ECLI:NL:RBMNE:2020:3540
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht en ontbreken van besluit
Op 15 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 20/550. Eiser heeft op 29 januari 2020 beroep ingesteld, maar heeft het griffierecht van € 48,- niet op tijd betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat het niet nodig was. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet iemand die in beroep gaat griffierecht betalen. De rechtbank heeft eiser op 9 maart 2020 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat hij het griffierecht binnen vier weken moest betalen. Aangezien het bedrag niet op tijd is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor de late betaling, kan de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser geen kopie van het besluit waartegen hij beroep instelt heeft ingediend. Op 10 maart 2020 heeft de rechtbank eiser opnieuw een aangetekende brief gestuurd, waarin hij werd verzocht om een kopie van het besluit. Eiser heeft hierop niet gereageerd, wat een extra reden is voor de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft besloten dat er geen vergoeding van proceskosten zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.