ECLI:NL:RBMNE:2020:3325

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1441
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor appartementen in beschermd stadsgezicht en de afweging van belangen van omwonenden

In deze zaak gaat het om de omgevingsvergunning die op 12 juni 2018 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht is verleend aan Oudewater Vastgoed voor de verbouwing van een rijksmonument in een beschermd stadsgezicht. De vergunning betreft de realisatie van 23 appartementen in een pand dat voorheen een onderwijsfunctie had. De eisers, bewoners uit de directe omgeving, hebben hun bezwaren tegen de vergunning geuit, maar het college heeft hun bezwaren deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard. Hierop hebben de eisers beroep ingesteld.

De behandeling van de zaak op de zitting van 21 april 2020 kon niet doorgaan vanwege de coronamaatregelen, waarna partijen instemden met schriftelijke afhandeling. De rechtbank heeft het onderzoek op 13 augustus 2020 gesloten. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van twee eisers niet-ontvankelijk zijn, omdat zij hun bezwaarschrift niet tijdig hebben ondertekend. Voor de overige eisers heeft de rechtbank de inhoudelijke beoordeling uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de geldende bestemmingsplannen en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging buiten de wettelijke toetsingscriteria.

De rechtbank wijst erop dat de bezwaren van de eisers, zoals de aantasting van hun woon- en leefmilieu en de verwachte geluidshinder, niet kunnen leiden tot een weigering van de vergunning, omdat het college zich aan de wettelijke criteria moet houden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 19/1441, UTR 19/1443, UTR 19/1445, UTR 19/1447, UTR 19/1448, UTR 19/1454, UTR 19/1458, UTR 19/1461, UTR 19/1463, UTR 19/1464, UTR 19/1466, UTR 19/1468 en UTR 19/1903

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] ;

[eiser 2] ;
[eiser 3] ;
[eiser 4] ;
[eiser 5] ;
[eiser 6] ;
[eiser 7] ;
[eiser 8] ;
[eiser 9] ;
[eiser 10] ;
[eiser 11] ;
[eiser 12] en
[eiser 13] ,
allen uit [woonplaats] , eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Inleiding

Met het besluit van 12 juni 2018 heeft het college aan Oudewater Vastgoed een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van de [adres] in [woonplaats] . Het pand is een rijksmonument in een beschermd stadsgezicht en loopt vanaf de [straat 1] helemaal door tot aan het [straat 2] aan de achterzijde, waar ook een ingang is. Het pand had voorheen een onderwijsfunctie. Met de omgevingsvergunning zijn in het pand 23 appartementen gerealiseerd die inmiddels ook al in gebruik zijn genomen. De vergunning is verleend voor de activiteiten bouwen, slopen in beschermd stadsgezicht en het wijzigen van een rijksmonument.
Eisers wonen in de directe omgeving, veel van hen aan het [straat 2] . Zij zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Met het besluit van 21 februari 2019 heeft het college hun bezwaren deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen hebben eisers beroep ingesteld.
De behandeling van de zaak op de zitting van 21 april 2020 kon vanwege de maatregelen rondom de uitbraak van het Coronavirus niet doorgaan. Partijen hebben er daarna mee ingestemd om de zaak schriftelijk af te handelen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 13 augustus 2020.

Procedure

1. De procedure bij de rechtbank is wat rommelig verlopen, deels doordat de geplande zitting niet kon doorgaan, maar deels ook omdat de rechtbank niet duidelijk was over de wijze waarop het beroep werd geadministreerd. Eisers hebben op 3 april 2019 hun beroep ingediend, en hebben er bij faxberichten van 11 april, 24 april en 3 mei 2019 op gewezen dat zij de procedure gezamenlijk willen voeren. De griffier van de rechtbank heeft desondanks een zaaknummer toegekend aan iedere eiser afzonderlijk, maar voor de beoordeling merkt de rechtbank de zaak aan als één beroep dat door eisers gezamenlijk is ingediend.
2. Behalve de op de zaak betrekking hebbende stukken die door het college zijn opgestuurd, heeft de rechtbank bij de inhoudelijke beoordeling de volgende stukken uit de beroepsfase betrokken:
  • de beroepsgronden van eisers van 3 juni 2019;
  • de door eisers op 25 mei 2020 toegestuurde foto’s;
  • de nadere toelichting van eisers van 19 mei 2020;
  • het verweerschrift van het college (aangeduid als dupliek) van 1 juli 2020;
  • de reactie van eisers van 10 juli 2020.
3. Uit hun reactie van 10 juli 2020 maakt de rechtbank op dat eisers ermee instemmen om de zaak niet op een zitting te behandelen, mits die reactie bij de stukken wordt gevoegd. De rechtbank heeft dat gedaan, en heeft het college nog de gelegenheid gegeven daarop te reageren. Die reactie is uitgebleven en het college heeft desgevraagd ook niet verzocht om alsnog een zitting te plannen. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

4. Het college heeft de bezwaren van [eiser 11] en [eiser 10] niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij hun bezwaarschrift niet tijdig hebben ondertekend. Eisers hebben tegen die beslissing geen beroepsgronden aangevoerd, maar dat hadden zij wel moeten doen voordat het tot een inhoudelijke behandeling van hun bezwaar of beroep had kunnen komen. De rechtbank ziet ook geen reden om deze beslissing van het college onjuist te achten. Dit leidt ertoe dat het beroep ongegrond is, voor zover het is ingediend door [eiser 11] en [eiser 10] . Voor de overige eisers zal de rechtbank het beroep inhoudelijk beoordelen.
Bouwen
5. Het college moest de aanvraag voor de activiteit ‘bouwen’ toetsen aan het Bouwbesluit 2012, aan de bouwverordening, aan de geldende bestemmingsplannen en aan de redelijke eisen van welstand. [1] De geldende bestemmingsplannen zijn ‘Binnenstad’ en ‘Chw Algemene regels over bouwen en gebruik’. Volgens het college was er op basis van de toetsingscriteria geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren.
6. Eisers voeren aan dat het bouwplan in strijd is met artikel 4.4 van de voorschriften van het bestemmingsplan ‘Chw Algemene regels over bouwen en gebruik’. Op grond van dit artikel mag het veranderen, vervangen of vergroten van een woning niet leiden tot omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning. De rechtbank is het met verweerder eens dat het bouwplan niet in strijd is met dit artikel. Voordat de appartementen gerealiseerd werden is het pand in gebruik geweest voor onderwijs. Dat betekent dat van het veranderen, vervangen of vergroten van een woning geen sprake is, zodat dit artikel niet van toepassing is op het bouwplan. Er is geen aanleiding voor de door eisers gevraagde analoge toepassing, omdat het niet aan de bestuursrechter is maar aan de gemeenteraad om te bepalen welke ruimtelijke functies in de stad al dan niet gewenst zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eisers hebben verder verschillende beroepsgronden aangevoerd, waarbij volgens hen steeds de oplossing is dat er (veel) minder wooneenheden in het pand komen. Zij wijzen op de aantasting van hun woon- en leefmilieu, van hun privacy en op de te verwachten geluidhinder en parkeer- en verkeerproblematiek. In de bezwaarprocedure hebben eisers dat uitgebreid nader toegelicht, vooral aan de hand van het karakter van het [straat 2] als stille, doodlopende straat. [2]
8. Hoewel eisers hun zorgen en bezwaren duidelijk naar voren hebben gebracht, is er voor de rechtbank geen ruimte om daaraan conclusies te verbinden voor de omgevingsvergunning. Het systeem van de Wabo zit zo in elkaar dat een bouwplan alleen mag worden getoetst aan de in overweging 5 genoemde toetsingscriteria. Het college heeft er terecht op gewezen dat hij geen enkele mogelijkheid heeft om de vergunning buiten die criteria om te weigeren. Afgezien van het punt (zie overweging 6) over woningsplitsing hebben eisers niets aangevoerd over die criteria. De rechtbank heeft zelf ook geen aanleiding voor de conclusie dat het bouwplan daarmee in strijd is. Dat betekent dat verweerder terecht de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft verleend. Voor een nadere weging van de belangen van eisers is dan geen ruimte. Een belangenafweging moet worden geacht te hebben plaatsgevonden bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Binnenstad, waarbij aan het pand een ruime bestemming is toegekend die ook het gebruik voor 23 appartementen mogelijk maakt.
Beschermd stadsgezicht
9. Eisers voeren aan dat het raam in de gevel aan het [straat 2] het beschermd stadsgezicht verstoort en hebben daarvan foto’s gestuurd. Het college heeft zich gebaseerd op een positief advies van de Commissie Welstand en Monumenten. In het licht daarvan is het naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om er alleen maar op te wijzen dat er een raam komt in de gevel aan het [straat 2] . Het is niet gebleken dat de commissie die feitelijke omstandigheid niet heeft betrokken bij haar advisering. Het had op de weg van eisers gelegen om hiertegen een deskundig tegenadvies in te brengen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 augustus 2020 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra dat weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Het toetsingskader staat in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Door eisers treffend verwoord als “het einde van de wereld, waar je in alle rust in de krul rond het koor van de duizendjarige Pieterskerk kunt lopen.”