ECLI:NL:RBMNE:2020:3504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
8181957
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Functiewaardering en partijbedoeling bij arbeidsovereenkomst in het arbeidsrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 2 september 2020, staat de functiewaardering van een werknemer, [eiser], centraal. [eiser] was in dienst bij [gedaagde] B.V. als timmerman en vordert achterstallig salaris op basis van een hogere functiewaardering. De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling via Skype vanwege de coronamaatregelen. [eiser] stelt dat hij als Timmerman I had moeten worden ingeschaald, terwijl [gedaagde] aanvoert dat hij correct als Timmerman II is ingeschaald. De kantonrechter oordeelt dat de feitelijke werkzaamheden van [eiser] overeenkomen met die van Timmerman II, en dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat zijn werkzaamheden substantieel en structureel overeenkwamen met die van Timmerman I. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de afspraken die partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst hebben gemaakt en de noodzaak voor werknemers om hun functiewaardering tijdig aan te vechten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8181957 AC EXPL 19-4238 LT/33864
Vonnis van 2 september 2020
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. Hoekstra,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R. Eringa.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met aangehecht productie 1 t/m 13,
- de conclusie van antwoord,
- de pleitaantekeningen van de zijde van [eiser] ,
- de comparitieaantekeningen van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 juli 2020. In verband met het Corona-virus werd de mondelinge behandeling niet op de rechtbank gehouden, maar via Skype for Business. De griffier heeft daarvan aantekening gehouden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 16 januari 2017 voor de duur van zeven maanden in dienst getreden bij [gedaagde] . Zijn startsalaris bedroeg € 13,27 bruto per uur oftewel € 2.300,- bruto per maand op basis van een 40-urige werkweek. De functiebenaming in de arbeidsovereenkomst is “Allround timmerman”.
2.2.
Op 15 augustus 2017 is de arbeidsovereenkomst van [eiser] verlengd voor de duur van acht maanden. Ten opzichte van de eerste arbeidsovereenkomst is zijn salaris verhoogd naar € 2.380,- bruto per maand en is de functiebenaming gewijzigd naar “Timmerman”.
2.3.
[eiser] werd tewerkgesteld bij diverse opdrachtgevers van [gedaagde] .
2.4.
Op de arbeidsverhouding zijn zowel de cao Bouw & Infra 2018/2019 als de cao NBBU 2014-2019 van toepassing.
2.5.
In de functielijst bouwplaatsmedewerkers behorend bij de van toepassing zijnde cao Bouw & Infra is onder meer het volgende opgenomen:
“De indeling van functies in de groepen A tot en met E is gebaseerd op functie-eisen met betrekking tot opleiding, ervaring, veiligheid en gezondheid, belastende fysieke arbeidsomstandigheden, leiding geven en de mate waarin zelfstandig beslissingen genomen moeten worden. Bij het aangaan van een dienstverband dienen werkgever en werknemer gezamenlijk na te gaan wat de aard van de te verrichten werkzaamheden zal zijn. Aan de hand van deze analyse wordt de werknemer ingedeeld in de juiste functie, en de daarbij behorende functiegroep vastgesteld.
(…)
GROEP B
(…)
56. Timmerman II
Het aan de hand van tekeningen en op aanwijzingen van een vakman maken en stellen van de meest voorkomende bekistingen en verrichten van technisch niet ingewikkelde stel- en timmerwerkzaamheden.
(…)
GROEP D
115. Timmerman I
Het aan de hand van tekeningen zelfstandig maken en stellen van alle voorkomende bekistingen en het zelfstandig verrichten van alle voorkomende stel- en timmerwerkzaamheden zowel in de nieuwbouw, vernieuwings-, als onderhoudssector.”
2.6.
In het functioneringsverslag van [eiser] gedateerd 16 mei 2017 staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“ [voornaam van eiser] heeft het erg naar zijn zin. Bij de huidige opdrachtgever moet hij veel improviseren, wat hij leuk vindt.
(…)
Hij houdt zich vooral bezig met aftimmerwerk van oude wanden e.d. (…) Zijn voorkeur gaat uit naar het aftimmeren vooral door het improviseren. Hij is een tevreden mens.
Voor hij bij ons kwam heeft hij 6 jaar gewerkt als vrachtwagenmonteur daarvoor timmerman.
In het begin zat hij voor hem bij het verkeerde bedrijf. Hij gaf regelmatig aan dat het voor hem te snel ging. De opdrachtgever gaf aan dat [voornaam van eiser] niet snel genoeg werkte. Nieuwbouw + produktiewerk past niet bij hem."
2.7.
In het functioneringsverslag van [eiser] gedateerd 27 juli 2017 staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“Hoe gaat het in het algemeen? Hoe is het gevoel? Hoe is de beleving?
Medewerker
Ontspannen uitvoerder
Krijgt complimenten
Wordt vrijgelaten
(…)
Moest een jongen aansturen (beginneling)
Werkt soms als voorman op de bouw
Verantwoordelijke/gesprekspartner
Opdrachtgever is zeer tevreden en werkt op eigen temp, maar doet alles in 1x goed en dat vinden ze fijn.
Ze waarderen dat hij mensen kan aansturen.
(…)
Vindt iemand aansturen geen belemmering meer een uitdaging.”
2.8.
[eiser] heeft zich op 3 november 2017 ziek gemeld en is nadien niet meer aan het werk geweest voor [gedaagde] .
2.9.
Het dienstverband is op 15 maart 2018 geëindigd.
2.10.
Bij brief van 28 februari 2019 heeft (de gemachtigde van) [eiser] aan [gedaagde] een herberekening van het loon verzocht en een daarbij behorende nabetaling. [gedaagde] heeft afwijzend op die verzoeken gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen € 6.840,15 ter zake achterstallig salaris te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% en de wettelijke rente daarover. Tot slot vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat hij te weinig salaris heeft ontvangen gedurende de periode dat hij bij [gedaagde] in dienst is geweest. [eiser] stelt dat hij werkzaam is geweest in de functie van Timmerman I, maar uitbetaald heeft gekregen conform de salarisschaal van Timmerman II. Om die reden vordert hij in deze procedure het verschil in salaris tussen deze twee functies. De wettelijke rente vordert [eiser] , omdat [gedaagde] ondanks sommaties niet overgaat tot betaling van zijn vordering en daarom in verzuim is.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Kort gezegd baseert [gedaagde] haar verweer op het volgende. Uitgangspunt is welke werkzaamheden [eiser] feitelijk bij de inlener verrichtte. Aangezien die naar haar aard overeenkomen met het functieprofiel van Timmerman II heeft [eiser] het juiste loon ontvangen. Om die reden kan hij geen aanspraak maken op meer. Voor het geval in deze procedure vast zou komen te staan dat hij verloond had moeten worden op basis van functiegroep D dan kan [eiser] in ieder geval geen aanspraak maken op de inlenersbeloning vanaf het moment dat hij ziek is geweest. Vanaf dat moment is hij immers niet uitgezonden geweest.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kernvraag in de discussie tussen partijen is of [eiser] bij [gedaagde] in dienst was als Timmerman I of Timmerman II. Timmerman II valt immers binnen loongroep B en Timmerman I onder loongroep D. Loongroep D kent een hoger uurloon dan Loongroep B. Aangezien [eiser] tijdens zijn dienstverband bij [gedaagde] betaald heeft gekregen conform loongroep B, maar hij vindt dat zijn feitelijke werkzaamheden binnen loongroep D vielen, vordert [eiser] in deze procedure achterstallig loon. Namelijk het verschil tussen het uurloon van functiegroep B en D.
Standpunt [eiser]
4.2.
stelt zich op het standpunt dat hij verloond dient te worden als Timmerman I. Ten eerste omdat hij met [gedaagde] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat hij werkzaam zou zijn als Timmerman I. In de arbeidsovereenkomst luidt zijn functiebenaming “Allround timmerman”. Hoewel die benaming niet in de cao wordt gebruikt, komt deze benaming het meest overeen met Timmerman I, aldus [eiser] .
4.3.
Daarnaast kunnen de feitelijk door hem uitgevoerde werkzaamheden niet tot een andere conclusie leiden dan dat hij altijd werkzaam is geweest als Timmerman I. Ter zitting heeft [eiser] een toelichting gegeven op de aard van zijn taken en omstandigheden waaronder hij zijn werkzaamheden uitvoerde. Zo werd hem bij verschillende klussen slechts aangegeven wat het eindresultaat moest zijn. Vervolgens voerde hij de opdracht zelfstandig en vaak alleen uit. Dat betekende dat hij ook wel eens moest inmeten en uittekenen. Alle voorkomende werkzaamheden die er op dat moment moesten gebeuren deed [eiser] . Dat hij meerdere keren met de heer [A] heeft samengewerkt, is juist, maar dit was geen gezagsverhouding. Het kwam zelfs voor dat [A] niet wist hoe iets moest, zodat [eiser] uitleg en instructie moest geven. De keer dat [eiser] een beginneling mee kreeg op de klus, was voor [eiser] een verrijking van zijn functie, omdat hij veel energie haalt uit het opleiden en begeleiden van collega’s. De hier geschetste aard van te verrichten werkzaamheden onderbouwt [eiser] door middel van zijn functionerings- en beoordelingsverslagen. Daaruit blijkt – volgens [eiser] – dat hij feitelijk werkzaam was als Timmerman I.
Standpunt [gedaagde]
4.4.
is het niet met [eiser] eens en heeft tegen de vordering het volgende aangevoerd. Het is van meet af aan de bedoeling van partijen geweest om [eiser] uit te zenden in de functie van Timmerman II. “Allround” in de functiebenaming in de eerste arbeidsovereenkomst zegt niets over de mate van zelfstandigheid, maar enkel over het feit dat hij alle voorkomende werkzaamheden zou moeten kunnen uitvoeren. Om verwarring te voorkomen is de functiebenaming in de tweede arbeidsovereenkomst dan ook aangepast, welk contract door [eiser] voor akkoord is ondertekend.
4.5.
Ook de aard van de feitelijk door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden geven geen aanleiding om zijn functie in te delen in loongroep D. Daarvoor is een hoge mate van zelfstandigheid vereist. Daarvan was bij [eiser] geenszins sprake. Hij voerde eenvoudige timmerwerkzaamheden uit en (lichte) sloopwerkzaamheden. Dit deed hij aan de hand van tekeningen en op aanwijzing van een vakman. Uit de functionerings- en beoordelingsverslagen blijkt evenwel dat [eiser] er plezier uit haalde om een beginneling te begeleiden en te improviseren in zijn werk, maar dit maakte nog niet dat hij zelfstandig was in de uitvoering van zijn takenpakket.
Functiewaardering
4.6.
Met betrekking tot de functiewaardering overweegt de kantonrechter als volgt. Uitgangspunt is wat partijen bij het aangaan van de dienstbetrekking met elkaar zijn overeengekomen. Werkgever en werknemer worden geacht op dat moment met elkaar in overleg te treden over de uit te voeren werkzaamheden en de kennis en ervaring van de werknemer. Partijen dienen samen te beoordelen tot welke functie de uit te oefenen werkzaamheden behoren en welk loon daartegenover staat op grond van de loongroepen in de cao.
4.7.
Door ondertekening van de arbeidsovereenkomst wordt verondersteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de functie en het bijbehorend salaris. [eiser] heeft, gelet op de tekst van de arbeidsovereenkomst, ingestemd met het werk als (allround) timmerman tegen een salaris van € 2.300,- bruto per maand. Die afspraak heeft hij een half jaar later bestendigd bij de totstandkoming van de tweede arbeidsovereenkomst. Tijdens de gehele duur van het dienstverband heeft [eiser] zich niet beklaagd over zijn salaris in relatie tot de door hem verrichtte werkzaamheden.
4.8.
Pas bijna een jaar na uitdiensttreding heeft [eiser] [gedaagde] te kennen gegeven het niet eens te zijn met zijn salaris, omdat de waardering van zijn feitelijke werkzaamheden zou nopen tot inschaling in een andere functie en daarmee in een hogere loongroep. Hij stelt zich in deze procedure op het standpunt dat [gedaagde] de feitelijk door hem uitgevoerde werkzaamheden niet zorgvuldig heeft gewaardeerd.
4.9.
De kantonrechter overweegt dat de indeling van functies op basis van de cao Bouw & Infra in de loongroepen A tot en met E is gebaseerd op functie-eisen met betrekking tot opleiding, ervaring, veiligheid en gezondheid, belastende fysieke arbeidsomstandigheden, leiding geven en de mate waarin zelfstandig beslissingen genomen moeten worden. Het is heel goed mogelijk dat de taken en verantwoordelijkheden gedurende de looptijd van een dienstverband veranderen en verzwaren zodanig dat op enig moment kan worden gesproken van een structurele en substantiële wijziging van de functiezwaarte als gevolg waarvan de werknemer in een ander functieprofiel valt en aanspraak kan maken op een inherente loonsverhoging.
4.10.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij deze afweging zorgvuldig heeft gemaakt. Daarbij speelde een belangrijke rol dat [eiser] vóór indiensttreding bij [gedaagde] niet werkzaam was als timmerman maar als vrachtwagenchauffeur. [eiser] was een herintreder binnen de bouw en diende dan ook uren te maken om zijn kennis en kunde weer op peil te brengen. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat zij [eiser] graag aan een baan wilde helpen, maar het feit dat [eiser] meerdere jaren uit de bouw was geweest aanleiding voor haar was om de inschaling voorzichtig in te steken. Daarbij had [gedaagde] groei in het vooruitzicht gesteld wanneer zou blijken dat [eiser] inderdaad over de benodigde kennis en kunde beschikte. Hoewel [eiser] bij de laatste opdrachtgever voor zijn ziekmelding en uitdiensttreding goed op zijn plek zat en de opdrachtgever tevreden was over zijn inzet en de kwaliteit van werk, verliepen de daaraan voorafgaande opdrachten minder goed. Dit vormde voor [gedaagde] dan ook geen aanleiding om zijn functie en daarmee zijn salaris aan te passen.
4.11.
Voor een geslaagd beroep op aanpassing van de functiewaardering naar Timmerman I rust op [eiser] de stelplicht en bij betwisting de bewijslast van zijn standpunt. [eiser] zal overtuigend moeten onderbouwen dat zijn werkzaamheden bij aanvang van zijn dienstbetrekking of op enig moment nadien van zodanige aard waren dat deze binnen een andere functie en andere loongroep dienden te vallen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , zoals hiervoor onder 4.10 is verwoord, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat bij hem sprake was van een substantiële en structurele zelfstandige uitvoering van de werkzaamheden overeenkomstig de functieomschrijving van Timmerman I. Hoewel dit misschien wel de wens en behoefte van [eiser] zijn geweest, heeft hij niet aangetoond dat hij gedurende zijn dienstverband bij [gedaagde] ook overeenkomstig heeft gewerkt. Zijn loonvordering zal dan ook worden afgewezen.
Overige twistpunten
4.12.
Nu vaststaat dat [eiser] met [gedaagde] heeft afgesproken in dienst te treden in de functie van Timmerman II en de aard van de door hem verrichtte werkzaamheden in de praktijk ook aansluiten bij het functieprofiel van Timmerman II, slaagt het standpunt van [eiser] niet dat hij overeenkomstig een ander functieprofiel verloond had moeten worden. Daarom zal zijn vordering tot betaling van achterstallig loon worden afgewezen. Dit oordeel brengt met zich dat niet aan de orde komt de vraag of artikel 16 lid 9 NBBU-cao al dan niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast en of [eiser] aanspraak kan maken op de inlenersbeloning tijdens ziekte. Die vragen zouden slechts aan de orde zijn als de stelling van [eiser] zou slagen dat hij niet in de juiste functie is ingedeeld. Of wanneer vast zou komen te staan dat hij minder verdiende dan medewerkers in dezelfde functie in vaste dienst bij de opdrachtgever. Aangezien [eiser] niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat hiervan sprake is of dat hij in de functie van Timmerman II te weinig loon heeft ontvangen, kunnen deze vragen buiten beschouwing blijven.
Proceskosten
4.13.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op (2 punten x tarief
€ 300,00 =) € 600,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 september 2020.