ECLI:NL:RBMNE:2020:3434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
C/16/506146 / FA RK 20-4264
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornis

Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1959, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De officier van justitie had op 22 juli 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden verzocht, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2020 werd de betrokkene vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. K.G.I.M. Schröder, en de casemanager. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de samenwerking met behandelaren goed verloopt en dat er geen problemen zijn geweest. Subsidiair werd verzocht om de zorgmachtiging te beperken tot zes maanden.

De rechtbank oordeelde dat er ernstige nadelen voor de betrokkene aanwezig zijn, waaronder maatschappelijke teloorgang en bedreiging van de veiligheid. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, in plaats van de gevraagde twaalf maanden, omdat de noodzaak voor een langere duur niet was gebleken. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. van den Boogaard en is schriftelijk uitgewerkt op 6 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/506146 / FA RK 20-4264
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 4 augustus 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. K.G.I.M. Schröder.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 13 juli 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020 in het gebouw van de rechtbank.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- mr. H. Cornelis, advocaat, als waarnemer voor mr. K.G.I.M. Schröder,
- mevrouw [A] , casemanager.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan de betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van a. en h. ook ambulant wordt toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De advocaat van de betrokkene concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. De samenwerking tussen de betrokkene en behandelaren verloopt goed en er zijn het afgelopen half jaar geen problemen geweest. Daar komt bij dat de casemanager toegelicht heeft dat de behandelaren hebben getwijfeld om wel of niet een zorgmachtiging aan te vragen. De advocaat concludeert subsidiair om de termijn van de zorgmachtiging te beperken tot zes maanden. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg kunnen het toedienen van vocht en voeding en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten weggelaten worden, aldus de advocaat.
De betrokkene verklaart dat de samenwerking goed verloopt en dat zij haar afspraken goed nakomt. De betrokkene vindt een zorgmachtiging niet nodig. Zij wil zonder een zorgmachtiging verhuizen. De betrokkene wil medicatie afbouwen in overleg met haar psychiater. Zij voorziet hierin zonder een zorgmachtiging geen problemen.
2.3.
De casemanager vindt dat een zorgmachtiging wel nodig is om de medicatie zo zorgvuldig en veilig mogelijk af te bouwen. De vorige keer is het afbouwen van de medicatie niet goed gegaan. Volgens de casemanager is een zorgmachtiging voor de betrokkene geen beletsel om te verhuizen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- maatschappelijke teloorgang;
- bedreiging van de veiligheid van de betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt;
- de situatie dat de betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft de betrokkene zorg nodig.
2.6.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
De betrokkene is in januari 2020 met een crisismaatregel opgenomen. Vervolgens is een machtiging voortzetting crisismaatregel en een zorgmachtiging verleend. De betrokkene is sinds maart 2020 ambulant in behandeling. Er is een goede samenwerking, maar er is een verschil van inzicht over de noodzakelijkheid van een zorgmachtiging voor het afbouwen van de medicatie. De behandelaren willen een kader om de medicatie af te bouwen, zodat ingegrepen kan worden als het misgaat. De betrokkene verwacht geen problemen in de afbouw van de medicatie. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat de betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.8.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen a. (met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding) en h. eerst moeten worden toegepast. Onder h. wordt verstaan onder meer het nakomen van afspraken in ambulante setting, hetgeen noodzakelijk is. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b. en j. worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast.
Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.9.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.11.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal anders dan is verzocht worden verleend voor de duur van zes maanden, omdat de noodzaak voor een langere duur niet is gebleken. De rechtbank zal het meer of anders verzochte afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
j. opnemen in een accommodatie,
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a. en h.;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 februari 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 4 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. van den Boogaard, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 6 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.