Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de producties 1 tot en met 6 van [eiseres]
- de producties 1 tot en met 15 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 6 augustus 2020
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.Waar gaat dit kort geding over?
Er is op enig moment een arbeidsconflict tussen [eiseres] en [gedaagde] ontstaan. [eiseres] heeft tot een kort geding procedure tegen [gedaagde] bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland aanhangig gemaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling van dat kort geding hebben [eiseres] en [gedaagde] een schikking getroffen. Deze schikking is vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in kort geding van 6 november 2019. [gedaagde] meent dat [eiseres] het in punt 12 van deze schikking opgenomen geheimhoudingsbeding heeft overtreden en dat zij voor die overtreding een boete van minstens € 25.000 aan [gedaagde] moet betalen. [gedaagde] heeft om die boete te innen executoriaal beslag gelegd op de Volkswagen type Polo met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) van
[eiseres] en op de bankrekeningen van [eiseres] bij de Rabobank en ING.
vindt dat deze beslagen onterecht zijn gelegd en wil met dit kort geding vooral bereiken dat die beslagen worden opgeheven. Zij vordert, samengevat:
primaira. opheffing/nietigheidverklaring van de beslagen
b. teruggave van de auto in onbeschadigde staat op straffe van een dwangsom
€ 2.500
subsidiaird. schorsing van de executie op straffe van een dwangsom
meer subsidiaire. matiging van de boete tot nihil.
3.De beoordeling
[eiseres] en [gedaagde] zijn het erover eens dat de beëindigingsovereenkomst waarnaar in dit proces-verbaal wordt verwezen de beëindigingsovereenkomst is die
[eiseres] in dit kort geding als productie 1 bijlage 1 heeft overgelegd.
De beoordeling van dit, door [gedaagde] betwiste, standpunt kan in het midden blijven. Ook als dit standpunt van [eiseres] niet opgaat en geconcludeerd wordt dat zij door het maken van de opmerking het in 7.4 geformuleerde geheimhoudingsbeding heeft overtreden, dan kan dit [gedaagde] niet baten. In de beëindigingsovereenkomst is, zoals [eiseres] ook nog aanvoert, niet vermeld dat er een boete verschuldigd is bij overtreding van het geheimhoudingsbeding van 7.4. Het is niet in 7.4 zelf vermeld, maar ook niet in de andere bepalingen van hoofdstuk 7 (7.2, 7.3., 7.5).
Dat geheimhoudingsbeding maakt integraal onderdeel uit van deze Overeenkomst en wordt als zodanig aangehecht.”
Het is onvoldoende aannemelijk dat het hiervoor genoemde document het document is waarnaar in 7.4 van de beëindigingsovereenkomst wordt verwezen.
heeft dit betwist. Zij heeft dit document, zo voert zij aan, vóór dit kort geding nog nooit gezien. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat dit wel zo is. De feiten wijzen juist op het tegendeel. Het door [gedaagde] overgelegde document (genaamd “het geheimhoudingsbeding) is niet door [eiseres] en ook niet door [A] voor akkoord ondertekend. Daarbij komt dat [gedaagde] heeft toegelicht dat dit document aan
Primaire vordering: teruggave van de in beslaggenomen auto in onbeschadigde staat
€ 2.500 aan materiële en immateriële schadevergoeding betaalt. Ook deze vordering wordt afgewezen. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is onder andere nodig dat het in hoge mate aannemelijk is dat die vordering bestaat. Dat is hier niet het geval. Het is weliswaar mogelijk om op grond van onrechtmatige beslaglegging schadevergoeding te vorderen, maar [eiseres] heeft, zoals [gedaagde] ook aanvoert, de schade die zij door deze onrechtmatige beslaglegging lijdt en zal lijden niet gemotiveerd onderbouwd.
980,00
4.De beslissing
a. de auto (Volkswagen type Polo met kenteken [kenteken] )
b. de bankrekeningen van [eiseres] bij:
- de coöperatieve Rabobank U.A. gevestigd te Amsterdam
- de ING Bank N.V. gevestigd te Amsterdam