ECLI:NL:RBMNE:2020:3314
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking remigratie-uitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die haar remigratie-uitkering had zien intrekken door de Sociale Verzekeringsbank. De verzoekster, afkomstig uit Armenië, had in het verleden een remigratie-uitkering ontvangen, maar deze was eerder ingetrokken omdat zij niet binnen de gestelde termijn naar Armenië was vertrokken. Na een nieuwe aanvraag in 2019 werd haar opnieuw een uitkering toegekend, met de voorwaarde dat zij voor 25 januari 2020 zou verhuizen. Verzoekster vroeg uitstel van deze vertrektermijn, maar de Sociale Verzekeringsbank reageerde hier niet op. Uiteindelijk werd de uitkering op 20 juli 2020 ingetrokken, wat leidde tot het verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. De rechter constateerde dat verzoekster niet meer tot de doelgroep van de Remigratiewet behoort en dat de intrekking van de uitkering terecht was. Verzoekster had haar huurwoning opgezegd in de veronderstelling dat zij met de remigratie-uitkering naar Armenië kon vertrekken, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat zij een risico had genomen door haar huur op te zeggen zonder zekerheid over de uitkering. De rechter concludeerde dat er onvoldoende redenen waren om een voorlopige voorziening te treffen, omdat verzoekster zelf verantwoordelijk was voor haar situatie.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.