ECLI:NL:RBMNE:2020:3511

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
16-263283-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met letsel als gevolg

Op 27 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2019 te Oudewater een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1968, bestuurde een personenauto onder invloed van alcohol en verleende geen voorrang aan een bromfiets, wat resulteerde in een aanrijding waarbij twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opliepen. Tijdens de terechtzitting op 13 augustus 2020 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. G.H. Kroon. De officier van justitie, A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, heeft de verdachte beschuldigd van roekeloos rijgedrag en het rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van het verkeersongeval door schuld. De rechtbank oordeelde dat de verkeersfout van het niet verlenen van voorrang onvoldoende was om schuld aan te nemen in de zin van de Wegenverkeerswet. Echter, de verdachte heeft de subsidiaire tenlasteleggingen, waaronder het rijden onder invloed van alcohol, erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een alcoholgehalte van 400 microgram per liter uitgeademde lucht had, wat boven de wettelijke limiet ligt.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire feiten en heeft een geldboete opgelegd van in totaal € 900,-, te vervangen door hechtenis indien niet betaald. Daarnaast is er een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een blanco strafblad heeft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-263283-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2020. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. G.H. Kroon, advocaat te Leerdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair:op 1 augustus 2019 te Oudewater als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door te rijden onder invloed van alcohol en geen voorrang te verlenen, waarbij [slachtoffer 1] een bovenbeenbreuk heeft opgelopen en [slachtoffer 2] een gebroken handwortelbeentje en enkelbreuk heeft opgelopen;
subsidiair:op 1 augustus 2019 te Oudewater als bestuurder van een personenauto door zijn gedragingen gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel het verkeer op de weg heeft gehinderd;
Feit 2op 1 augustus 2019 te Oudewater onder invloed van alcohol een personenauto heeft bestuurd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om het standpunt van de officier van justitie te volgen ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van feit 1 primair
Vaststaat dat een verkeersongeluk heeft plaatsgevonden waarbij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dit verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Om schuld aan te nemen dient er sprake te zijn van zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag van verdachte. Of er sprake is geweest van zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag van verdachte hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verkeersfout die verdachte heeft gemaakt bestaande uit het niet voorrang verlenen, onvoldoende is om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
4.3.2
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten onder feit 1 subsidiair en feit 2 bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak van deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen (aldus artikel 359, derde lid Wetboek van Strafvordering): [1]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2020;
  • een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 20 september 2019, pagina’s 8 tot en met 18;
  • een ademanalyseformulier van 1 augustus 2019, pagina 22.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair
op 1 augustus 2019 te Oudewater als bestuurder van een voertuig (merk Audi), daarmee rijdende op de weg, Johan J. Vierbergenweg (gaande in de richting van de Utrechtsestraatweg),
- terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol en
- bij het afslaan naar links, in onvoldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken naar het op die Johan J. Vierbergenweg tegemoetkomend verkeer en een hem op dezelfde weg tegemoetkomend motorrijtuig (bromfiets merk Piaggio) niet voor heeft laten gaan
- tengevolge waarvan het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto merk Audi) tegen voornoemd motorrijtuig (bromfiets
merk Piaggio) in aanrijding is gekomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Feit 2
op 1 augustus 2019 te Oudewater, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto merk Audi), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 400 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 2
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (400 microgram)

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een geldboete van € 900,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis;
- een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen, omdat dit negatieve gevolgen heeft voor de werkzaamheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een auto gevaarlijk gedragen door onder invloed van alcohol te gaan rijden en heeft vervolgens onvoldoende op de weg gelet. Terwijl hij afsloeg, heeft hij aan twee jonge zussen die op een bromfiets reden geen voorrang verleend waardoor de bromfiets met zijn auto in botsing is gekomen. Beide zussen hebben fors letsel opgelopen, waaronder meerdere breuken waarvoor operatief herstel nodig was. Zoals blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] hebben beide slachtoffers nog steeds te kampen met fysieke en psychische gevolgen van dit ongeval.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juli 2020, waaruit blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 12 maart 2020, waarin de reclassering het recidiverisico inschat als laag en adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Daarbij merkt de rechtbank op dat er volgens artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht twee aparte straffen dienen te worden opgelegd nu feit 1 subsidiair een overtreding betreft en feit 2 een misdrijf is. Voor het rijden onder invloed van 400 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, wordt een geldboete ter hoogte van € 420,- genoemd in voornoemde oriëntatiepunten. De rechtbank acht deze straf passend en zal deze straf aan verdachte opleggen. Voor het veroorzaken van gevaar op de weg bestaat geen oriëntatiepunt. De rechtbank acht in het onderhavige geval, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een geldboete ter hoogte € 480,- en een geheel voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Daarbij sluit de rechtbank aan bij de geformuleerde eis van de officier van justitie voor beide feiten tezamen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
- een geldboete van
€ 480,00 (vierhonderdtachtig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 9 dagen;
  • ontzegtverdachte
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
    6 (zes) maanden;
  • beveelt dat deze bijkomende straf
  • stelt daarbij
  • de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Ten aanzien van feit 2
- een geldboete van
€ 420,00 (vierhonderdtwintig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 8 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. G. Perrick en D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 1 augustus 2019 te Oudewater, in elk geval in
Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto merk Audi), daarmede rijdende over de weg,
Johan J. Vierbergenweg (gaande in de richting va de
Utrechtsestraatweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van (een aanzienlijke
hoeveelheid) alcohol en/of
- bij het afslaan naar links, niet of in onvoldoende mate heeft gekeken
en/of is blijven kijken naar het op die Johan J. Vierbergenweg
tegemoetkomend verkeer en/of een hem op dezelfde weg
tegemoetkomende motorrijtuig (bromfiets merk Piaggio) niet voor heeft
laten gaan en/of
- tengevolge waarvan het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto merk Audi) tegen voornoemd motorrijtuig (bromfiets
merk Piaggio) is gebotst, althans daarmee in aanrijding is gekomen,
waardoor (een) ander(en)
- genaamd [slachtoffer 2] (zijnde de bestuurder van voornoemde bromfiets),
zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken handwortelbeentje en/of een
enkelbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan en/of
- genaamd [slachtoffer 1] (zijnde de bijrijder van voornoemde bromfiets),
zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenbeenbreuk, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, immers was blijkens
een onderzoek als bedoeld in artikel 8 tweede lid aanhef en onder a van
de wegenverkeerswet 1994 het alcoholgehalte van zijn adem 400
microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter
uitgeademde lucht en/of terwijl het feit is veroorzaakt of mede is
veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994, art

8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet

1994, art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2019 te Oudewater als bestuurder van
een voertuig (merk Audi), daarmee rijdende op de weg, Johan J.
Vierbergenweg (gaande in de richting van de Utrechtsestraatweg),
- terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van (een aanzienlijke
hoeveelheid) alcohol en/of
- bij het afslaan naar links, niet of in onvoldoende mate heeft gekeken
en/of is blijven kijken naar het op die Johan J. Vierbergenweg
tegemoetkomend verkeer en/of een hem op dezelfde weg
tegemoetkomend motorrijtuig (bromfiets merk Piaggio) niet voor heeft
laten gaan en/of (vervolgens)
- tengevolge waarvan het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto merk Audi) tegen voornoemd motorrijtuig (bromfiets
merk Piaggio) is gebotst, althans daarmee in aanrijding is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, op of omstreeks 1 augustus 2019 te Oudewater, als bestuurder van
een motorrijtuig, (personenauto merk Audi), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 400 microgram, in
elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht
bleek te zijn;
( art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 augustus 2019, nummer PL0900-2019231139, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 54. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.