ECLI:NL:RBMNE:2020:3433

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
C/16/506116 / FA RK 20-4249
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 21 juli 2020 een verzoekschrift ingediend voor de zorgmachtiging ten aanzien van de betrokkene, geboren in 1974. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. H. Cornelis, en de casemanager aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met name schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing. De casemanager heeft aangegeven dat er problemen zijn in de samenwerking met de betrokkene, die psychotische verschijnselen vertoont bij het niet innemen van medicatie. De advocaat van de betrokkene heeft primair verzocht om afwijzing van het verzoek, maar subsidiair om aansluiting bij de lopende zorgmachtiging.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft benadrukt dat de ambulante zorg eerst moet worden toegepast, en dat andere vormen van zorg pas mogen worden toegepast als de ambulante zorg niet meer voldoende is. De beschikking is mondeling gegeven en schriftelijk uitgewerkt op 6 augustus 2020, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/506116 / FA RK 20-4249
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 4 augustus 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. H. Cornelis.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 24 juni 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020 in het gebouw van de rechtbank.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- mr. H. Cornelis, de advocaat van de betrokkene,
- de heer [A] , casemanager.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de officier van justitie, de advocaat van de betrokkene en aan zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan de betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van a. en h. ook ambulant wordt toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De casemanager verklaart dat er problemen zijn in de samenwerking. Er is geen behandelovereenstemming. De betrokkene vertoont psychotische verschijnselen als hij zijn medicatie niet meer inneemt. Dan is er sprake van desorganisatie, verwaarlozing, teloorgang en agressie naar behandelaren. Bij medicatiegebruik ziet men verbetering van het psychiatrisch toestandsbeeld. De betrokkene heeft echter veel last van de bijwerkingen van de medicatie-inname. Doordat er geen overeenstemming tussen de behandelaren en de betrokkene is, verloopt het contact en de opbouw van de samenwerking moeilijk. [naam instelling] is betrokken voor herstel en dagelijkse ondersteuning. De casemanager ziet geen noodzaak voor nader onderzoek van de betrokkene zoals de advocaat van de betrokkene geopperd heeft.
Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg verklaart de casemanager dat in ieder geval medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid om het eigen leven in te richten en opname toegewezen moeten worden.
2.3.
De advocaat van de betrokkene concludeert primair tot afwijzing van het verzoek, omdat de betrokkene het niet eens is met verlening van een zorgmachtiging. Hij voelt zich er niet goed bij en heeft het gevoel dat hij daarmee op een doodlopende weg zit. Subsidiair verzoekt de advocaat om aan te sluiten bij de lopende zorgmachtiging en de daarin opgenomen vormen van verplichte zorg. De betrokkene heeft er belang bij als een ultieme poging ondernomen zou worden om te onderzoeken wat de meest optimale behandeling is met zo min mogelijk bijwerkingen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van met name schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt bij de betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft de betrokkene zorg nodig.
2.6.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
De betrokkene is het vooral niet eens over de (noodzaak van) medicatie-inname. Hij ervaart bijwerkingen van de medicatie. Duidelijk is dat medicatie-inname ervoor zorgt dat het psychiatrisch toestandsbeeld van de betrokkene verbetert. Doordat de betrokkene het niet eens is, is samenwerken moeilijk gebleken. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat de betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.8.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen a. (met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding) en h. eerst moeten worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b. en j. worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast.
Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen. De rechtbank zal het meer of anders verzochte afwijzen.
2.9.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.11.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
j. opnemen in een accommodatie,
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a. en h.;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 augustus 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 4 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. van den Boogaard, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 6 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.