ECLI:NL:RBMNE:2020:3594
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieaanvraag voor woonruimte na relatiebeëindiging met kind bij vader
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster, de eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, de verweerder. De eiseres had een urgentieaanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor woonruimte, die door de verweerder was afgewezen. De eiseres, die samen met haar ex-partner sinds oktober 2019 niet meer samenwoont, stelde dat zij en haar zoon geen geschikte woonruimte konden vinden door haar beperkte financiële middelen. De verweerder stelde echter dat de zoon bij de ex-partner kon wonen, wat volgens de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 een voorwaarde is voor het verlenen van een urgentieverklaring.
Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank vastgesteld dat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had vastgesteld dat de zoon bij de ex-partner kon wonen, en dat de eiseres niet in aanmerking kwam voor de hardheidsclausule. De rechtbank benadrukte dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast en dat de huidige situatie van de eiseres niet voldeed aan de criteria voor een acute onhoudbare of levensbedreigende situatie.
De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.