ECLI:NL:RBMNE:2020:3480
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning op basis van vergelijkingsmethode
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente was vastgesteld op € 560.000,--, met als waardepeildatum 1 januari 2018. De heffingsambtenaar had deze waarde onderbouwd met een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank volgde de argumenten van de heffingsambtenaar en wees de beroepsgronden van de eiser af, waaronder de bruikbaarheid van verkoopcijfers van referentiewoningen en de waardering van een dakkapel. De rechtbank concludeerde dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.