ECLI:NL:RBMNE:2020:3269

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
16-189599-19 en 16-145343-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en uitkeringsfraude met gevangenisstraf en taakstraf

Op 13 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982 in Polen, die zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel en uitkeringsfraude. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 185 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uur, die kan worden omgezet in 120 dagen vervangende hechtenis. De zaak omvatte meerdere zittingen, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. D. Schaddelee. De tenlastelegging omvatte onder andere het bereiden, verkopen en aanwezig hebben van harddrugs zoals MDMA, amfetamine en cocaïne, evenals het witwassen van grote geldbedragen en bitcoins. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de aanwezigheid van amfetamine op 6 augustus 2019 wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan uitkeringsfraude, omdat zij haar financiële situatie niet had gemeld aan de gemeente, terwijl zij luxe goederen bezat en een bijstandsuitkering ontving. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, maar hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-189599-19 en 16-145343-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] (Polen),
verblijvende te [adres ] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2019, 28 januari 2020, 16 april 2020 en 30 juli 2020. Op de laatste datum is de zaak inhoudelijk behandeld, gelijktijdig – maar niet gevoegd - met de zaak van medeverdachte [medeverdachte] . De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16-189599-19
Feit 1:
in de periode van 6 november 2015 tot en met 5 augustus 2019 te Nieuwegein/Utrecht/Zeist, samen met een ander, MDMA, amfetamine en cocaïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, vervaardigd, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of aanwezig heeft gehad;
Feit 2:
in de periode van 6 november 2015 tot en met 30 juli 2019 te Nieuwegein, samen met een ander, MDMA, amfetamine en cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
Feit 3:
op 6 augustus 2019 te Nieuwegein, samen met een ander, ongeveer 24,1 kilogram MDMA (waarvan ongeveer 11,6 kilogram speed) en 1,1 kilogram cocaïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, vervaardigd, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of aanwezig heeft gehad;
Feit 4:
in de periode van 6 november 2015 tot en met 5 augustus 2019 te Nieuwegein/Utrecht/Zeist, samen met een ander, grote geldbedragen en grote hoeveelheden bitcoins heeft witgewassen;
Feit 5:
op 6 augustus 2019 te Nieuwegein, samen met een ander, een geldbedrag van € 91.253 heeft witgewassen;
Parketnummer 16-145343-20
in de periode van 19 december 2015 tot en met 6 augustus 2019 te Nieuwegein, samen met een ander, bijstandsfraude heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Hoewel er in het dossier aanwijzingen zijn dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van drugs, acht de officier van justitie dat onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen van deze feiten te komen.
De officier van justitie acht het onder feit 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ook het feit dat is ten laste gelegd onder parketnummer 16-145343-20 acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak feit 1, 2, 4 en 5 (parketnummer 16-189599-19)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan het bereiden van de harddrugs, het verkopen daarvan of het witwassen van de geldbedragen en bitcoins. Het bestaan van een bankrekening op de (meisjes)naam van verdachte waarop het drugsgeld werd gestort, het aantreffen van de vingerafdruk van verdachte op een van de geldzakjes en de enkele verklaring van verdachte te zitting dat zij vermoedde dat er iets mis was, acht de rechtbank ontoereikend voor een bewezenverklaring van het onder feit 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde.
4.3.2.
Bewijsmiddelen feit 3 (parketnummer 16-189599-19) [1]
Ter terechtzitting heeft verdachte het volgende verklaard: [2]
“Ik heb gezien dat er amfetamine in de vriezer lag, dat wist ik en ik heb daar met mijn man over gesproken.”
Tijdens het forensisch onderzoek wordt in de vriezer het volgende gevonden: [3]

Tijdens de doorzoeking op het moment dat wij ter plaatse waren werden nog verdovende middelen aangetroffen in de diepvrieslades van de koel/vriescombinatie die in de woonkamer met open keuken stond geplaatst. Dit betroffen de navolgende goederen:
AANA1228NL – zak met witte substantie, MDMA, 5.2 KG, aangetroffen in ruimte
A.01.03.001
AANA1156NL – zak met witte substantie, MDMA, 5.2 KG, aangetroffen in ruimte
A.01.03.002
AANA122 9NL – zakjes met witte substantie, amfetamine, 850 GR, aangetroffen in ruimte
A.01.03.003
AANA1231NL – zakjes witte substantie, amfetamine, 350 GR, aangetroffen in ruimte
A.01.03.004
AANA1230NL – bakje met witte substantie, amfetamine, aangetroffen in ruimte
A.01.03.005.”
De SIN nummers hebben de volgende goednummers: [4]
  • SIN AANA1231NL, goednummer 2466527
  • SIN AANA1230NL, goednummer 2466531
  • SIN AANA1229NL, goednummer 2466533
  • SIN AANA1228NL, goednummer 2466536.
De witte substantie met SIN AANA1156NL wordt nog apart gewogen en er wordt een monster afgenomen: [5]
- AANA1156NL, 5,06 kg witte pasta, SIN-nummer van het monster AAMZ8571NL.
De zakjes met witte substantie zijn vervolgens getest door het NFI:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
Goednummer
AAMZ8566NL
pasta, wit, uit 765 gram
bevat amfetamine [6]
2466533
AAMZ8567NL
pasta, wit, uit 245 gram
bevat amfetamine [7]
2466527
AAMZ8565NL
pasta, wit, uit 270 gram
bevat amfetamine [8]
2466531
AAMZ8569NL
pasta, wit, uit 5145 gram
bevat amfetamine [9]
2466536
AAMZ8571NL
pasta, wit, uit 5060 gram
bevat amfetamine [10]
-
Bewijsoverweging
Gezien de voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een hoeveelheid amfetamine aanwezig heeft gehad. Verdachte verklaart immers zelf dat zij de amfetamine heeft gezien en ook dat zij wist dat het ging om amfetamine. De amfetamine werd bewaard in de diepvrieslade van de koel/vriescombinatie die in haar woonkamer stond, hetgeen maakt dat (anders dan de verdediging heeft betoogd) zij daar ook de beschikkingsmacht over heeft gehad.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd maakt de wetenschap van de amfetamine niet dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte ook wetenschap heeft gehad van alle andere (grote) hoeveelheden harddrugs die in de woning van verdachte (en haar partner/medeverdachte) zijn aangetroffen. Er zijn zeker aanwijzingen dat verdachte meer moet hebben geweten. Verdachten beschikten over een kleine woning, er lagen sealbags in de keuken en er is een klein zakje met een substantie (wit poeder) aangetroffen op de krabpaal van de kat in de gang. Het voornoemde kleine zakje is vervolgens echter niet nader onderzocht door het NFI. Deze aanwijzingen in het procesdossier maken echter niet dat het OM voldoende wettig bewijs heeft geleverd voor de wetenschap van verdachte voor alle andere harddrugs, hetgeen betekent dat verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken.
4.3.3.
Bewijsmiddelen parketnummer 16-145343-20 [11]
Blijkens het besluit van de gemeente [gemeente] van 14 maart 2013 ontvangen verdachte en haar echtgenoot (medeverdachte [medeverdachte] ) sinds 29 januari 2013 een bijstandsuitkering: [12]
“Geachte heer en mevrouw [naam] , (..)
Met ingang van 29 januari 2013 krijgt u bijstand voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. (..) Het recht op bijstand is daarom pas per 29 januari 2013 ontstaan. (..)
Verplichtingen
U bent verplicht direct alles te melden wat van invloed kan zijn op uw mogelijkheden om aan het werkt te gaan en uw uitkering. (..)
Wat moet u in ieder geval doen?
- U geeft wijzigingen in uw persoonlijke, gezins- of financiële situatie door. [13]
Uit het onderzoek is gebleken dat verdachten geen formulieren hebben ingeleverd met betrekking tot verandering van de inkomensomstandigheden: [14]
“(…)Op grond van artikel 17 PW wordt door het college van Burgemeester en
wethouders van de gemeente Nieuwegein aan de verdachten, voor de verstrekking
van gegevens een formulier verstrekt. Zo ook aan de verdachten [naam] . (…) Om het recht op en de hoogte van de uitkering te kunnen bepalen, moeten op het formulier vragen beantwoord en/of eventuele veranderingen aangegeven worden met betrekking tot o.a. de gezins-, woon-, arbeids- en inkomensomstandigheden van de verdachten.
Door mij is bij WIL [Werk en Inkomen Lekstroom] navraag gedaan naar eventueel door de verdachten ingeleverde mutatieformulieren. Hier werd mij medegedeeld dat door de verdachten geen mutatieformulieren ingeleverd waren. Op grond van de door verdachten gegeven informatie hadden deze recht op een verstrekking / tegemoetkoming ( uitkering) waar de gemeente [gemeente] maandelijks de uitbetalingen continueerde.”
Verdachte heeft op zitting verklaard [15] :
U vraagt mij naar luxegoederen die zijn aangetroffen in mijn woning. Een grote tv, sieraden die ik om had. Ik vermoedde wel dat dat niet klopte, maar ik wilde het niet weten. Ik wist niet dat ik iets moest doorgeven voor mijn recht op bijstand.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan uitkeringsfraude. Terwijl zij en haar partner maandelijks een uitkering op het sociale minimum ontvingen, leefde verdachte in een woning met luxe goederen en sieraden die voor haar werden gekocht. Verdachte erkent ook dat zij het vermoeden had dat het niet klopte, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank verder gaat dan een enkel vermoeden. In de zaak met parketnummer 16-189599-19 heeft verdachte immers bekend dat zij een (grote) hoeveelheid amfetamine in haar woning heeft zien liggen. Verdachte had de verantwoordelijkheid en de plicht om de wijziging in haar financiële situatie door te geven aan de bevoegde instanties, hetgeen zij heeft nagelaten. Het betoog van de verdediging dat zij van het bestaan van de informatieplicht niet wist omdat zij geen Nederlands sprak, wordt hiermee terzijde geschoven nu verdachte immers ook zelf de verantwoordelijkheid heeft om zich op de hoogte te stellen van haar verplichtingen bij het krijgen van een uitkering én zij ook (kennelijk) in staat is geweest om de uitkering aan te vragen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16-189599-19; feit 3
op 6 augustus 2019 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van parketnummer 16-145343-20
in de periode van 19 december 2015 tot en met 6 augustus 2019 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale Dienst en de gemeente [gemeente] , en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte en haar mededader redelijkerwijze moesten vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Participatiewet,
dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers hebben zij, verdachte, en haar mededader opzettelijk aan genoemde diensten geen opgave gedaan van en verzwegen dat zij, verdachte, en/of haar mededader, inkomsten hadden uit de opbrengsten van handel in harddrugs.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 16-189599-19; feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van parketnummer 16-145343-20
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 185 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de raadsvrouw om met de volgende omstandigheden rekening te houden. Verdachte is zonder enige wetenschap meegetrokken in de strafzaak van haar echtgenoot. Door alles wat zij heeft meegemaakt de afgelopen periode, heeft zij last gekregen van depressie klachten en slikt zij antidepressiva. Bovendien is de vermeende rol van verdachte in het geheel kleiner en heeft zij geen strafblad. De raadsvrouw verzoekt om een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft ruim 11 kilogram harddrugs (amfetamine) in haar woning gehad. Harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid in de woning is er sprake van een zogenaamde handelsindicatie. De verspreiding van en handel in harddrugs gaat veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Tevens heeft verdachte zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude. Zij heeft voor de uitkeringsinstanties verzwegen dat zij de beschikking had over een zeer grote hoeveelheid drugs met een aanzienlijke waarde, luxegoederen en heeft niet willen weten waar het geld vandaan kwam waarmee die luxegoederen werden betaald. Verdachte heeft de wijziging in haar financiële situatie niet doorgegeven, als gevolg waarvan de uitkeringsinstantie het recht op en de hoogte van de uitkeringen niet op een juiste wijze heeft kunnen beoordelen. De verdachte heeft hierdoor het stelsel van sociale zekerheid ondermijnd en de samenleving schade toegebracht. Dit is een ernstig feit omdat dit gedrag ervoor zorgt dat de solidariteit in de samenleving afneemt en het draagvlak voor premieafdracht afneemt.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit zal de rechtbank niet in strafverzwarende, maar ook niet in strafverminderende mate meewegen bij haar oordeel.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Verdachte heeft echter al een periode van 254 dagen in voorarrest doorgebracht. Al met al acht de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet geboden én niet in het belang van de maatschappij. De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met enkel het opleggen van het reeds ondergane voorarrest als sanctie. Om die reden zal de rechtbank tevens een taakstraf opleggen.
Alles afwegend en gelet op artikel 9 lid 4 Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 185 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opleggen in combinatie met een maximale taakstraf voor de duur van 240 uren.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals vermeld op de beslaglijst die als bijlage is toegevoegd, verbeurd te verklaren. De inbeslaggenomen harddrugs dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte zijn 59 voorwerpen in beslag genomen. Dit betreffen de aangetroffen pillen, poeder en verdovende middelen in de woning, de tabletteermachine en daarbij behorende hulpmiddelen, handschoenen en maskers, kleding, een telefoon, stofzuigerzak met drugsafval en plastic zakken.
Nu met betrekking tot de inbeslaggenomen pillen, poeder en verdovende middelen het onder feit 3 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
De overige voorwerpen, begaan met het onder feit 3 bewezen geachte, worden verbeurdverklaard.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 47, 57, 227b van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
365 dagen.
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- beveelt dat een gedeelte, te weten
185 dagen, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid,
van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de goederen onder de goederencategorieën pillen, poeders en verdovende middelen zoals vermeld op de beslaglijst;
- verklaart verbeurd: de overige goederen zoals vermeld op de beslaglijst.
Voorlopige hechtenis
- heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en A. Blanke rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 augustus 2020.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging (na wijziging)
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16-189599-19
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 november 2015 tot en
met 5 augustus 2019 te Nieuwegein en/of Utrecht en/of Zeist, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
een maal, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht,
afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA
en/of 2CB en/of 4FMP/4-FA en/of amfetamine en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of 4FMP/4-FA en/of amfetamine en/of
cocaïne,
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2015 tot en met
30 juli 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk,
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, één of meer hoeveelhe(i)den van
een materiaal bevattende
- MDA en/of MDEA en/of MDMA en/ot2CB en/of 4FMP/4-FA en/of amfetamine en/of
- cocaïne,
zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of 4FMP/4-FA en/of amfetamine en/of
cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)
3.
zij op of omstreeks 6 augustus 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, vervaardigd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 24,1 kilogram MDMA (waarvan ongeveer 11,6 kilogram speed), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of 4FMP/4-FA en/of
amfetamine en/of 1,1 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
telkens zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 4FMP/4-FA en/of amfetamine en/of
cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 2 ahf/ond B Opiumwet en art 2 ahf/ond C Opiumwet en art 2 ahf/ond D Opiumwet, art

47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

4.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 november 2015 tot en
met 5 augustus 2019, te Nieuwegein en/of Utrecht en/of Zeist, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, één of meer voorwerp(en),
te weten één of meer (grote) geldbedragen en/of een of meer (grote) hoeveelhe(i)den
bitcoins, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en) en/of enig(e) bitcoin(s),
(telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e)
geldbedrag(en) en/of bitcoin(s), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten
voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of bitcoin(s), voorhanden had en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten één of meer (grote) geldbedragen en/of
een (grote) hoeveelheid bitcoins, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en) en/of enig(e)
bitcoin(s), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben
overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e)
geldbedrag(en) en/of bitcoin(s), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij en/of haar
mededader wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
(eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht );
5.
zij op of omstreeks 6 augustus 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten één of meer
geldbedragen (te weten € 91.253,- Euro), althans enig geldbedrag, (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) geldbedrag(en), was en/of
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl zij en/of haar mededader wist(en), althans rederlijkwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk — onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 16-145343-20
zij, in of omstreeks de periode van 19 december 2015 tot en met 6
augustus 2019 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde
verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet,
opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken
aan de Sociale Dienst en/of de gemeente [gemeente] , en dit feit kon
strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte
en/of haar mededader (telkens) wist(en), althans redelijkerwijze
moest(en) vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de
vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of
tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Participatiewet,
dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of
tegemoetkoming,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader opzettelijk
aan genoemde dienst(en) geen opgave gedaan van en/of verzwegen dat
zij, verdachte, en/of haar mededader, inkomsten en/of tegoeden
had(den) (uit de opbrengsten van handel in harddrugs).
( art 227b Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 december 2019, onderzoek 09Veen17 opgemaakt door politie Midden-Nederland, districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 1937. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 30 juli 2020.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres ] [woonplaats] ), pagina’s 1716.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres ] [woonplaats] ), pagina’s 1718.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 8 augustus 2019, pagina 1760.
6.NFI-rapport van 8 augustus 2019, pagina 1792.
7.NFI-rapport van 8 augustus 2019, pagina 1793.
8.NFI-rapport van 8 augustus 2019, pagina 1794.
9.NFI-rapport van 8 augustus 2019, pagina 1788.
10.NFI-rapport van 8 augustus 2019, pagina 1763.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 september 2019, nummer RSRN 1712064 opgemaakt door de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein, doorgenummerd 1 tot en met 517. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Beschikking aanvraag levensonderhoud van 11 maart 2013, digitaal genummerd pagina’s 1 tot en met 25, als bijlage ‘besluit’ in het procesdossier.
13.Beschikking aanvraag levensonderhoud van 11 maart 2013, digitaal genummerd pagina 15.
14.Proces-verbaal van onderzoek van 2 september 2019, pagina 5.
15.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 30 juli 2020.