In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Winia, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door mr. V.F.M. Verdouw. Eiseres heeft in beroep een gewijzigd besluit aangevochten, waarbij haar recht op een WIA-uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid werd erkend, maar zij was het niet eens met de urenbeperking die door verweerder was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder een ziektewetuitkering had ontvangen en dat zij na haar zwangerschapsverlof ziek was geworden. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, maar verweerder had aanvankelijk geweigerd deze toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een beroepsprocedure en het indienen van nieuwe medische informatie, heeft verweerder zijn besluit gewijzigd en eiseres alsnog een WIA-uitkering toegekend, maar met een urenbeperking.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres 100% arbeidsongeschikt is, maar dat de urenbeperking ook voldoende gemotiveerd is. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan eiseres is om aan te tonen dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen niet aan de eisen voldoen. Eiseres heeft geen voldoende onderbouwde argumenten aangedragen om de urenbeperking aan te vechten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.312,50, en het griffierecht van € 47,-. De uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier.