ECLI:NL:RBMNE:2020:3613
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen de vastgestelde WOZ-waarden van twee onroerende zaken voor het belastingjaar 2019. De waardepeildatum was 1 januari 2018. De heffingsambtenaar had bij besluit van 28 februari 2019 de waarde van de objecten vastgesteld op respectievelijk € 14.000 en € 1.489.000. Eiseres betwistte de afbakening van de objecten en de hoogte van de vastgestelde waarden, waarbij zij aanvoerde dat er geen trafo bij het object aanwezig was en dat de waarde in lijn moest zijn met haar eigen aankoopcijfer van € 1.500.000. Tijdens de zitting op 7 augustus 2020, die via Skype plaatsvond, heeft de gemachtigde van eiseres de specifieke gronden van het beroep toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de stelling van eiseres over de splitsingsbrief geen doel treft, omdat zij niet heeft onderbouwd waarom dit zou leiden tot onrechtmatigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar terecht is uitgegaan van twee afzonderlijke WOZ-objecten en dat de waardes niet te hoog zijn vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.