ECLI:NL:RBMNE:2020:3481
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en controleerbaarheid van grondstaffel
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Stichtse Vecht vastgestelde waarde van € 390.000,-- voor het belastingjaar 2019, welke was gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). In de uitspraak op bezwaar van 4 oktober 2019 werd het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiser in beroep ging.
De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte pas in beroep inzicht had gegeven in de toegepaste grondstaffel, wat de controleerbaarheid van de waarde in het geding bracht. De rechtbank stelde vast dat de onderbouwing van de waarde van de kavels door verweerder onvoldoende inzichtelijk was. Eiser had een lagere waarde van € 320.000,-- bepleit, maar kon deze niet onderbouwen met een taxatierapport. De rechtbank besloot uiteindelijk zelf de waarde van de woning schattenderwijs vast te stellen op € 370.000,--.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.572,--. Tevens werd bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 47,-- aan hem vergoed diende te worden. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog openbaar zal worden gemaakt.