Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2020 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder
Inleiding
Overwegingen
a. een onrechtmatig besluit;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak hebben verzoekers, eigenaren van een ondermodewinkel in het winkelcentrum van Zeist, een verzoek om nadeelcompensatie ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Dit verzoek volgde op herstelwerkzaamheden die in 2017 en 2018 in en rondom het centrum zijn uitgevoerd, waardoor de bereikbaarheid van hun winkel zou zijn aangetast. Verzoekers claimen hierdoor een omzetverlies van € 249.067,-, maar de gemeente heeft de schade door een deskundige laten taxeren op € 13.919,-, een bedrag dat de gemeente bereid was te vergoeden, maar dat door verzoekers werd afgewezen.
Verzoekers hebben herhaaldelijk verzocht om een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over hun verzoek om nadeelcompensatie, maar de gemeente heeft aangegeven geen besluit te kunnen nemen omdat de schade het gevolg zou zijn van feitelijk handelen. Na een laatste verzoek in december 2019 hebben verzoekers beroep ingesteld. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat zij voldoende informatie had om uitspraak te doen.
De rechtbank concludeert dat verzoekers via bestuursrechtelijke weg schadevergoeding willen ontvangen en vat het beroep op als een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb. De rechtbank overweegt dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, omdat de schade niet voortkomt uit een onrechtmatig besluit of handeling, maar uit feitelijk handelen. Bovendien is de gevraagde schadevergoeding hoger dan het bedrag dat de bestuursrechter kan toekennen, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaart. De rechtbank besluit het griffierecht terug te betalen aan verzoekers en wijst een proceskostenveroordeling af.