ECLI:NL:RBMNE:2020:3326

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3834
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van verkeersbesluit betreffende laadplekken voor elektrische voertuigen en de rechtsgeldigheid van de situatietekening

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein. De eiser was het niet eens met de aanleg van laadplekken voor elektrische voertuigen, die volgens hem niet op de juiste locatie waren aangelegd, zoals hij had verwacht op basis van het verkeersbesluit. Het college had op 15 november 2018 een verkeersbesluit genomen waarin twee parkeerplaatsen ter hoogte van een specifiek adres waren aangewezen als laadplekken. De eiser had verwacht dat deze laadplekken aan de straat voor zijn woning zouden worden aangelegd, maar ze zijn daadwerkelijk om de hoek aangelegd.

De rechtbank oordeelde dat het verkeersbesluit in samenhang met de bijbehorende situatietekening moest worden bekeken. De rechtbank concludeerde dat de laadplekken in overeenstemming waren met het verkeersbesluit en dat het college daarom niet bevoegd was om handhavend op te treden. Het handhavingsverzoek van de eiser werd terecht afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3834

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B. Benard),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigde: D. van Straalen).

Inleiding

Het college heeft op 15 november 2018 een verkeersbesluit genomen waarin twee parkeerplaatsen “ter hoogte van de [adres] ” zijn aangewezen als standplaats voor het laden van elektrische voertuigen. Bij het verkeersbesluit hoort een situatietekening, waarop de parkeerplaatsen staan ingetekend.
De twee parkeerplaatsen zijn vervolgens tegenover eisers woning aan de [adres] in [woonplaats] (om de hoek van de [adres] ) aangelegd en ingericht uitsluitend ten behoeve van het parkeren voor het opladen van elektrische voertuigen.
Eiser is het niet eens met deze laadplekken voor zijn woning. Hij had op basis van het verkeersbesluit verwacht dat de laadplekken aan de [straat] zouden worden aangelegd, bij de ingang van het gebouw [adres] . Hij vindt dat de locatie waar de laadplekken nu zijn aangelegd niet wordt gedekt door het verkeersbesluit. Eiser wil dat de laadplekken verwijderd worden en heeft het college gevraagd om handhaving.
Het college heeft het handhavingsverzoek van eiser afgewezen met het besluit van 17 april 2019. Met het besluit van 14 augustus 2019 heeft het college eisers bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De zaak zou worden behandeld op de zitting van 23 april 2020. Door de maatregelen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus kon die zitting niet doorgaan. Partijen hebben er vervolgens mee ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 14 mei 2020.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In het verkeersbesluit staat dat twee parkeerplaatsen “ter hoogte van de [adres] ” als laadplekken worden aangewezen, maar in het verkeersbesluit staat ook een verwijzing naar de situatietekening. Op de situatietekening is duidelijk te zien waar de laadplekken zullen komen: dat is inderdaad recht tegenover eisers woning aan de [adres] , waar de laadplekken ook daadwerkelijk zijn aangelegd. Net als het college is de rechtbank van oordeel dat “ter hoogte van de [adres] ” niet onjuist is: dat adres betreft namelijk een groot pand, dat op de hoek ligt van de [straat] en de [straat] . De rechtbank snapt dat eiser op basis van de tekst van het verkeersbesluit iets anders verwachtte, maar zij is van oordeel dat dit besluit in samenhang met de situatietekening moet worden bekeken.
2. Het besluit is dus duidelijk genoeg, hoewel de tekst in de Staatscourant op zichzelf misschien tot verwarring zou kunnen leiden. Dat is iets waar eiser op had kunnen wijzen als hij door toedoen van die verwarring niet tijdig bezwaar zou hebben gemaakt tegen het verkeersbesluit als zodanig.
3. De conclusie is dat het college terecht heeft geconstateerd dat de laadplekken zijn aangelegd in overeenstemming met het verkeersbesluit, en dat hij daarom niet bevoegd is om daartegen handhavend op te treden. Het handhavingsverzoek is terecht afgewezen.
4. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 17 augustus 2020 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra dat weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.