ECLI:NL:RBMNE:2020:3282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
8255360 AC EXPL 20-77 MS/1270
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehands auto met non-conformiteit en garantieproblemen

In deze zaak heeft eiser op 9 oktober 2018 een tweedehands Audi SQ5 TDI gekocht van gedaagde voor € 44.065, inclusief een inruil van een Skoda Octavia. De auto werd geleverd met een kilometerstand van 98.855 en een garantie van drie maanden. Na de levering heeft eiser verschillende problemen ondervonden, waaronder kraakgeluiden en een defecte brandstofpomp. Eiser heeft gedaagde herhaaldelijk verzocht om de gebreken te verhelpen, maar gedaagde heeft niet gereageerd op deze verzoeken. Eiser heeft uiteindelijk de auto laten onderzoeken door verschillende autobedrijven en heeft de kosten van de reparaties op gedaagde verhaald. Gedaagde heeft de aansprakelijkheid ontkend en geweigerd om de kosten te vergoeden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde in gebreke is gebleven en dat eiser recht heeft op vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor het herstel van de auto. De rechter heeft vastgesteld dat de auto niet voldeed aan de overeenkomst, omdat de gebreken zich binnen de garantietermijn hebben voorgedaan. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.513,09 aan eiser, vermeerderd met rente en kosten. De rechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiser toegewezen.

De uitspraak benadrukt de rechten van consumenten bij non-conformiteit en de verplichtingen van verkopers om gebreken te verhelpen, vooral binnen de garantietermijn. De zaak illustreert ook de noodzaak voor verkopers om adequaat te reageren op klachten van kopers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 8255360 AC EXPL 20-77 MS/1270
Vonnis van 5 augustus 2020
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: J.A.M. Drinkenburg (D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.),
tegen
[gedaagde],
voorheen handelend onder de naam [autobedrijf 1] ,
zaak doende te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T.J. van Veen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiser] heeft op 9 oktober 2018 van [gedaagde] een tweedehands Audi SQ5 TDI gekocht tegen betaling van een bedrag van € 44.065,-- inclusief btw, waaronder begrepen de inruil van een Skoda Octavia à € 19.000,--. De auto is verkocht met een kilometerstand van 98.855 en inclusief drie maanden garantie. Voorafgaand aan de koop heeft [eiser] een aankoopkeuring laten uitvoeren door [autobedrijf 2] (hierna: [autobedrijf 2] ). De auto is op 3 november 2018 aan [eiser] geleverd. In de koopovereenkomst is bepaald dat [eiser] de airco van de auto mocht laten bijvullen bij de dealer en daar ook een kleine beurt mocht laten uitvoeren.
2.2.
[eiser] heeft de kleine beurt op 18 januari 2019 laten uitvoeren door [autobedrijf 3] (hierna ook: [autobedrijf 2] ). [autobedrijf 2] heeft hiervoor bij factuur van 18 januari 2019 een bedrag van € 825,69 bij [eiser] in rekening gebracht. [eiser] heeft [gedaagde] vervolgens verzocht dit factuurbedrag te vergoeden. [gedaagde] heeft dit niet gedaan.
2.3.
[eiser] heeft in een WhatsAppbericht van 18 januari 2019 aan [A] (hierna: [A] ), een werknemer van [gedaagde] , melding gemaakt van een vervelende rammel die in de auto te horen was. Deze rammel was ook door [autobedrijf 2] geconstateerd en zou volgens [autobedrijf 2] nader onderzocht moeten worden. [eiser] heeft [A] gevraagd of [gedaagde] dit binnen de garantie wilde doen of dat hij dit aan [autobedrijf 2] wilde uitbesteden. [A] heeft hierop aangegeven dat hij niet meer bij [gedaagde] werkte, maar dat hij het verzoek van [eiser] aan [gedaagde] zou doorgeven. [gedaagde] heeft ondanks herhaalde herinneringen van [eiser] niet op dit verzoek gereageerd.
2.4.
[eiser] heeft [gedaagde] bij aangetekende brief van 24 april 2019 onder meer verzocht het factuurbedrag voor de onderhoudsbeurt van € 825,69 te vergoeden. De factuur van [autobedrijf 2] was als bijlage bij deze brief gevoegd. Hij heeft [gedaagde] daarnaast gevraagd toe te zeggen dat hij de auto op kosten van [gedaagde] kon laten onderzoeken en indien nodig laten repareren totdat het probleem van de afwijkende en zeer irritante geluiden in het panoramadak en de achterzijde zou zijn opgelost. [gedaagde] heeft niet op deze brief gereageerd.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 31 mei 2019 in gebreke gesteld en heeft [gedaagde] daarbij verzocht de gebreken aan de auto, te weten een krakend geluid uit/bij de achterklep en het panoramadak, kosteloos te onderzoeken en te herstellen en dit binnen 16 dagen schriftelijk te bevestigen. Hij heeft [gedaagde] daarnaast verzocht binnen zestien dagen na ontvangst van de brief tot betaling van de factuur van € 825,69 over te gaan en heeft aangekondigd dat anders rente en kosten in rekening zouden worden gebracht.
2.6.
[eiser] heeft [gedaagde] in deze brief verder gemeld dat de auto op 7 mei 2019 onderweg is stilgevallen bij een kilometerstand van 111.390. De auto is versleept naar [autobedrijf 4] , die heeft vastgesteld dat de brandstofpomp defect is geraakt. Als gevolg daarvan zou het volledige brandstofsysteem vervuild zijn geraakt met en door metaalgruis. Een hogedrukpomp zou te lage druk genereren. De reparatiekosten zouden volgens [autobedrijf 4] € 10.589,34 exclusief arbeidsloon bedragen.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto hiermee niet voldoet aan hetgeen hij op basis van de koopovereenkomst mocht verwachten. Hij heeft [gedaagde] in gebreke gesteld en heeft hem gesommeerd de gebreken kosteloos te herstellen en dit binnen 16 dagen te bevestigen. Als [gedaagde] dit niet doet, zullen alle uit de tekortkoming voortvloeiende (bijkomende) schade, waaronder begrepen de kosten van vervangend vervoer, op [gedaagde] worden verhaald. [eiser] heeft verder aangekondigd dat hij de auto zal laten onderzoeken door een expert van [autobedrijf 5] (hierna: [autobedrijf 5] ), om nader te onderzoeken wat de oorzaak is van de schade, hoe dit kan worden hersteld en tegen welke redelijke kosten. [gedaagde] zou in de gelegenheid worden gesteld het onderzoek bij te wonen en de herstelwerkzaamheden conform het hersteladvies van [autobedrijf 5] uit te voeren.
2.7.
[gedaagde] heeft niet op de brief van 31 mei 2019 gereageerd.
2.8.
[autobedrijf 5] heeft onderzoek naar de auto verricht en heeft [gedaagde] uitgenodigd dit onderzoek bij te wonen. [gedaagde] heeft niet op deze uitnodiging gereageerd. Op 19 juli 2019 heeft [autobedrijf 5] een rapport uitgebracht. De gestelde onderzoeksvragen zijn in dit rapport als volgt beantwoord:
“1. Wat is er precies defect.
Antwoord: als defect/verontreinigd kunnen worden aangemerkt de hogedruk brandstofpomp, de opvoerpomp in de tank, leidingen, brandstofverdelers, injectoren en filter. (…)
2. Wat is de exacte oorzaak van het defect.
Antwoord: de exacte oorzaak is niet direct aan te wijzen. Het defect raken van het onderhavige merk en type brandstof hogedrukpomp is niet onbekend. De pomp blijkt een kwetsbaar onderdeel. Audi heeft gekozen om de pomp direct onder de turbolader te monteren binnen de V-vorm van de motor, zonder externe brandstofkoeler. Dit impliceert dat de pomp erg warm kan worden hetgeen de pomp kwetsbaar maakt zoals deze is gefabriceerd en gemonteerd.
De smerende werking van de brandstof die is getest was voldoende. Dit garandeert echter niet dat er mogelijk in eerder onzuiverheden in een getankte hoeveelheid brandstof aanwezig zijn geweest die een aanzet hebben gegeven tot het huidige falen van de pomp. Dit is nu echter niet meer te achterhalen.
3. Wanneer moet naar uw oordeel het ontstaan van dit gebrek, dan wel de oorzaak ervan, zijn ingetreden?
Antwoord: zie ook het antwoord bij de vorige vraag. De aanzet tot het ontstaan van de schade kan eerder zijn gegeven. In combinatie met een kwetsbare pomp kan dit versneld tot schade leiden.
4. Kunt u zo nauwkeurig mogelijk benaderen binnen hoeveel tijd en/of kilometers c.q. getankte liters brandstof een dergelijk gebrek intreed.
Antwoord: de termijn is afhankelijk van de omstandigheden die we nu niet meer met zekerheid vast kunnen stellen. Indien we uitgaan van vervuiling van buitenaf is dit sterk afhankelijk van de mate van vervuiling alsmede wanneer dit heeft plaatsgevonden.”
2.9.
[autobedrijf 5] heeft zich in het rapport niet concreet uitgelaten over de vraag op welke wijze en tegen welke kosten de auto kan worden hersteld en heeft de vraag of haar verder nog wat opvalt aan de auto en/of de stukken bij de opdracht ontkennend beantwoord. Bij het hoofdstuk ‘Schade-oorzaak en conclusie’ heeft zij onder meer nog het volgende vermeld:
“(…) Ondanks de bekende kwetsbaarheid van dit merk en type hogedruk brandstofpomp, zal deze bij normale omstandigheden en zuiveren brandstof niet rond de onderhavige kilometerstand reeds defect raken als gevolg van normale slijtage. Wel zal de pomp in het geval van onzuiverheden in de brandstof, sneller defect raken, juist vanwege de kwetsbaarheid.
Onze ervaring met dit type schades is dat verontreiniging in getankte brandstof veelal aanzet geeft tot uiteindelijke schade aan de hogedruk-pomp. Dit uiteraard afhankelijk van merk, type, uitvoering en montageplaats van de pomp. (…)”
2.10.
Omdat [eiser] de offerte van [autobedrijf 4] voor de herstelwerkzaamheden aan de hoge kant vond, heeft hij [autobedrijf 6] BV ( [autobedrijf 6] ) ook een offerte laten uitbrengen. Deze offerte bedroeg € 7.603,94.
2.11.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 12 augustus 2019 onder meer aansprakelijk gesteld voor de kosten die direct voortvloeien uit de tekortkoming, te weten een bedrag van in totaal € 2.837,65 en heeft [gedaagde] gesommeerd dit bedrag binnen 14 dagen te betalen, bij gebreke waarvan rente en kosten in rekening zouden worden gebracht.
[eiser] heeft [gedaagde] daarnaast voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld de auto kosteloos te herstellen en dit binnen acht dagen te bevestigen. Hij heeft aangekondigd dat, als [gedaagde] hier niet toe overgaat, hij de auto door een derde zal laten herstellen en de kosten daarvan en de onderzoekskosten van [autobedrijf 5] op [gedaagde] zal verhalen. Het bedrag waar [eiser] dan in totaal aanspraak op maakt, komt op basis van de offerte van [autobedrijf 6] uit op € 11.667,11. De kosten van het herstel van de krakende geluiden in de auto zullen daar nog bij komen.
2.12.
[gedaagde] heeft niet aan deze sommaties voldaan. De gemachtigde van [gedaagde] heeft bij brief van 22 augustus 2019 aansprakelijkheid van de hand gewezen en heeft daarbij aangegeven dat het autobedrijf van [gedaagde] inmiddels is beëindigd, zodat hij ook niet in staat is eventueel uit coulance nog werkzaamheden te (doen) verrichten.
2.13.
[eiser] heeft de reparatiewerkzaamheden vervolgens door [autobedrijf 6] laten uitvoeren. De kosten hiervan bedroegen uiteindelijk € 8.962,72. Voor het onderzoek naar de kraakgeluiden in de auto heeft [autobedrijf 6] een bedrag van € 254,10 in rekening gebracht en een herstelofferte uitgebracht van € 1.865,99.
2.14.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 23 december 2019 meegedeeld dat de vordering inmiddels is opgelopen tot € 15.513,09 in verband met onder meer het herstel van de kraakgeluiden. [gedaagde] is gesommeerd dit bedrag binnen 14 dagen te voldoen. [gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan en heeft bij brief van 24 december 2019 te kennen gegeven dat hij de vordering niet zal betalen.
de vordering
2.15.
[eiser] vordert:
primair:[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 15.513,09 aan hoofdsom, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten; en
subsidiair:de gevolgen van de tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten overeenkomst ter opheffing van het nadeel dat [eiser] heeft geleden te wijzigen, zodanig dat [gedaagde] wordt veroordeeld aan [eiser] een bedrag te betalen van € 15.513,09, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
primair en subsidiair:met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente, en de nakosten.
bespreking van de primaire vordering
2.16.
Het bedrag van € 15.513,09 waarvan [eiser] betaling vordert is als volgt opgebouwd:
1. Factuur [autobedrijf 3] conform afspraak € 825,69
2. Diagnosekosten [autobedrijf 4] € 823,25
3. Expertisekosten [autobedrijf 5] B.V. € 816,75
4. Herstelkosten brandstofsysteem [autobedrijf 6] B.V. € 8.962,72
5. Herstelkosten kraak/rammel [autobedrijf 6] B.V. € 254,10
6. Transportkosten [autobedrijf 6] B.V. € 400,00
7. Huurkosten vervangend vervoer € 1.564,59
8. Herstelkosten dak cassette € 1.865,99
2.17.
Van deze posten heeft post 1 betrekking op de door [autobedrijf 2] uitgevoerde onderhoudsbeurt. De posten 2 (deels), 3, 4, 6 en 7 (deels) gaan over de defecte brandstofpomp. De posten 2 (deels), 5, 7 (deels) en 8 zien ten slotte op de kraakgeluiden in de auto. [gedaagde] betwist dat hij deze bedragen zou moeten vergoeden. De kostenposten zullen hierna worden besproken.
de uitgevoerde onderhoudsbeurt
2.18.
[eiser] stelt ter onderbouwing van de vordering van € 825,69 dat partijen bij de aankoop van de auto hebben afgesproken dat [eiser] bij de dealer de airco kon laten bijvullen en een kleine beurt kon laten uitvoeren. Deze afspraak is ook in de koopovereenkomst opgenomen. [autobedrijf 2] heeft voor de uitgevoerde kleine beurt een bedrag van € 825,69 bij [eiser] in rekening gebracht en [eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] dit bedrag conform de gemaakte afspraak aan hem dient te vergoeden.
2.19.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat het bij het sluiten van de overeenkomst de bedoeling was dat [eiser] de beurt terstond na aflevering van de auto zou uitvoeren. [eiser] heeft dit echter pas op 18 januari 2019 laten doen en had toen al 6.000 kilometer met de auto gereden. Dit heeft volgens [gedaagde] tot hogere kosten geleid (vervanging van luchtfilter, remvloeistof en dergelijke). [gedaagde] betwist daarom dat hij het factuurbedrag moet betalen en ontkent verder ook ooit een factuur te hebben ontvangen.
2.20.
[eiser] betwist dat partijen een termijn hadden afgesproken waarbinnen de kleine beurt moest worden uitgevoerd en dat de omstandigheid dat in de tussenliggende tijd 6.000 kilometer met de auto is gereden tot hogere kosten voor de kleine beurt heeft geleid. [eiser] wijst erop dat, als er bij een onderhoudsbeurt remvloeistof of olie wordt vervangen, dan altijd alle remvloeistof en olie wordt vervangen. Het maakt daarbij volgens [eiser] geen verschil of de te verversen vloeistoffen en te vervangen onderdelen enkele duizenden kilometers meer of minder zijn gebruikt.
2.21.
[gedaagde] heeft zijn stelling dat was afgesproken dat de onderhoudsbeurt terstond zou worden uitgevoerd, naar aanleiding van dit verweer niet nader onderbouwd. Hij heeft ook niet nader onderbouwd waarom de kosten van de onderhoudsbeurt hoger zijn uitgevallen doordat [eiser] 6.000 kilometer met de auto heeft gereden en hoe hoog deze extra kosten dan zijn. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [eiser] op grond van de koopovereenkomst jegens [gedaagde] aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten van de kleine beurt. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld het bedrag van € 825,69 (post 1) aan [eiser] te betalen.
2.22.
De gevorderde wettelijke rente zal, zoals door [eiser] gevorderd, met ingang van 17 juni 2019 worden toegewezen. [gedaagde] heeft immers niet aan de schriftelijke sommatie van [eiser] van 31 mei 2019 voldaan en was daarom in ieder geval na afloop van de door [eiser] gestelde termijn van 16 dagen met de betaling van het bedrag van € 825,69 in verzuim. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat hij de factuur van [autobedrijf 2] nooit heeft ontvangen. Deze factuur was gevoegd als bijlage bij de brief van [eiser] aan [gedaagde] van 24 april 2019. [eiser] heeft gesteld dat hij deze brief per aangetekende post heeft verstuurd en dat [gedaagde] deze brief op 26 april 2019 heeft ontvangen. [gedaagde] heeft de ontvangst van deze brief niet betwist en heeft nooit eerder het standpunt ingenomen dat de bijlagen bij deze brief ontbraken. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde] de factuur van [autobedrijf 2] op 26 april 2019 heeft ontvangen.
de kraakgeluiden
2.23.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de auto wegens de kraakgeluiden niet aan de overeenkomst voldeed. Dit gebrek deed zich bovendien binnen de garantietermijn voor. [gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan sommaties om onderzoek naar deze kraakgeluiden te doen en voor herstel zorg te dragen. [eiser] heeft de herstelwerkzaamheden daarom door een derde ( [autobedrijf 6] ) laten uitvoeren en stelt dat [gedaagde] de kosten hiervan dient te vergoeden.
2.24.
[gedaagde] stelt dat [eiser] zich tegenover hem nooit op het standpunt heeft gesteld dat de auto als gevolg van de kraakgeluiden niet aan de overeenkomst zou beantwoorden. Hij betwist dat sprake was van krakende geluiden, althans zodanige krakende geluiden dat deze een normaal gebruik van de auto verhinderden en dat sprake was van non-conformiteit.
2.25.
[eiser] meent dat [gedaagde] zijn klachten over de krakende geluiden in de auto wel degelijk had kunnen en moeten opvatten als een beroep op non-conformiteit. Volgens [eiser] was dit kraken dermate storend dat het normale gebruik van de auto wel degelijk werd belemmerd, omdat dit afleidt van de concentratie op de weg en de algehele kwaliteitsbeleving van een dergelijke Audi in het duurdere segment.
2.26.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] ten aanzien van dit gebrek een beroep doet op de garantie van 3 maanden die bij de verkoop van de auto is overeengekomen. Partijen hebben de garantievoorwaarden niet overgelegd, maar [gedaagde] betwist niet dat dit gebrek aan de auto - los gezien van de vraag hoe ernstig dit gebrek is - binnen de garantie valt en dat hij dit gebrek op grond van de garantievoorwaarden moest onderzoeken en zo nodig verhelpen. [gedaagde] betwist weliswaar dat sprake was van een krakend geluid in de auto, maar heeft dit niet nader onderbouwd. Hij heeft bovendien ondanks herhaalde verzoeken van [eiser] nagelaten nader onderzoek naar de kraakgeluiden te verrichten, terwijl dit op grond van de afgegeven garantie wel van hem had mogen worden verwacht. De kantonrechter gaat daarom aan deze betwisting voorbij en neemt in deze procedure als vaststaand aan dat er inderdaad zodanig hinderlijke kraakgeluiden in de auto te horen waren dat de auto niet de eigenschappen bezat die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Er was gelet hierop sprake van non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.27.
[gedaagde] had de auto op grond van de overeengekomen garantie moeten herstellen. Omdat sprake was van non-conformiteit, was hij hiertoe ook op grond van artikel 7:21 lid 1 onder b BW gehouden. Hij heeft dit ondanks herhaalde verzoeken van [eiser] niet gedaan. Aangezien het hier gaat om consumentenkoop, was [eiser] op grond van artikel 7:21 lid 6 BW bevoegd dit herstel door een derde (in dit geval [autobedrijf 6] ) te laten plaatsvinden en de kosten daarvan op [gedaagde] te verhalen. [autobedrijf 6] heeft voor het verhelpen van de kraakgeluiden een bedrag van in totaal € 2.120.09 bij [eiser] in rekening gebracht. De vordering van [eiser] tot vergoeding van dit bedrag (posten 5 en 8) zal worden toegewezen. De diagnosekosten die [autobedrijf 4] voor haar onderzoek naar de kraakgeluiden in rekening heeft gebracht (post 2, gedeeltelijk), komen ook voor vergoeding in aanmerking, evenals - als aanvullende schadevergoeding op grond van de artikelen 7:24 BW en 6:74 BW - de kosten van vervangend vervoer die [eiser] tijdens de reparatiewerkzaamheden heeft moeten maken (post 7, gedeeltelijk). Deze twee posten, die ook betrekking hebben op de defecte brandstofpomp, zullen hieronder nog verder worden besproken.
2.28.
De wettelijke rente over deze kostenposten zal, zoals door [eiser] gevorderd, vanaf 24 december 2019 worden toegewezen. [gedaagde] heeft [eiser] bij brief van deze datum meegedeeld dat hij de door [eiser] gevorderde bedragen niet zal betalen en is als gevolg hiervan op grond van artikel 6:83 onder c BW in ieder geval per die datum in verzuim geraakt.
de defecte brandstofpomp
2.29.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, omdat hij bij een auto van deze prijsklasse (ruim € 44.000) en deze leeftijd (amper 4,5 jaar oud) niet hoefde te verwachten dat zich 6 maanden en 4 dagen na aflevering van de auto een gebrek zou voordoen waarvoor hij ten minste € 7.600,-- aan reparatiekosten zou moeten maken. Hij stelt onder verwijzing naar het rapport van [autobedrijf 5] dat dit gebrek bij de aankoop van de auto latent aanwezig was, omdat dit te wijten was aan de kwetsbaarheid van de brandstofpomp (een Bosch CP4) die af-fabriek is gemonteerd. Er is hierdoor volgens [eiser] geen sprake van een defect als gevolg van normale, gebruikelijke slijtage maar juist van ongebruikelijke slijtage. Dit gebrek had volgens [eiser] niet op eenvoudige wijze ontdekt kunnen worden, omdat dit tijdens de aankoopkeuring op 10 oktober 2018 niet door [autobedrijf 2] is geconstateerd. [eiser] heeft [gedaagde] herhaaldelijk verzocht het gebrek zelf te herstellen, maar [gedaagde] heeft dit niet gedaan. [eiser] stelt dat hij daarom op grond van artikel 7:21 lid 6 BW bevoegd was dit herstel door een derde ( [autobedrijf 6] ) te doen plaatsvinden en de kosten daarvan op [gedaagde] te verhalen.
2.30.
[gedaagde] stelt in de eerste plaats dat hij de herstelkosten niet hoeft te vergoeden, omdat de auto buiten de garantietermijn van 3 maanden defect is geraakt. Hij betwist verder dat de auto niet aan de overeenkomst zou voldoen. [gedaagde] stelt dat bij aankoop geen bijzondere garanties aan [eiser] zijn verstrekt en dat geen mededelingen zijn gedaan over de (technische) staat waarin de auto zich bevond. [eiser] heeft mede om deze reden een aankoopkeuring door [autobedrijf 2] laten uitvoeren. [gedaagde] stelt dat het door [autobedrijf 2] verrichte onderzoek en de deskundigheid van [autobedrijf 2] aan [eiser] moet worden toegerekend. Hieruit volgt volgens [gedaagde] ook dat, voor zover de auto afwijkingen had, [eiser] geacht moet worden deze te hebben gekend of behoorde te kennen als bedoeld in artikel 7:17 lid 5 BW.
2.31.
Vast staat dat de brandstofpomp na afloop van de garantietermijn van 3 maanden defect is geraakt en dat [eiser] hiervoor dus geen beroep op de garantie kan doen. Dit laat onverlet dat een afgeleverde zaak op grond van artikel 7:17 BW aan de overeenkomst dient te beantwoorden. Als de zaak niet de eigenschappen bezit die de koper mocht verwachten, heeft de koper recht op ontbinding, schadevergoeding, herstel etc. Een garantie kan niet bewerkstelligen dat aan een consument deze rechten worden ontnomen.
2.32.
Beoordeeld dient dus te worden of de auto aan de overeenkomst beantwoordt. Op grond van artikel 7:17 lid 2 BW voldoet een zaak niet aan de overeenkomst als zij - mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan - niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, almede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
Op grond van artikel 7:17 lid 5 BW kan de koper zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijden van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn.
2.33.
De kantonrechter deelt het standpunt van [eiser] dat de auto ten aanzien van de brandstofpomp en de gevolgen van deze pomp op het functioneren van de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.
2.34.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [autobedrijf 5] in haar rapportage heeft gesteld dat het type en merk brandstofpomp die zich in de auto bevond kwetsbaar is voor onzuiverheden in de brandstof en dat deze kwetswaarheid wordt veroorzaakt door het feit dat de pomp bij Audi direct onder de turbolader binnen de V-vorm van de motor wordt gemonteerd, waardoor de pomp erg warm kan worden. Volgens [autobedrijf 5] was de brandstofpomp onder normale omstandigheden niet bij een kilometerstand van 111.390 defect geraakt als gevolg van normale slijtage, maar zal de pomp in het geval van onzuiverheden in de brandstof - juist vanwege de kwetsbaarheid - wel sneller defect raken. [autobedrijf 5] heeft verder geconstateerd dat er geen onzuiverheden aanwezig waren in de brandstof die tijdens het onderzoek in de benzinetank zat.
2.35.
De kantonrechter gaat er op basis van de rapportage van [autobedrijf 5] van uit dat de brandstofpomp gelet op het type en merk en de wijze van monteren kwetsbaar is voor onzuivere brandstof en dat het voortijdige defect aan deze brandstofpomp is veroorzaakt doordat in het verleden onzuivere brandstof is gebruikt. Niet is komen vast te staan dat dit defect voor een belangrijk deel is veroorzaakt door de brandstof die [eiser] heeft gebruikt.
In de brandstof die tijdens het onderzoek door [autobedrijf 5] in de tank zat, zijn geen onzuiverheden geconstateerd. Omdat het een tweedehands auto van 4,5 jaar betreft, is het daarom aannemelijk dat de vervuiling in de periode voor de aankoop door [eiser] heeft plaatsgevonden en dat de brandstofpomp ten tijde van de aankoop als gevolg van deze vervuiling al bijna defect was.
2.36.
De kantonrechter leidt verder uit het rapport van [autobedrijf 5] af dat dit defect zich bij een ander merk en type brandstofpomp en bij een andere wijze van monteren veel later had voorgedaan. Omdat niet is gebleken dat [eiser] bekend was met de kwetsbaarheid van dit type en merk brandstofpomp in Audi’s, had hij niet hoeven te verwachten dat de brandstofpomp al bij een kilometerstand van 111.390 defect zou raken en dat hij als gevolg daarvan met zeer hoge herstelkosten geconfronteerd zou worden. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat de auto nog niet zo oud was (4,5 jaar) en dat [eiser] hiervoor ruim € 44.000,-- had betaald bij een inruil van een andere auto voor € 19.000,--.
2.37.
De kantonrechter deelt niet het standpunt van [gedaagde] dat dit defect redelijkerwijs aan [eiser] bekend kon zijn omdat hij een aankoopkeuring heeft laten verrichten. Dit defect bleek immers niet uit de keuring, omdat dit zich toen nog niet had geopenbaard. Het was echter wel latent aanwezig. [eiser] heeft in dit verband nog gesteld dat de brandstofpomp diep in de auto verscholen zit en bij de aankoopkeuring ook niet eenvoudig kon worden nagezien zonder aan de auto te gaan sleutelen. Volgens [eiser] gaat een aankoopkeuring niet zo ver dat aan de auto wordt gesleuteld en dit is door [gedaagde] ook niet gemotiveerd betwist.
2.38.
Vaststaat, dat [eiser] [gedaagde] herhaaldelijk heeft verzocht de auto te herstellen en dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan. [eiser] was daarom op grond van artikel 7:21 lid 6 BW bevoegd het herstel door een derde te laten verrichten en de kosten daarvan op [gedaagde] te verhalen. [gedaagde] zal daarom de door [autobedrijf 6] gemaakte herstelkosten van € 8.962,72 (post 4) moeten vergoeden en ook de diagnosekosten van [autobedrijf 4] (post 2), voor zover deze betrekking hebben op de brandstofpomp. Omdat ook de diagnosekosten van [autobedrijf 4] die betrekking hebben op de kraakgeluiden voor vergoeding in aanmerking komen, zal [gedaagde] het gehele bedrag van post 2 van € 823,25 moeten betalen.
2.39.
[gedaagde] zal ook aan [eiser] de schade moeten vergoeden die [eiser] als gevolg van de tekortkoming aan de auto heeft geleden. Dit zijn in de eerste plaats de kosten die [autobedrijf 6] voor het transport van de auto in rekening heeft gebracht (post 6), te weten € 400,--. In de tweede plaats komen de expertisekosten van [autobedrijf 5] van € 816,75 (post 3) voor vergoeding in aanmerking als redelijke kosten voor vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. In de derde plaats komen de huurkosten voor vervangend vervoer (post 8) voor vergoeding in aanmerking, voor zover deze zijn gemaakt als gevolg van de herstelwerkzaamheden van de brandstofpomp. Omdat hierboven al is geoordeeld dat ook het vervangend vervoer dat nodig was in verband met de reparatiewerkzaamheden wegens de kraakgeluiden voor vergoeding in aanmerking komt, zal [gedaagde] het gehele bedrag van post 8 van € 1.564,59 aan [eiser] moeten vergoeden. [gedaagde] heeft immers niet betwist dat [eiser] deze kosten heeft moeten maken.
2.40.
Ook voor deze kostenposten geldt dat [gedaagde] in ieder geval per 24 december 2019 met de betaling daarvan in verzuim is komen te verkeren. De wettelijke rente zal daarom, zoals door [eiser] gevorderd, met ingang van deze datum worden toegewezen.
2.41.
[eiser] heeft een bedrag van € 930,13 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] ter voldoening van zijn vorderingen in redelijkheid buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en dat het gevorderde bedrag ook redelijk is. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
conclusie en kosten
2.42.
Gezien het voorgaande zal de primaire vordering worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente vanaf 24 december 2019 niet, zoals gevorderd, over het bedrag van € 15.513,09 zal worden toegewezen maar over het bedrag van € 14.687,40. De wettelijke rente over het verschil (€ 825,69, post 1) wordt immers al per 17 juni 2019 toegekend. De subsidiaire vordering behoeft daarom geen bespreking meer.
2.43.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
720,00(2 punten x tarief € 360,00)
Totaal € 1.324,09
2.44.
De door [eiser] gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is bepaald.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen € 15.513,09 in hoofdsom en een bedrag van € 930,13 aan buitengerechtelijke kosten;
3.2.
bepaalt dat [gedaagde] aan [eiser] over het bedrag van € 825,69 (post 1) de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW moet vergoeden met ingang van 17 juni 2019 tot de dag van algehele voldoening;
3.3.
bepaalt dat [gedaagde] aan [eiser] over het resterende bedrag van € 14.687,40 (posten 2 tot en met 8) de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW moet vergoeden met ingang van 24 december 2019 tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.324,09, waarin begrepen € 720,00 aan salaris gemachtigde;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in aanwezigheid van mr. M. Sparling, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020.