Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juli 2020 een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene, geboren in 1993, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De officier van justitie had op 17 juni 2020 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. T.C. Schouten, een psychiater en een verpleegkundige werden gehoord.
De psychiater verklaarde dat de betrokkene voorlopig opgenomen moest blijven, gezien zijn eerdere opname met een psychose en de huidige situatie waarin hij nog niet volledig hersteld was. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat de betrokkene zorg nodig had om ernstig nadeel, zoals levensgevaar en maatschappelijke teloorgang, te voorkomen. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 2 januari 2021, en bepaalde dat de betrokkene zich moest houden aan afspraken in het ambulante kader.
De beschikking omvatte verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid om het eigen leven in te richten. De rechtbank concludeerde dat de verplichte zorg evenredig en effectief was, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter mr. T. Dopheide en is schriftelijk uitgewerkt op 10 juli 2020.