari 2019 terecht was, omdat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak. De opposante had tot 4 april 2019 de tijd om haar verzetschrift in te dienen, maar dit is pas op 16 april 2019 ontvangen, wat te laat is. De rechtbank kan het verzet niet inhoudelijk behandelen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die de opposante niet kunnen worden verweten.

De opposante heeft in een brief van 20 maart 2020 gereageerd op een verzoek van de rechtbank om uitleg over de te late indiening. Zij gaf aan al meer dan vijf jaar buiten Nederland te zijn en steeds dezelfde verzoeken te ontvangen. De rechtbank oordeelt echter dat dit geen geldige reden is voor de te late indiening van het verzetschrift. De rechtbank concludeert dat het verzet niet-ontvankelijk is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3379-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2020 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

Procesverloop

Opposante heeft op 3 september 2018 beroep ingesteld bij de rechtbank.
In de uitspraak van 20 februari 2019 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
Opposante heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om opposante te horen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 20 februari 2019 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante geen gronden en geen besluit heeft ingediend. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met de uitspraak van 20 februari 2019 heeft de rechtbank het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij – ondanks een verzoek daartoe van de rechtbank – geen gronden heeft aangevoerd en geen kopie van het besluit waartegen zij beroep instelde heeft opgestuurd.
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 20 februari 2019 niet juist was.
3. Opposante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank van 20 februari 2019. Daarom heeft zij verzet ingesteld. De rechtbank vindt dat de uitspraak van 20 februari 2019 in stand kan blijven. Zij legt hierna uit waarom.
4. Een verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat de uitspraak van de rechtbank is verzonden. In dit geval is de uitspraak van 20 februari 2019 door de rechtbank verzonden op 21 februari 2019. Het verzetschrift had dus uiterlijk op 4 april 2019 ingediend moeten zijn. De rechtbank heeft het verzetschrift ontvangen op 16 april 2019. Dat is te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het verzetschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar opposante niets aan kan doen.
5. De rechtbank heeft opposante op 9 maart 2020 een aangetekende brief gestuurd en gevraagd waarom zij haar verzetschrift te laat heeft ingediend. Opposante heeft hier met een brief van 20 maart 2020 op gereageerd. Zij schrijft dat ze al meer dan vijf jaar weg is uit Nederland en steeds dezelfde verzoeken ontvangt, dat zij hier al jarenlang steeds weer antwoord op geeft en dus ook steeds vraagt om een ontvangstbevestiging.
6. Voor zover dit al een reden is om het verzetschrift te laat in te dienen, is dit geen geldige reden. De rechtbank vindt dit geen bijzondere omstandigheid die maakt dat het opposante niet valt te verwijten dat zij te laat was met het instellen van verzet.
9. De conclusie is dat het verzet van opposante niet-ontvankelijk is, omdat zij te laat was met het indienen van haar verzetschrift. De uitspraak van de rechtbank van 20 februari 2020 blijft in stand.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 30 juli 2020 gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van P.W Hogenbirk, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.