ECLI:NL:RBMNE:2020:3483
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; proceskostenveroordeling wegens te late overhandiging grondstaffel
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een recreatiewoning. De heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerenlanden had de waarde van de woning vastgesteld op € 143.000,-- per waardepeildatum 1 januari 2018. Eiser, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar aangetekend, dat door de verweerder ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting, die vanwege coronamaatregelen via Skype plaatsvond, heeft eiser een lagere waarde van € 107.000,-- bepleit. De rechtbank oordeelde dat de verweerder aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, mede op basis van een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen op hetzelfde vakantiepark. De rechtbank volgde echter eiser in zijn standpunt dat de verweerder ten onrechte pas in beroep inzicht had gegeven in de toegepaste grondstaffel, wat de procespositie van eiser ongelijkwaardig maakte.
De rechtbank heeft de verweerder daarom veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.572,-- en bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 47,-- aan hem moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar erkende de tekortkoming van de verweerder in de procesvoering.