ECLI:NL:RBMNE:2020:348

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
7920946UC EXPL 19-7606
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige afwijzing zorgaanvraag en aansprakelijkheid Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze zaak heeft eiser, die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en geregistreerd staat met een briefadres, een vordering ingesteld tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiser heeft zorg aangevraagd op grond van de Wet Langdurige Zorg, maar zijn aanvraag is door CIZ afgewezen. Eiser stelt dat CIZ onrechtmatig heeft gehandeld door de afwijzing naar zijn briefadres te sturen, wat heeft geleid tot schade doordat persoonlijke gegevens openbaar zijn geworden. CIZ heeft echter aangevoerd dat zij wettelijk verplicht was om de afwijzing naar het officiële briefadres van eiser te sturen, en dat zij niet op een andere manier het besluit kon bekendmaken. Tijdens de comparitie na antwoord op 28 januari 2020 heeft de kantonrechter de standpunten van beide partijen gehoord en vervolgens mondeling vonnis gewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat CIZ terecht de afwijzing naar het briefadres heeft gestuurd, aangezien dit het officiële adres van eiser was. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van CIZ, die zijn begroot op € 450,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7920946 UC EXPL 19-7606 MB/880
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan tijdens de comparitie na antwoord op 28 januari 2020
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. W.H.J.W. de Brouwer,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Centrum Indicatiestelling Zorg,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen CIZ,
gedaagde partij,
gemachtigden: mr. E.F. Vaal en mr. M.H.L. Hemmer.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank. Tegenwoordig zijn mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, en mr. M. Braam, griffier.
Verschenen zijn:
- mr. [A] (namens [eiser] )
- mevrouw [B] ( [functie van B] van CIZ)
- mr. [C] (namens CIZ)
- mr. M.H.L. Hemmer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 december 2019
  • de op 20 januari van CIZ ontvangen producties 7 tot en met 9
  • de comparitie na antwoord van 28 januari 2020
1.2.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De kantonrechter heeft daarna de zitting geschorst en na deze schorsing mondeling vonnis gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 29 september 2018 met ondersteuning van zijn hulpverleners zorg aangevraagd op grond van de Wet Langdurige Zorg. [eiser] was toen dakloos en stond in de Basisregistratie Personen (BRP) vermeld met het briefadres [adres] in [plaatsnaam] .
2.2.
Bij brief van 31 oktober 2018 heeft CIZ [eiser] uitgenodigd voor het spreekuur. Deze brief is verstuurd naar [eiser] op het briefadres uit het BRP. [eiser] is op 5 november 2018 op het spreekuur gekomen.
2.3.
Op 14 november 2018 heeft CIZ de aanvraag afgewezen en de brief daarover verstuurd aan het briefadres. Een reclasseringsmedewerker van [naam instelling] die bij [eiser] was betrokken is daarover op 19 november 2018 ook telefonisch geïnformeerd.
2.4.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing. CIZ heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Het verzoek van [eiser] om een voorlopige voorziening is door de rechtbank niet ontvankelijk verklaard.
2.5.
[eiser] heeft in het bezwaarschrift opgenomen dat CIZ de afwijzing naar een verkeerd adres had gestuurd en daarom heeft CIZ op 27 november 2018 bij de Autoriteit persoonsgegevens hierover een datalek gemeld op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Op 19 september 2019 heeft CIZ deze melding ingetrokken.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Een verklaring voor recht dat:
- het delen van persoonsgegevens van [eiser] door CIZ met derden onrechtmatig is;
- CIZ aansprakelijk is voor de schade van [eiser] als gevolg van de onrechtmatige daad van CIZ;
II. CIZ te veroordelen om aan [eiser] € 2.000 smartengeld te betalen, vermeerderd met rente;
III. CIZ te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [eiser] vindt dat CIZ onrechtmatig heeft gehandeld door de afwijzing van zijn verzoek naar zijn briefadres te sturen. [eiser] heeft daardoor schade geleden, omdat in de motivering van deze afwijzing veel persoonlijke gegevens staan waar de gemeente nu kennis van heeft genomen. Zijn briefadres is ook het adres van de afdeling Werk en Inkomen.
3.3.
CIZ voert hiertegen aan de zij de afwijzing moest sturen aan het briefadres van [eiser] , omdat dat zijn officiële adres is voor brieven. CIZ kan niet op een andere manier het besluit bekend maken dan door het versturen van deze brief naar het briefadres in het BRP. CIZ is het er niet mee eens dat de gemeente zo op de hoogte is gekomen van de inhoud van haar brief, omdat de brief was gericht aan de heer [eiser] . Naar dit adres laten wel meer mensen die dakloos zijn hun post sturen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten. De kantonrechter is met CIZ eens dat ze terecht de brief met de afwijzing van de aanvraag van [eiser] aan zijn briefadres in het BRP heeft gestuurd. Dat was het officiële adres van [eiser] voor brieven en dus de wettelijke manier van bekend maken van het besluit. CIZ heeft dus niet onrechtmatig gehandeld. Ook is overigens niet gebleken dat iemand bij Werk en Inkomen de brief heeft gelezen. Dat ligt niet voor de hand, omdat de brief was gericht aan [eiser] . Ook de schade is dus niet aannemelijk geworden.
4.2.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van CIZ betalen. Die kosten worden begroot op: € 450,00 (2,5 punt x tarief € 180,00) aan salaris.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van CIZ, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 450,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit mondeling vonnis van mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, is door hem in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.
Waarvan proces-verbaal,