ECLI:NL:RBMNE:2020:3447

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
UTR 19/2909
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y. Rijlaarsdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking besluit door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verweerder had op 29 april 2020 aangegeven geen verweer te voeren en op 19 maart 2020 medegedeeld dat hij het eerdere besluit van 26 juni 2019 introk. Hierdoor voldeed verweerder aan de wens van verzoekster, die vervolgens haar beroep introk en om vergoeding van haar proceskosten vroeg. De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de proceskosten van verzoekster vergoed dienden te worden. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 2.698,28, inclusief het betaalde griffierecht van € 47,-. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag aan proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2909

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. L.E. Roberts-Hafkamp),
en
Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 29 april 2020 gereageerd op dit verzoek en aangegeven geen verweer te zullen voeren.
De rechtbank doet uitspraak op grond van het bepaalde in artikel 8:57 Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 26 juni 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 19 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten in beroep.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. De rechtbank leidt uit verweerders brief van 29 april 2020 af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster als volgt vast:
- € 525 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1) voor de kosten van deskundige rechtsbijstand, en
- € 2.173,28 voor de kosten van de door verzoekster ingeschakelde medische deskundige.
5. Verweerder moet verder ook het betaalde griffierecht van € 47,-aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).
6. De rechtbank wijst het verzoek toe.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van in totaal € 2.698,28 aan proceskosten. aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan op 26 augustus 2020 door mr. Y. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier
.Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Voor zover nodig wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.