ECLI:NL:RBMNE:2020:3445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
8356396 MC EXPL 20-1392
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheidstelling voor winkeldiefstal met forfaitaire schadevergoeding

In deze zaak vorderde de Stichting ServiceOrganisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA) een schadevergoeding van € 181,00 van de gedaagde, die op 22 januari 2019 een winkeldiefstal had gepleegd bij een filiaal van een winkel. De gedaagde voerde verweer en betwistte de hoogte van het forfaitaire bedrag dat door SODA was gevorderd. De kantonrechter overwoog dat winkeldiefstallen veel voorkomen en dat er een maatschappelijke noodzaak is om schade eenvoudig te verhalen op de dader. SODA is opgericht om dit proces te vergemakkelijken en hanteert een systeem waarbij een forfaitair schadebedrag wordt geïnd bij de dader, gebaseerd op de gemiddelde tijd die een winkelier kwijt is aan de afhandeling van de diefstal. De kantonrechter oordeelde dat het forfaitaire bedrag van € 181,00 redelijk was en dat er geen zwaarwegende redenen waren om hiervan af te wijken. De gedaagde had bovendien kennis van het bedrag dat gevorderd werd, aangezien dit duidelijk in de winkel was aangegeven. De kantonrechter wees de vordering van SODA toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. Het totaalbedrag dat de gedaagde moest betalen kwam uit op € 224,97, vermeerderd met rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 8356396 MC EXPL 20-1392 RW/1368
Vonnis van 26 augustus 2020
inzake
de stichting
Stichting ServiceOrganisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA),
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen SODA,
eisende partij,
gemachtigde: De Schout gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.J. Schimmel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Daarna is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

2.1.
Op 22 januari 2019 pleegde [gedaagde] een winkeldiefstal bij een filiaal van [naam winkel] in [plaatsnaam] . De bedrijfsleider deed aangifte en de politie heeft een proces-verbaal opgemaakt. In deze procedure vordert SODA voor [naam winkel] de schade als gevolg van de winkeldiefstal, in hoofdsom een forfaitair bedrag van € 181,00, met nevenvorderingen. [gedaagde] is het daarmee niet eens en voert verweer. Volgens [gedaagde] heeft [naam winkel] minder tijd aan de winkeldiefstal besteed als waarvan SODA bij het forfaitaire bedrag uitgaat.
2.2.
Het betoog en de producties van SODA, die [gedaagde] niet weerspreekt, begrijpt de kantonrechter als volgt. Winkeldiefstallen komen op grote schaal voor. Er is een maatschappelijke behoefte en noodzaak om de schade daarvan op relatief eenvoudige manier op de daders te verhalen. SODA is daarvoor speciaal opgericht en hanteert een systeem waar een forfaitair schadebedrag wordt geïnd bij de dader, gebaseerd op de gemiddelde tijd dat (in dit geval) een winkelier met de winkeldiefstal kwijt is (zie het rapport van [.] , productie 1 bij de conclusie van repliek). Bij de uitvoering van dit systeem staat SODA onder toezicht van de landelijke stichting Directe Aansprakelijkheidstelling Aan Daders (DAAD). De stichting DAAD is op haar beurt opgericht onder auspiciën van onder meer werkgeversorganisaties en het ministerie van Justitie en Veiligheid en de politie, die op de stichting ook toezicht houden.
2.3.
De kantonrechter overweegt eerst dat de uitvoering van genoemd systeem in maatschappelijke zin bijdraagt aan een efficiënte en geordende afhandeling van schades door winkeldiefstallen. Ook in die zin, dat het vorderen van een forfaitaire schadevergoeding bijdraagt aan de rechtszekerheid voor daders en tegelijk voorkomt dat gedupeerde winkeliers telkens opnieuw hun precieze schade zouden moeten bewijzen. In principe moet dan ook van het forfaitaire bedrag worden uitgegaan, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om daarvan af te wijken. Die ziet de kantonrechter in dit geval niet. [gedaagde] stelt alleen de tijd die [naam winkel] kwijt zou zijn met de diefstal ter discussie, maar dat is niet genoeg. Van belang is ook dat dat het forfaitaire schadebedrag van € 181,00 dat op daders zou worden verhaald blijkbaar duidelijk aangegeven stond in het [naam winkel] filiaal in [plaatsnaam] . [gedaagde] wist dus dat dit bedrag van hem gevorderd zou worden, voor hij tot de diefstal overging. De kantonrechter ziet al met al geen reden om af te wijken van het forfaitaire schadebedrag. Dat bedrag zal dus in hoofdsom, als onvoldoende gemotiveerd weersproken, worden toegewezen.
2.4.
De gevorderde wettelijke rente, € 3,97 tot (kennelijk) 26 februari 2020 plus de rente over de toe te wijzen hoofdsom vanaf die datum, is als onweersproken toewijsbaar.
2.5.
SODA vordert € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Conform het rapport Voorwerk II is het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het alleen doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. SODA heeft daarvoor voldoende gesteld en onderbouwd. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de staffel kantonrechters in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten en daarmee redelijk. Het gevorderde bedrag zal worden toegewezen.
2.6.
In totaal zal € 224,97 worden toegewezen, namelijk € 181,00 aan hoofdsom, € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 3,97 aan verschenen wettelijke rente, plus de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 26 februari 2020 tot de betaling.
2.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van SODA worden begroot op:
- dagvaarding € 86,85
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde €
72,00(2 punten x tarief € 36,00)
Totaal € 282,85
De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn als hierna bepaald toewijsbaar.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan SODA tegen bewijs van kwijting te betalen € 224,97, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 181,00 vanaf 26 februari 2020 tot de betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van SODA, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 282,85, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 21 dagen na aanschrijving door SODA tot de dag van betaling
;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 21 dagen na aanschrijving door SODA volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 18,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de 22e dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de 22e dag na betekening tot de voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Praamstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2020.