ECLI:NL:RBMNE:2020:3317

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
UTR 19/1940
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor vervanging houten kozijnen door kunststof kozijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren. De VvE had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om de houten kozijnen van hun appartementen te vervangen door kunststof kozijnen. Het college heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een negatief welstandsadvies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed (CRK&E), dat stelde dat de kunststof kozijnen niet voldeden aan de esthetische eisen van de welstandsnota.

De rechtbank oordeelde dat de motivering van de beslissing op bezwaar van het college aanvankelijk onvoldoende was, maar dat dit gebrek tijdens de beroepsprocedure was hersteld. De rechtbank concludeerde dat het college de aanvraag op basis van het negatieve welstandsadvies mocht afwijzen. De VvE had aangevoerd dat er geen uitvoerbare suggesties waren gedaan door de CRK&E om de kozijnen in kunststof uit te voeren, maar de rechtbank stelde vast dat het college na de zitting voldoende onderbouwing had gegeven voor de mogelijkheden van kunststof kozijnen.

De rechtbank vernietigde de beslissing op bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag blijft gelden. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de VvE. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1940

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres]te [woonplaats] , eiseres (de VvE)
(gemachtigde: mr. T. Pothast),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. H. Schuit).

Onderwerp

1. Het college heeft een aanvraag van de VvE voor het vervangen van kozijnen in een besluit van 21 september 2018 afgewezen. In een beslissing op bezwaar van 8 april 2019 heeft het college het bezwaar van de VvE ongegrond verklaard. De rechtbank beoordeelt of de beslissing op bezwaar goed is gemotiveerd en of het college de aanvraag mocht afwijzen.

Inleiding

2. De appartementen in het appartementencomplex aan de [adres] hebben houten kozijnen. De VvE wil de kozijnen aan de voorgevel en zijgevels vervangen door kunststof kozijnen, en heeft daarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd.
3. De aanvraag van de VvE is door het college voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed (CRK&E). Op 22 augustus 2018 heeft de CRK&E een negatief welstandsadvies afgegeven, omdat de detaillering in kunststof afwijkt van de bestaande houten detaillering. Het negatieve welstandsadvies was voor het college reden om de aanvraag af te wijzen. De VvE is het niet eens met de afwijzing en heeft daarom beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.

Beoordeling

4. Naar het oordeel van de rechtbank is de motivering van de beslissing op bezwaar onvoldoende, maar is dat gebrek inmiddels door het college hersteld. Het college mocht de aanvraag op basis van het negatieve welstandsadvies afwijzen. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen en welke gevolgen dat heeft.
De motivering van de beslissing op bezwaar
5.1
In de beslissing op bezwaar heeft het college voor de motivering verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 28 februari 2019. In dat advies staat onder meer dat de CRK&E heeft aangegeven onder welke condities kunststof kozijnen te overwegen zouden zijn. Volgens de commissie blijkt uit navraag dat de suggesties die de CRK&E heeft gedaan ook daadwerkelijk mogelijk zijn. De kozijnen die de VvE voorstelt voldoen echter niet aan de condities die door de CRK&E zijn gesteld.
5.2
De VvE voert aan dat zij niet bekend is met (uitvoerbare) suggesties van de CRK&E om de kozijnen toch in kunststof te kunnen uitvoeren. Als die suggesties er waren geweest, had de VvE de aanvraag kunnen wijzigen.
5.3
De rechtbank stelt vast dat de afweging dat er bruikbare opties zijn voor kunststof kozijnen, onderdeel is van de motivering van de beslissing op bezwaar. Dat er daadwerkelijk beschikbare opties zijn blijkt echter niet uit het dossier. De CRK&E benoemt in zijn advies, waar het college zich op baseert, geen specifieke opties. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de beslissing op bezwaar daarom niet aan de motiveringsplicht uit artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.1
Op de zitting is afgesproken dat het college nader onderbouwt welke specifieke geschikte kunststof kozijnen door de CRK&E worden bedoeld. Het college heeft vervolgens een externe restauratie-architect om advies gevraagd. Die restauratie-architect heeft drie kunststof profielen van fabrikant Schüco geselecteerd.
6.2
De VvE heeft gereageerd op de nadere onderbouwing. De VvE vindt dat het college met het advies van de restauratie-architect niet heeft onderbouwd welke kozijnen de CRK&E bedoelde, en dat nu niet duidelijk is of de CRK&E akkoord gaat met de voorgestelde kozijnen.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college nu wel onderbouwd dat er bruikbare opties zijn voor kunststof kozijnen. Daardoor is nu wel aan de motiveringsplicht voldaan. De rechtbank begrijpt dat de VvE teleurgesteld is, omdat zij had verwacht direct een akkoord te krijgen van de CRK&E over een toepasbaar kunststof kozijn. Maar voor de beoordeling is niet bepalend of het college de afspraken die op de zitting zijn gemaakt letterlijk heeft opgevolgd. De rechtbank toetst alleen of het motiveringsgebrek hersteld is. Dat is het geval.
Het welstandsadvies
7.1
De CRK&E heeft de aanvraag getoetst aan de criteria voor [naam] Spiegel uit de Welstandsnota 2016 Gooise Meren. In de welstandsnota staat dat kozijnen in dit gebied in principe in hout uitgevoerd moeten worden. De CRK&E heeft een negatief advies afgegeven, omdat de detaillering in kunststof op de door de VvE ingediende tekeningen afwijkt van de bestaande houten detaillering.
7.2
De VvE voert aan dat [naam] Spiegel een bijzonder welstandsniveau kent, maar dat dit specifieke pand niet van een hoog welstandsniveau is. De VvE vindt de eisen uit de welstandsnota daarom voor dit pand te streng. Volgens de VvE had de CRK&E een uitzondering moeten maken en in dit geval kunststof kozijnen moeten toestaan. Uit de woorden ‘in principe’ in de welstandsnota blijkt dat die ruimte er is. De VvE doet ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel: bij een vergelijkbaar pand in de buurt zijn recent wel kunststof kozijnen geplaatst.
7.3
De rechtbank stelt voorop dat het college een welstandsadvies in principe zonder nadere toelichting mag volgen, tenzij de manier waarop het advies tot stand is gekomen of de inhoud van het advies gebreken vertoont. Als een aanvrager een tegenadvies indient of gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de welstandsnota, dan moet het college motiveren waarom het advies wordt gevolgd.
7.4
Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college het advies van de CRK&E volgen en de aanvraag afwijzen. Er is, met inachtneming van de nadere onderbouwing van de externe restauratie-architect, niet gebleken dat het advies gebreken vertoont. De VvE heeft geen tegenadvies ingediend. De VvE voert aan dat de CRK&E ook een andere keuze had kunnen maken, die volgens de VvE meer passend was geweest. Dat een andere keuze mogelijk was, betekent echter nog niet dat de door de CRK&E gemaakte keuze in strijd is met de welstandsnota.
7.5
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De CRK&E heeft de mogelijkheid van kunststof kozijnen niet uitgesloten, de kunststof kozijnen moeten alleen aan een aantal eisen voldoen. Dat bij een ander pand kunststof kozijnen zijn geplaatst, betekent dus niet dat sprake is van een ongelijke behandeling.
Conclusie en gevolgen
8. De beslissing op bezwaar voldoet niet aan de motiveringsplicht uit artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar.
9. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat het motiveringsgebrek tijdens de beroepsprocedure is hersteld en dat de beslissing op bezwaar inhoudelijk juist was. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar in stand te laten. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag blijft gelden.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college wel het betaalde griffierecht aan de VvE vergoeden. De rechtbank veroordeelt het college ook in de proceskosten van de VvE. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor aanwezigheid op de zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op bezwaar in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is op 3 augustus 2020 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: Verloop van de procedure

In een besluit van 21 september 2018 heeft het college de aanvraag van de VvE voor het vervangen van de houten kozijnen van de woningen aan de [adres] door kunststof kozijnen afgewezen.
In een beslissing op bezwaar van 8 april 2019 heeft het college het bezwaar van de VvE ongegrond verklaard. De VvE heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar.
Het beroep is behandeld op de zitting van 26 november 2019. Namens de VvE waren [A] en [B] bij de zitting aanwezig, samen met mr. T. Pothast. Namens het college was mr. H. Schuit aanwezig.
Op de zitting is afgesproken dat het college nog een nadere onderbouwing zou indienen. Dat heeft het college gedaan, en de VvE heeft daarop gereageerd.
De geplande tweede zitting van 16 april 2020 is vanwege maatregelen in het kader van de Coronacrisis niet doorgegaan. De rechtbank heeft partijen toestemming gevraagd om de zaak zonder tweede zitting af te doen. Geen van de partijen heeft aangegeven toch een tweede zitting nodig te vinden. De rechtbank heeft vervolgens op 9 juli 2020 het onderzoek gesloten.