In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verweerder had op 29 april 2020 aangegeven geen verweer te voeren en op 19 maart 2020 medegedeeld dat hij het eerdere besluit van 26 juni 2019 introk. Hierdoor voldeed verweerder aan de wens van verzoekster, die vervolgens haar beroep introk en om vergoeding van haar proceskosten vroeg. De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de proceskosten van verzoekster vergoed dienden te worden. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 2.698,28, inclusief het betaalde griffierecht van € 47,-. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag aan proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.