In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de coöperatie [verzoekster] U.A. door [verzoekster]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek, ondanks dat zij slechts aspirant-lid was van de coöperatie [belanghebbende]. De rechtbank oordeelde dat [verzoekster] als medeoprichter en initiatiefnemer van de coöperatie wel als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vervolgens de vraag behandeld of [belanghebbende] in ernstige mate in strijd met haar statuten handelt. [verzoekster] stelde dat [belanghebbende] de doelstelling van de coöperatie had verlaten door het project commercieel te exploiteren in plaats van sociaal. De rechtbank concludeerde echter dat [belanghebbende] niet in strijd met haar statuten handelde, aangezien de huidige statuten commerciële exploitatie toestonden. De verzoeken van [verzoekster] werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [belanghebbende].