ECLI:NL:RBMNE:2020:3258

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
16-271712-19 en 21-000335-17 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 29 augustus 2019 tot en met 13 november 2019 de aangeefster, met wie hij een relatie had, stelselmatig heeft belaagd. Dit gebeurde door meer dan 5000 keer te bellen, honderden sms- en WhatsApp-berichten te sturen, en zich veelvuldig in de nabijheid van haar woning te bevinden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 327 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die een contact- en locatieverbod inhoudt ten aanzien van de aangeefster. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de aangeefster en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft ook de psychologische rapportages in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkelingsstoornis en een stoornis in alcoholgebruik. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en dat hij strafbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-271712-19 en 21-000335-17 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1978] te distrikt Nickerie,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 februari 2020, 12 mei 2020 en 28 juli 2020. Op laatst genoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Verdachte is met toestemming van de voorzitter niet ter terechtzitting van 28 juli 2020 verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en het standpunt van de officier van justitie, mr. A.A. Nieli, en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. J.A.P.H. Hoens, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- in de periode van 29 augustus 2019 tot en met 13 november 2019 te Utrecht [slachtoffer] heeft belaagd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde belaging. Ten eerste kan de tenlastegelegde periode niet worden bewezen. Uit de bevindingen van de politie blijkt dat aangeefster tussen 18 juli 2019 en 22 september 2019 aan verdachte 40 vriendelijke tekstberichten heeft gestuurd, zodat van belaging in die periode geen sprake zijn. Daarnaast heeft verdachte niet opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte bekommerde zich om haar en om haar welzijn. Dat aangeefster niet gediend was van zijn contactpogingen hoefde hij ook niet te begrijpen, aangezien aangeefster liet blijken de aandacht van verdachte belangrijk te vinden en zij verdachte niet heeft laten weten geen contact meer met hem te willen. Tot slot ontbreekt het aan bewijs dat verdachte het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. Verdachte heeft aangeefster altijd de keuze gelaten in het contact met hem, zoals blijkt uit berichten die hij aan haar heeft gestuurd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen [1]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 oktober 2019, met bijlagen
Vanaf begin januari 2019 tot en met 31 juli 2019 was ik werkzaam bij de [supermarkt] ter hoogte van de [adres] in [woonplaats] . Begin juli 2019 raakte ik in contact met een vaste klant van de [supermarkt] , genaamd [verdachte] die mij constant mee uit vroeg. In het begin van het contact was [verdachte] lief en charmant. Halverwege juli besloot ik toch met hem op een date te gaan en heb ik mijn mobiele nummer ( [telefoonnummer] ) aan [verdachte] gegeven en met hem afgesproken in het [park] tegenover mijn woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] .
Na deze eerste afspraak ontstond er al meteen ruzie tussen mij en [verdachte] omdat hij erg opdringerig was met betrekking tot het afspreken. Hij wilde mij namelijk elke dag zien en wanneer ik aangaf geen tijd te hebben, zei hij mij dat ik maar tijd moest maken. Hij kon geen nee accepteren. [2]
Aangezien [verdachte] en ik constant ruzie hadden, heb ik op 29 augustus 2019 besloten om geheel een einde te maken aan mijn relatie met [verdachte] . Ik wilde niets meer met hem te maken hebben en heb dit persoonlijk uitgesproken naar [verdachte] . Ik heb toen namelijk aangegeven dat wij alleen maar ruzie hebben en niet in elkaars leven passen. Ook heb ik toen aangegeven dat hij geen respect heeft voor mij, ik bang ben voor hem en dat ik gewoon niet meer verder wilde. [verdachte] was het hier niet mee eens en werd meteen verbaal agressief. Hij begon namelijk meteen te schelden en te vloeken, hij noemde mij ''kankerhoer'' en ''tyfushoer'' en dat hij mij ''kapot zou maken''.
Vanaf dit moment is [verdachte] mij dagelijks gaan stalken. Vanaf het begin al vindt dit plaats in de vorm van honderden appjes per dag, dagelijks telefoneren en mij achtervolgen. Ook staat hij dagelijks in de hal van mijn flat om vervolgens continu aan te bellen. Als gevolg hiervan voel ik mij heel onveilig en durf ik niet zomaar mijn huis te verlaten uit angst dat [verdachte] beneden mij staat op te wachten. Hij stuurt mij namelijk geregeld foto's van de buurt waarin ik woon om mij dus op die manier duidelijk te maken dat hij in de buurt is.
Vorige week maandag 21 oktober 2019 had ik een afspraak bij de politie om 15:00 uur. Om 14:41 uur zag ik dat [verdachte] in de hal stond van mijn flat en ik ben toen snel via de andere uitgang weggegaan. Terwijl ik bij de politie was, werd ik continu gebeld en geappt door [verdachte] en heeft een medewerker van de politie opgenomen. Na mijn afspraak bij de politie ben ik weer naar huis gegaan en rond 18:00 uur wilde ik mijn hond uitlaten in het park. Uit angst dat [verdachte] beneden zou staan heb ik om 18:13 uur de politie gebeld. De politie is vervolgens gekomen en hebben [verdachte] aangetroffen in de hal. Dit heb ik vernomen van de politie die mij maandagavond 21 oktober 2019 gebeld heeft. Later op de avond om 18:58 uur heb ik wederom de politie gebeld omdat [verdachte] buiten stond te fluiten en te schreeuwen ter hoogte van mijn balkon. De politie is naar aanleiding hiervan gekomen maar hebben [verdachte] deze keer niet aangetroffen. Ik heb begrepen dat de politie [verdachte] duidelijk heeft gemaakt dat hij niets te zoeken heeft in mijn flat en mij met rust moest laten. [verdachte] heeft op deze maandag vanaf omstreeks 14:30 uur rondgehangen in mijn buurt; dat liet hij mij namelijk weten aan de hand van appjes en foto's die hij maakte en verstuurde via de app. [3]
Ik krijg nog altijd dagelijks honderden appjes, dan wel SMS berichten. In deze appjes/berichten doet [verdachte] voornamelijk agressieve uitlatingen. Heel sporadisch stuurt hij berichten die verontschuldigend zijn van toon, om vervolgens weer over te gaan op agressieve berichten. Hij scheldt mij bijvoorbeeld uit en bedreigt mij (''hij gaat mij weer aanranden/kapot maken/afmaken''). Sinds 21 oktober 2019, de dag waarop de politie [verdachte] heeft aangetroffen in mijn flat, is het stalken dreigender geworden.
Sinds 29 augustus 2019 heb ik niet meer gereageerd op de berichten van [verdachte] . Als gevolg van het gestalk kan ik niet meer normaal leven, ik ben constant angstig, durf de deur amper uit en ben continu op mijn hoede. Ik wil dan ook dat dit gedrag per direct stopt. Het telefoonnummer van waaruit [verdachte] mij continu smst, appt en belt is: [telefoonnummer] . Ik zal de appjes, spraakberichten en smsjes veiligstellen zodat ik deze kan overhandigen. [4]
Een selectie uit de door aangeefster van verdachte ontvangen WhatsApp-berichten, gevoegd als bijlage bij de aangifte van 30 oktober 2019
ontvangen op 8 september 2019:
- om 05:39 uur: “Zo zou ik je graag wille pakke”
- om 06:13 uur: “Lekkrr leka alle vrouwe houde hier van behalve??”
- om 06:52 uur: “2dge geef ik je als je dan nog niet neuk dan laat ik je valle pak ik t bij een andere 2dge zeg sorry mer wil je pijpe omdat ik je altijd stront behandel.” [5]
ontvangen op 9 september 2019:
- om 07:23 uur: “Morge dit en dat dan vergeef ik u eng nek”
- om 07:25 uur: “Oke sletje anders ga ik late we ma zegge na de hoeren me exe dus” [6]
ontvangen op 12 september 2019:
- om 12:21 uur: “Nou u blijf op streepe en wil geen contact verders nou dan respecteer ik beslissing hier voor ook maak u niet druk ik zal u niet meer benadere en opzoeken als je toch als contact vermijdt oke” [7]
ontvangen op 12 oktober 2019:
- om 01:39 uur: “Ik hield van je wou je dat niet hebbe dan jammer ik ga dr niet door van jij wel dan met wat je doe en uw steun nu en ik was niks?” [8]
- om 02:39 uur: “En oprotte kk gek mn tijd mn geld liefde en aandacht”
- om 02:42 uur: “Zal ik je ook kapot maken dan??”
- om 02:46 uur: “Naai mij morgen ik neem je hele leven als jij gaat tot de bodem alles kwijt” [9]
- om 03:19 uur: “Nou ik ga je ook hel terug geven als goede vriend”
- om 03:21 uur: “En als dat gebeurt is vergis je niet dan kom ik nog een pr x” [10]
ontvangen op 29 oktober 2019:
- om 02:52 uur: “ik ga je pakken pas als je dr bijna denk te zijn naai ik je met alles hoe jij mij wou naaien mop oke” [11]
- om 03:06 uur: “Of je dacht lul dr uit en schude en nee kruipen word t hond jij geen respect kruip varkentje kruip” [12]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2020, met bijlagen
Wij, verbalisanten, verklaren het volgende. Op vrijdag 3 januari 2020 deden wij onderzoek naar de telefoon van verdachte. Dit betreft een telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] . Wij onderzochten het bel -en berichtenverkeer tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] . Het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer] is [telefoonnummer] .
Het belverkeer tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] begint op 4 juli 2019. Er werd over en weer gebeld tussen beiden tot en met 7 september 2019. Na 7 september 2019 belde verdachte 36 keer tot en met 12 november 2019. Het sms/tekst verkeer van verdachte naar aangeefster [slachtoffer] begint op 4 juli 2019 en loopt door tot en met 12 november 2019. Hij stuurde in totaal 867 tekst berichten.
Te lezen in de berichten is dat er een verandering van toon komt vanaf 30 augustus 2019. Voor deze datum is de toon vaak seksueel en aardig. Na deze datum noemt hij haar vaker kinderachtig en onaardig. Later zegt hij dat hij haar mist. Weer later mag ze doodvallen. Hij blijft ook herhalen dat ze weer eens wat moet zeggen [13] .
Een uitdraai van het smsverkeer tussen het mobiele telefoonnummer van verdachte en het mobiele telefoonnummer van aangeefster, gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 3 januari 2020
een sms naar het nummer [telefoonnummer] , verstuurd op 30 augustus 2019 om 16:14:13 uur:
“Is goed doe maar onvolwasse en kinderachtig als mij gisteren uw recht hoor mvr l nou fijne dagje verder ga ik weer verders andere mensen lastig vallen ;)”
een sms naar het nummer [telefoonnummer] , verstuurd op 30 augustus 2019 om 21:20:31 uur:
“Gaat u goed verders”
een sms naar het nummer [telefoonnummer] , verstuurd op 31 augustus 2019 om 01:21:58 uur:
“Jij ben weg sorry is uw keuze. [14]
Proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2019
Ik, verbalisant, verklaar het volgende. Op 31 oktober 2019 heb ik de historische gegevens van het telefoonverkeer van het telefoonnummer [telefoonnummer] opgevraagd. Dit telefoonnummer behoort toe aan de verdachte genaamd: [verdachte] , geboren op [1978] . Ik heb de historische verkeersgegevens opgevraagd over de periode van 29 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2019. Ik, verbalisant, zag dat met het telefoonnummer [telefoonnummer] , 5047 maal naar het telefoonnummer [telefoonnummer] van aangeefster [slachtoffer] gebeld was. [15]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2019
Wij, verbalisanten, verklaren het volgende. Op maandag 21 oktober 2019 waren wij belast
met de incidentafhandeling te [woonplaats] . Op diezelfde dag, omstreeks 18.15 uur werden wij gezonden naar de omgeving van de [adres] te [woonplaats] .
Slechts enkele minuten later waren wij ter plaatse op de [straat] ter hoogte van nummer [nummer] . Wij zagen dat er een man op het parkeerterrein voor de flat liep. Deze man voldeed aan het opgegeven signalement van [slachtoffer] . Wij zijn vervolgens het parkeerterrein opgereden en zagen dat de man inmiddels voor het portiek, waaronder nummer [nummer] valt, stond. Wij zagen dat de man het portiek binnen liep en daar bij één van de woningen aanbelde. Ik, [verbalisant 1] , sprak de man aan en vroeg hem naar zijn naam. Wij hoorden hem zeggen dat hij [verdachte] heette. Ik, [verbalisant 1] , vroeg wat hij hier precies deed. Wij hoorde hem antwoordden:
- dat hij door zijn ex was geappt met de vraag om langs te komen;
- dat hij zojuist bij haar had aangebeld;
- dat hij daar was om zijn spullen op te halen. [16]
Ik, [verbalisant 2] , heb telefonisch contact gezocht met [slachtoffer] . Ik hoorde haar het volgende verklaren:
- dat zij wordt gestalkt door haar ex [verdachte] ;
- dat zij niks meer met hem te maken wilt hebben;
- dat zij geen contact met hem heeft gezocht, ook niet voor het ophalen van spullen.
Wij hebben tegen [verdachte] gezegd dat:
- hij niets meer heeft te zoeken bij de woning van zijn ex;
- er geen spullen meer van hem in haar woning liggen;
- [slachtoffer] geen contact meer met hem wilt en haar dan ook niet meer moet benaderen
- hij hier dus niet meer welkom is en hier weg moet gaan en niet meer terug moet komen.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2019
Ik, verbalisant, verklaar het volgende. Op zondag 10 november 2019 om 10:10 uur werd ik, verbalisant, gebeld door aangever [slachtoffer] . Ik hoorde haar het volgende zeggen:
- Zij besloten had om [verdachte] op what's app te deblokkeren;
- Er in de berichtjes stond dat hij vandaag, 10 november 2019, langs zou komen om wat af te geven;
Hierop zijn wij naar binnen gelopen en hebben het deurtje van de postbak van de [adres] geopend. Ik, verbalisant, zag dat er een blauwe schoudertas, van het merk Enrico Benetti, aanwezig was in de postbak. Ik zag dat collega [verbalisant 3] de tas er uit haalde en open maakte.
Ik zag dat de volgende goederen in de blauwe tas zaten:
- Een witte plastictas met stoffen inhoud;
- Een doosje Spons cakejes van het merk CRAVINGZ SPONGIEZ;
- Een doorzichtig zakje met snoep;
- Een zakje met Caramel Fudge blokken van het merk MARANDI.
In de witte plastic tas zag ik de volgende goederen zitten:
- Een licht blauwe sjaal met glitters;
- Zwarte stoffen handschoenen in een plasticje;
- Een overwegend donkere muts met oorflappen. [17]
Proces-verbaal uitkijken camerabeelden d.d. 14 november 2019
Ik, verbalisant, verklaar het volgende. Na aanleiding van de aangifte stalking, onder proces 2019315134-1, werden er van meerdere dagen camerabeelden bekeken van het portiek gelegen aan de [straat] te [woonplaats] , waaronder perceel [nummer] . Het betrof hier de dagen maandag 21 oktober 2019 en zondag 10 november 2019. De opnamen bleken in kleur te zijn geregistreerd. Op de beelden was een datum/tijdsaanduiding te zien die op de correcte datum/tijd was ingesteld. Door mij werd het navolgende bevonden:
21/10 18.24 uur Ve wordt aangesproken door de ter plaatse gekomen politie.
21/10 18.34 uur Ve wordt na het gesprek met de politie weggestuurd. Het gesprek met de verdachte is vastgelegd onder proces-verbaal van bevindingen van PL0900-2019315320-3 [= 30 oktober 2019, toevoeging rechtbank].
21/10 18.54 uur Ve is weer terug bij het portiek en belt weer aan. [18]
10/11 09.53 uur Ve komt op zijn fiets aan en heeft een blauwe tas bij zich.
10/11 09.53 uur Ve gaat het portiek in met blauwe tas aan zijn schouder. [19]
10/11 09.54 uur Ve doet de blauwe tas in een postvak binnen in het portiek. [20]
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 november 2019
O: Zoals ik in het begin van dit gesprek al heb gezegd ben je aangehouden naar bureau in verband met stalking.
V: Wat kun je hier zelf over verklaren?
A: Uhh ja dat het uhh dat het in omstandigheden klopt. Ik bedoel niet dat ik haar gestalkt heb maar ik snap dat iemand het zo kan zien.
(…)
O: Aangeefster [slachtoffer] heeft (inderdaad) aangifte gedaan.
V: Wat kun je hier zelf over verklaren, wat vind je hiervan?
A: Uhhh ja, ik denk dat ze, ja, ze heeft sowieso gelijk. Ik vind dat pijnlijk om te horen maar wel terecht. Meer begrijpelijk eigenlijk. Het is allemaal heftig enzo, er zit heel veel achter. [21]
(…)
V: Heeft uzelf enig idee hoe vaak er door u contact is opgenomen tussen 29 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2019?
A: Ik denk wel in de 1000 keer. 1101 keer ofzo
O: Dit is 5047 maal geweest.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Wow dat is wel een ander verhaal. Ik wilde haar graag spreken jammer genoeg. Toch hopen dat ze opneemt maar dat deed ze niet. [22]
(…)
O: Ik heb alle berichten door gelezen en ben best wel geschrokken van de toon van de berichten. Het zijn veel beledigende teksten. Over haar figuur, over alles wat ze niet goed zou doen of gedaan heeft
A: Ja daar heb ik echt vet spijt van. Dat zijn allemaal leugens. [23]
Bewijsoverweging
Voor de rechtbank staat vast dat aangeefster op 29 augustus 2019 tegen verdachte in persoon heeft gezegd de relatie met hem te beëindigen en ook dat aangeefster toen aan verdachte kenbaar heeft gemaakt niets meer met hem te maken willen hebben. De verklaring van aangeefster wordt op dit punt bevestigd door de sms-berichten die verdachte op 30 augustus 2019 en 31 augustus 2019 aan aangeefster heeft verstuurd. In die sms-berichten heeft verdachte, onder meer, het volgende aan aangeefster geschreven: “Is goed. Doe maar onvolwasse en kinderachtig als mij gisteren”, “Gaat u goed verders” en “Jij bent weg sorry uw keuze”. De rechtbank ziet ook een bevestiging voor de verklaring van aangeefster in het proces-verbaal van 3 januari 2020. Daarin schrijft de verbalisant namelijk dat de sms-berichten van verdachte aan aangeefster vanaf 30 augustus 2019, in negatieve zin, van toon veranderen.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de periode van
29 augustus 2019 tot en met 13 november 2019, de dag waarop verdachte is aangehouden, echter veelvuldig, intensief en op verschillende manieren contact met aangeefster is blijven zoeken en zich aan haar heeft opgedrongen. In die korte periode heeft verdachte meer dan 5.000 keer gebeld naar het telefoonnummer van aangeefster, meer dan 800 sms-berichten en een zeer grote hoeveelheid WhatsApp-berichten naar aangeefster verstuurd, zich veelvuldig opgehouden in de omgeving van de woning van aangeefster en, tot slot, meerdere briefjes en goederen in de brievenbus van aangeefster achter gelaten. Verdachte is met deze gedragingen blijven doorgaan zelfs nadat de politie hem op 21 oktober 2019 had duidelijk gemaakt dat aangeefster geen contact meer met hem wilde en dat hij haar met rust moest laten.
Gelet op de zojuist beschreven indringende wijze waarop verdachte sinds de beëindiging van de relatie contact is blijven zoeken met aangeefster en de gevolgen die dit heeft gehad voor haar persoonlijke leven en persoonlijke vrijheid, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in de periode van 29 augustus 2019 tot en met 13 november 2019 schuldig heeft gemaakt aan het wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De omstandigheid dat aangeefster in die periode ook een beperkt aantal sms-berichten aan verdachte heeft gestuurd doet niets af aan de dwingende, inbreukmakende wijze waarop verdachte heeft geprobeerd om in contact te komen met aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt daarnaast uit de inhoud van de sms-berichten, de WhatsApp-berichten en uit de overige gedragingen van verdachte dat hij het oogmerk had om aangeefster te dwingen om contact met hem te hebben en om haar vrees aan te jagen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde belaging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
- in de periode van 29 augustus 2019 tot en met 13 november 2019 te Utrecht,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- [slachtoffer] 5047 keer te bellen,
- [slachtoffer] honderden whatsapp en sms-berichten te sturen,
- meerdere malen briefjes en goederen in de brievenbus van [slachtoffer] achter te laten,
- meerdere malen aan te bellen bij de woning van [slachtoffer] , en
- zich veelvuldig in de directe omgeving van de woning van [slachtoffer] te begeven,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden of vrees aan te jagen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
- belaging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 3 februari 2020 door R. Bout, GZ-psycholoog, uitgebrachte Pro Justitia rapport. Daaruit blijkt het volgende.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkelingsstoornis in de zin van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Daarnaast is er sprake van een ziekelijke stoornis, te weten een stoornis in alcoholgebruik. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit was zowel de ziekelijke stoornis als de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig. Zowel de vastgestelde ziekelijke stoornis als de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Het advies luidt om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt zowel op korte- als (middel)lange termijn ingeschat als hoog wanneer er geen interventies worden gepleegd. Om deze kans te verkleinen zal verdachte behandeling moeten krijgen met aandacht voor het versterken van de impulscontrole en het vergroten van het inzicht in de risico’s van zijn handelen en het maken van de juiste gedragskeuzes. Ook zal er aandacht moeten zijn voor de neiging van verdacht om zijn eigen behoefte te laten prevaleren boven de rechten van anderen. Toezicht en controle op eventueel alcoholgebruik is noodzakelijk. Een dergelijke behandeling zou kunnen plaatsvinden in een ambulant kader bij een forensische polikliniek zoals De Waag of een soortgelijke instelling.
Verdachte is in zijn geheel niet gemotiveerd voor een behandeling. Verdachte heeft geen enkel probleembesef of –inzicht. Het is dan ook niet mogelijk om bovenstaande behandeling te laten plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf. Het opleggen van een behandeling in een stringenter kader, in casu, tbs met dwangverpleging, is te prematuur, nu verdachte geen enkele behandelingsgeschiedenis heeft.
Onderzoeker komt om die reden niet tot een uitvoerbaar behandeladvies.
De rechtbank is met de psycholoog van oordeel dat de problematiek van verdachte ook ten tijde van het tenlastegelegde aan de orde was – verdachte is hier immers niet eerder effectief voor behandeld – en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 267 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd:
- de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte voor de duur van 3 jaren, inhoudende een locatieverbod voor de woning van aangeefster en een contactverbod met aangeefster. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd en telkens 14 dagen hechtenis indien verdachte de maatregel overtreedt.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat uit het rapport van de psycholoog blijkt dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte was wanhopig en hij heeft niet goed gehandeld. Verdachte wil niet meer in dit soort situaties terecht komen en hij gaat hulp zoeken. Onder deze omstandigheden is een straf gelijk aan het voorarrest passend. Mocht de rechtbank hierover anders oordelen, dan kan een geheel voorwaardelijke straf met een lange proeftijd als passend worden beschouwd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster. Verdachte is vanaf het moment dat aangeefster de relatie met hem had verbroken en daarbij kenbaar had gemaakt geen contact meer met hem te willen, op zeer indringende wijze en op uiteenlopende manieren stelselmatig inbreuk gaan maken op haar persoonlijke levenssfeer. Verdachte heeft hiermee op grove wijze de privacy van aangeefster geschonden. Uit zowel de slachtofferverklaring van aangeefster als uit de aangifte blijkt hoeveel angst dit bij aangeefster heeft veroorzaakt en welke enorme impact dit op haar leven heeft gehad en nog steeds heeft. Verdachte heeft zich hier totaal niet om bekommerd, maar heeft zich enkel beziggehouden met zichzelf en zijn eigen behoefte. Uit het dossier blijkt dat de belaging pas stopte toen verdachte op 13 november 2019 werd aangehouden. Na de schorsing van de voorlopige hechtenis op 29 november 2019, waarbij als voorwaarde was gesteld dat verdachte zich zou onthouden van contact met aangeefster, heeft verdachte echter toch weer contact met aangeefster gezocht.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 14 januari 2020 blijkt dat verdachte door het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren op 26 oktober 2017 onherroepelijk is veroordeeld voor belaging, waarbij een gevangenisstraf is opgelegd voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 10 april 2020, opgesteld door R.T.M. Holthuijsen, reclasseringswerker. Dit advies is door Reclassering Nederland opgesteld naar aanleiding van het door de raadsman gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, welk verzoek op 16 april 2020 in raadkamer is behandeld. In het advies staat - voor zover van belang - het volgende. Uit de beschikbare documenten komt naar voren dat verdachte meerdere conflictueuze relaties heeft gehad, waarbij ook meerdere malen sprake is geweest van belaging nadat de relatie werd beëindigd. Zowel ten aanzien van het huidige tenlastegelegde als zijn eerdere delictgedrag stelt verdachte zich bagatelliserend op en legt hij de oorzaken buiten zichzelf. Volgens het NIFP is verdachte een man met een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en is er sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol. Ze adviseren dan ook om verdachte het tenlastegelegde feit in verminderde mate toe te rekenen. Een (ambulant) behandeltraject in het kader van een voorwaardelijke straf wordt door het NIFP niet haalbaar geacht. De reclassering heeft, gezien de houding van verdachte, ook haar bedenkingen bij de haalbaarheid van een dergelijk behandeltraject. Het risico op herhaling wordt echter ingeschat op hoog, zolang verdachte geen behandeling krijgt welke gericht is op het versterken van zijn impulscontrole en het vergroten van het inzicht in de risico's van zijn handelen. Concluderend adviseert Reclassering Nederland negatief over schorsing van de voorlopige hechtenis. Indien de rechtbank besluit om over te gaan tot schorsing, dan wordt geadviseerd de volgende voorwaarden daaraan te verbinden: meldplicht, ambulante behandeling, drugsverbod, alcoholverbod, locatieverbod (met EC) en dagbesteding. Daarbij dient rekening gehouden te worden dat bij het locatieverbod geen politieopvolging mogelijk is, wat gezien het hoge recidiverisico wel geïndiceerd is.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van de brief van Reclassering Nederland van
15 juli 2020, met als onderwerp: “Retourzending opdracht reclasseringsadvies”. Daarin schrijft H. Wiebe, reclasseringswerker, dat het niet mogelijk is gebleken om te voldoen aan het verzoek tot het opstellen van een reclasseringsadvies over verdachte, nu verdachte hieraan zijn medewerking niet heeft willen verlenen.
Strafoplegging
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt oplegging van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur heeft de rechtbank onder meer gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken. Verder heeft de rechtbank ten nadele van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte in oktober 2017 al eerder is veroordeeld voor belaging, waarbij verdachte een voorwaardelijke straf is opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Verdachte liep ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit in de proeftijd van die eerdere veroordeling, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan belaging. Ook heeft de rechtbank ten nadele van verdachte laten meewegen dat hij, in weerwil van de verklaringen die hij heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, tegenover de rechtbank ontkent zich op enige wijze schuldig te hebben gemaakt aan belaging van aangeefster. Tot slot houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het feit dat, hoewel uit de rapportages blijkt dat behandeling van verdachte zeer wenselijk wordt geacht, verdachte in het geheel niet gemotiveerd is om hieraan mee te werken. De rechtbank ziet daarom geen mogelijkheden om aan het op te leggen voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te verbinden. Om verdachte er toch van te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten, zal de rechtbank een hogere voorwaardelijke straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 327 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. Gelet op het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht hoeft verdachte voor de onderhavige zaak niet terug te keren naar de Penitentiaire Inrichting.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank acht het ook noodzakelijk om aan verdachte de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Deze maatregel behelst een contact- en locatieverbod ten aanzien van aangeefster. Het locatieverbod betreft de woning van aangeefster en houdt in dat verdachte zich niet mag ophouden binnen een straal van 1 kilometer van de woning van aangeefster aan de [adres] , [woonplaats] . Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met aangeefster. De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 3 jaar, waarbij de vervangende hechtenis wordt bepaald op 14 dagen voor iedere keer dat verdachte zich niet aan de maatregel houdt.
Omdat verdachte al eerder de schorsende voorwaarden met betrekking tot het contactverbod heeft overtreden, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend gedraagt jegens aangeefster. De rechtbank zal daarom bevelen dat de maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij de stukken bevindt zich de op 12 februari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland, in de zaak met Ressortsparketnummer 21.000335-17, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 26 oktober 2017 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 13 februari 2020 aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
bewezenverklaring:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
strafbaarheid:
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
strafoplegging:
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
327 dagen;
-bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 120 dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd vast van
3 (drie) jaar;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeeld zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren en beveelt dat verdachte:
(1) op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1985] te [geboorteplaats] ;
(2) zich niet zal ophouden binnen een straal van
1000 metervan de woning van
[slachtoffer] , aan het adres [adres] , [woonplaats] ,
- waarbij de politie de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis zal worden toegepast;
- de duur van de vervangende hechtenis bedraagt
(14) veertien dagenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van (6) zes maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
TUL
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd arrest van 26 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk
2 weken gevangenisstraf;
- heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en
L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2020.
Zowel mr. L.M.M. Heppe als de griffier, mr. J. Troostheide, zijn buiten staat mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2019 tot en met 13 november 2019 te Utrecht,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- [slachtoffer] 5047 keer, althans vele malen te bellen,
- [slachtoffer] honderden, althans een zeer grote hoeveelheid whatsapp en/of sms-berichten te sturen,
- meerdere malen briefjes en/of goederen in de brievenbus van [slachtoffer] achter te laten,
- meerdere malen aan te bellen bij de woning van [slachtoffer] , en/of
- zich veelvuldig in de direct omgeving van de woning van [slachtoffer] te begeven,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 14 november 2019, 26 november 2019 en 3 januari 2020, met het nummer PL0900-2019315134, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Stad-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 277, van het proces-verbaal van 29 januari 2020, met het nummer PL0900-2019315134-34, met bijlagen, pagina 1 tot en met 20 en van het proces-verbaal van 10 februari 2020, met bijlagen, met het nummer PL0900-2019315134-35 pagina 1 tot en met 5. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.proces-verbaal aangifte, p. 8.
3.proces-verbaal aangifte, p. 10.
4.proces-verbaal aangifte, p. 11
5.proces-verbaal aangifte, p. 21
6.proces-verbaal aangifte, p. 20
7.proces-verbaal aangifte, p. 32
8.proces-verbaal aangifte, p. 81
9.proces-verbaal aangifte, p. 83
10.proces-verbaal aangifte, p. 86
11.proces-verbaal aangifte, p. 105
12.proces-verbaal aangifte, p. 106
13.proces-verbaal van bevindingen, p. 246
14.proces-verbaal van bevindingen, p. 272
15.proces-verbaal van bevindingen, p. 187
16.proces-verbaal van bevindingen, p. 150
17.proces-verbaal van bevindingen, p. 166
18.proces-verbaal van bevindingen, p. 182
19.proces-verbaal van bevindingen, p. 183
20.proces-verbaal van bevindingen, p. 184
21.proces-verbaal verhoor verdachte, p. 221 en 222
22.proces-verbaal verhoor verdachte, p. 231.
23.proces-verbaal verhoor verdachte, p. 231-232.