ECLI:NL:RBMNE:2020:3192

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
8324186 MC EXPL 20-963 BmR/842
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij asbestsanering en tekortkomingen in uitvoering

In deze zaak heeft eiser, [eiser/eiseres sub 1] c.s., een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde] B.V., wegens toerekenbare tekortkomingen in de uitvoering van een asbestsanering in de kruipruimte van hun woning. Eiser had opdracht gegeven tot asbestsanering na het aantreffen van asbest tijdens een bouwkundige keuring. Gedaagde heeft de sanering uitgevoerd op basis van een asbestsaneringsinventarisatie, maar na oplevering bleek dat er nog asbestresten aanwezig waren. Eiser heeft vervolgens een andere partij ingeschakeld om de sanering opnieuw uit te voeren en vordert de kosten hiervan van gedaagde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de sanering heeft uitgevoerd conform de offerte en de geldende regelgeving. De eindcontrole door het asbestinventarisatiebureau heeft geen zichtbare asbestresten aangetoond, waardoor gedaagde niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de later geconstateerde asbestresten. De rechter oordeelt dat de aansprakelijkheid van gedaagde is uitgesloten op basis van de algemene voorwaarden, die bepalen dat gedaagde niet aansprakelijk is voor gebreken die redelijkerwijs niet eerder konden worden ontdekt. De vordering van eiser wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de scheiding van verantwoordelijkheden in asbestsaneringsprocessen, evenals de rol van eindcontroles in het vaststellen van de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 8324186 MC EXPL 20-963 BmR/842
Vonnis van 29 juli 2020
inzake

1..[eiser/eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats]

2..[eiser/eiseres sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser/eiseres sub 1] c.s.,
eisende partij,
gemachtigde: Waterman Legal Consultancy,
mr. dr. Y.R.K. Waterman
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H.C. Vroege.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding - de conclusie van antwoord - het vonnis van 17 juni 2020 - het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 30 juni 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. heeft het woonhuis aan de [adres] te [plaatsnaam] op 17 mei 2019 gekocht. Voorafgaand aan de koop van de woning heeft [eiser/eiseres sub 1] c.s. de woning bouwkundig laten keuren. In de kruipruimte van de woning is asbest aangetroffen (30-60% chrysotiel, niet hechtgebonden) afkomstig van leidingisolatie.
2.2.
In opdracht van [eiser/eiseres sub 1] c.s. heeft [onderneming 1] B.V. op 23 april 2019 een asbest inventarisatie uitgevoerd. Het rapport vermeldt onder meer het volgende:
'2.4 Asbesthoudende toepassingen
In de onderstaande brontabellen zijn alle aangetroffen asbesthoudende toepassingen weergegeven.
bron 1
locatie gehele kruipruimte
type product leidingisolatie van board toepassing product verontreiniging hoeveelheid (±) opp. 60 m" bevestiging los
beschadiging ernstig
verwering ernstig
bereikbaarheid slecht, reden: kruipruimte, geen mangaten in funderingsmuren
asbest
(mlm%)(analyseresultaat) 30-60% chrysotiel niet hechtgebonden
monster [.]
hechtgebonden (oordeel DIA) niet hechtgebonden
Risicoklasse 2
Saneringsmethode (conform SMA-rt) binnensanering (containment)
aanbeveling sanering voorafgaand aan renovatie en/of sloop
opmerkingen Het leidingwerk is ooit opnieuw geïsoleerd, waarbij het oude isolatiemateriaal op de zandbodem van de kruipruimte is achtergelaten. De gehele kruipruimte is verontreinigd hiermee. Vanwege de aard van het oude isolatiemateriaal (niet hechtgebonden), is het advies om ook het bestaande leidingwerk volledig te reinigen of te vervangen. Achter het nieuwe isolatiemateriaal kunnen restanten oud isolatiemateriaal achter zijn gebleven op het leidingwerk. Tevens dient de toplaag van de zandbodem van de kruipruimte gesaneerd te worden.'
2.3.
[gedaagde] heeft op 6 mei 2019 een offerte uitgebracht aan de aankoopmakelaar van [eiser/eiseres sub 1] c.s. en op 9 mei 2019 aan [eiser/eiseres sub 1] c.s.. [eiser/eiseres sub 1] c.s. heeft de offerte op 15 mei 2019 voor akkoord ondertekend.
In deze offerte is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
' Naar aanleiding van uw aanvraag inzake asbestsaneringswerkzaamheden, hebben wij het genoegen u geheel vrijblijvend aan te bieden:
(...)
Het conform Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering, verwijderen van asbesthoudend materiaal zoals omschreven in het inventarisatierapport van [onderneming 1] met projectnummer [...] d.d. 26 april 2019.
De asbestbron is:
- Verontreiniging, verspreid over 60 m2, welke zich in de kruipruimte bevindt (chrysotiel, niet hechtgebonden, risicoklasse 2, containment) de leidingen worden schoongemaakt tevens wordt er ± 5-10 cm van de toplaag van de zandbodem verwijderd en afgevoerd;
(...)
Het geldende meetvoorschrift en/of visuele inspectie conform NEN 2990 (vrijgave werkplek) en het nemen van een, conform NEN 5707, grondmonster door een onafhankelijk RvA Inspectie Laboratorium (...)
Bovengenoemde saneringswerkzaamheden kunnen wij uitvoeren voor een totaalprijs van € 9,500,00 Zegge: (negenduizendvijftienhonderd euro) Exclusief 21 % BTW’
2.4.
Op de overeenkomst is van toepassing verklaard de Algemene Voorwaarden van [gedaagde] . Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
7. Aansprakelijkheid en vrijwaring [gedaagde] 1. [gedaagde] is niet aansprakelijk voor schade, van welke aard ook, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht tenzij deze- schade is veroorzaakt door opzet of grove schuld aan de zijde van [gedaagde] , zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers. 2. De aansprakelijkheid is te allen tijde beperkt tot maximaal het bedrag dat uit hoofde van de aansprakelijkheidsverzekering van [gedaagde] ts gedekt en wordt uitgekeerd,
3. [gedaagde] vrijwaart de opdrachtgever tegen aanspraken van derden tot vergoeding van schade, voor zover deze door de uitvoering van de werkzaamheden is toegebracht en te wijten is aan opzet of grove schuld aan de zijde van [gedaagde] , zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers
10.
10. Opneming en goedkeuring 1. Indien het werk, naar de mening van [gedaagde] , voltooid 1s, nodigt [gedaagde] de opdrachtgever uit om tot opneming van het werk over te gaan. De opneming door opdrachtgever -geschiedt zo spoedig mogelijk. De opneming vindt plaats door de opdrachtgever in aanwezigheid van [gedaagde] en strekt ertoe, te constateren of [gedaagde] aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. Nadat het werk is opgenomen, wordt door de opdrachtgever aan [gedaagde] onmiddellijk schriftelijk medegedeeld of het werk al dan niet is goedgekeurd. In het eerste geval met vermelding van de eventueel aanwezig kleine gebreken, als bedoeld in lid 3 in het laatste geval met vermelding van de gebreken, die de reden voor onthouding van de goedkeuring zijn. 2. Kleine gebreken, die in het hersteltermijn kunnen worden hersteld, zullen geen reden tot onthouding van goedkeuring zijn, mits zij een eventuele ingebruikneming van het werk niet in de weg staan. 3. Onder kleine gebreken wordt in ieder geval verstaan het nog aanwezig zijn van asbest in of bij de objectlocatie, welke in het betreffende inventarisatierapport en/of offerte zijn vermeld. Indien dit het geval is kan het werk niet worden goedgekeurd.
11. Oplevering en klachttermijn 1. Het werk wordt als opgeleverd beschouwd, indien het werk overeenkomstig artikel 10 is goedgekeurd. De dag waarop het werk is goedgekeurd, geldt als dag waarop het werk is opgeleverd. 2. Tekortkomingen in de nakoming door [gedaagde] dienen door opdrachtgever binnen drie dagen na ontdekking, doch uiterlijk binnen veertien dagen na oplevering van het werk schriftelijk te worden gemeld aan [gedaagde] De klacht dient een zo gedetailleerd mogelijke omschrijving van de tekortkoming te bevatten, zodat [gedaagde] in staat is adequaat te reageren.
12. Aansprakelijkheid na oplevering 1. Na de oplevering is [gedaagde] niet meer aansprakelijk voor gebreken aan het werk, tenzij het werk of een onderdeel van het werk door schuld van [gedaagde] , zijn personeel, zijn onderaannemer of zijn leverancier, een gebrek bevat dat door de opdrachtgever redelijkerwijs niet eerder kon worden ontdekt en het gebrek door de opdrachtgever aan [gedaagde] binnen en acht dagen na ontdekking van het gebrek per aangetekende brief is medegedeeld. 2. Elke rechtsvordering uit hoofde van het in het vorige lid bedoelde gebrek vervalt, indien zij wordt ingesteld na het verloop van een termijn van twee jaren na het verstrijken van de hersteltermijn.
2.5.
Op 5 juni 2019 heeft [onderneming 1] op verzoek van [gedaagde] haar inventarisatierapport aangepast van 60m2 te saneren ruimte naar 53m2 te saneren ruimte. Daarop heeft [eiser/eiseres sub 1] c.s. verzocht om aanpassing van de aanneemsom. [gedaagde] heeft de prijs verminderd naar een bedrag van € 9.000,00 ex BTW.
2.6.
[gedaagde] heeft de werkzaamheden uitgevoerd op 5, 6 en 7 juni 2019.
2.7.
[onderneming 1] heeft op 7 juni 2019 een visuele inspectie (goedgekeurd) en luchtmeting (goedgekeurd) uitgevoerd, en bodemmonsters (goedgekeurd) genomen conform NEN 2990 en een certificaat eindcontrole na asbestverwijdering afgegeven. Het doel van de eindinspectie wordt in het rapport omschreven:
‘(...) De eindcontrole heeft tot doel vast te stellen of in de onderzochte ruimte(n) nog visueel waarneembare resten van de gesaneerde asbesthoudende materialen aanwezig zijn en of de concentratie respirabele vezels lager is dan de grenswaarde, zodat de onderzochte ruimte(n) kan/kunnen worden vrijgegeven voor het betreden zonder beschermende middelen. (…)’
2.8.
Op of omstreeks 4 juli heeft [gedaagde] de weegbon van het afgevoerde materiaal aan [eiser/eiseres sub 1] c.s. ter beschikking gesteld, waarop staat vermeld dat het afgevoerde materiaal afkomstig is van de verzamelcontainer van [gedaagde] aan de [straatnaam] te [vestigingsplaats] en het afgevoerd materiaal een gewicht heeft van 4320 KG.
2.9.
Bij e-mail van 7 juli 2019 heeft [eiser/eiseres sub 1] c.s. aan [gedaagde] zijn zorgen kenbaar gemaakt of de sanering wel op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en verzocht eventuele tekortkomingen te herstellen, waarop [gedaagde] bij e-mail van 8 juli 2019 zich op het standpunt heeft gesteld dat de werkzaamheden conform de wettelijke norm zijn uitgevoerd en niet bereid is tot een tweede meting over te gaan.
2.10.
In opdracht van [eiser/eiseres sub 1] c.s. heeft bureau [onderneming 2] B.V. een nieuw inventarisatie onderzoek uitgevoerd. [onderneming 2] concludeert dat er nog restanten leidingisolatie op het zandbed en in de toplaag (2 cm) is aangetroffen. [onderneming 2] rapporteert in haar bijlage als volgt:
(…) • De restanten zijn aangetroffen in de ruimten waar reeds asbesthoudenderestanten leidingisolatie is gesaneerd. • Er zijn een tweetal kleefmonsters genomen op de verwarmingsleidingen. Op deze kleefmonsters zijn geen asbestvezels aangetroffen. • Het betreft een ernstig beschadigde niet hechtgebonden bron waardoor er kleefmonsters zijn genomen nabij de kruipluiken en openingen in de vloer. Op deze kleefmonsters zijn geen asbestvezels aangetroffen. • Geadviseerd wordt om de kruipruimte niet meer te betreden zonder gebruikmaking van de voor asbest gerelateerde persoonlijke beschermingsmiddelen. • Geadviseerd wordt om de openingen in de vloer af te dichten en de luiken dicht te laten. • Omdat door de sanerende handelingen de zandbodem geroerd is wordt geadviseerd een laag zand van circa 15-20 cm mee te saneren, hierbij dient rekening gehouden te worden met de fundering. (…)’
2.11.
Nadat [gedaagde] 11 juli 2019 door [eiser/eiseres sub 1] c.s. is geconfronteerd met de rapportage van [onderneming 2] en niet bereid bleek opnieuw tot sanering op haar kosten over te gaan heeft [eiser/eiseres sub 1] c.s. aan [onderneming 3] B.V. opdracht gegeven over te gaan tot sanering. De aanneemsom bedraagt € 16.009,02 incl. BTW.
2.12.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. heeft het asbest dossier laten beoordelen door de heer [A] verbonden aan [onderneming 4] . [A] heeft op 13 november 2019 gerapporteerd en geconcludeerd dat zowel [gedaagde] als [onderneming 1] niet de juiste procedures hebben gevolgd en nalatig c.q. verwijtbaar hebben gehandeld. De sanering en eindcontrole is niet conform de afspraken, geldende wet- en regelgeving/normen uitgevoerd. Samengevat komen de bevindingen op het volgende neer:
• De werkzaamheden in een kruipruimte en daarmee ook de inspectie daarvan worden door de beperkte hoogte van de ruimte bemoeilijkt. Gegeven de slechte bereikbaarheid is het onwaarschijnlijk dat [gedaagde] het werk efficiënt en correct heeft uitgevoerd, laat staan binnen 3 dagen. • Conform de NEN2990 dient er een representatieve monstername en analyse plaats te vinden van de onverharde ondergrond conform NEN2990 (Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem). Deze stelt dat in het geval van een onverdachte locatie er tenminste 12 inspectiepunten dienen te worden beoordeeld, wat zich vertaald in 12 grepen. Bij een diffuus verdachte locatie zijn dit zelfs minimaal 15 inspectiepunten. Door het nemen van slechts 4 grepen door [onderneming 1] is hier niet aan voldaan. Indien de monstername door [onderneming 5] op een juiste wijze zou zijn genomen en geanalyseerd, zouden de later ten tijde van de aanvullende asbestinventarisatie door [onderneming 2] op 10-7-2019 aangetoonde restanten zeker aan het licht zijn gekomen • De door [onderneming 2] geconstateerde restanten leidingisolatie hadden ten tijde van de oplevering van de sanering door [gedaagde] geconstateerd moeten worden. Er was nog altijd sprake van duidelijk waarneembare restanten leiding isolatie, verspreid over de gehele kruipruimte. Dit had moeten leiden tot een verdere afgraving van de kruipruimte. • [gedaagde] stelt dat op de foto's van [onderneming 2] zichtbare besmetting aanwezig is en dit niet het geval was in de door haar opgeleverde ruimte. [gedaagde] heeft hierbij het vermoeden geuit dat in de kruipruimte sprake was van twee historische besmettingen, te weten een eerste oppervlakkige, die volgens [gedaagde] met succes is gesaneerd, en een tweede laag besmet materiaal op meer dan 10 cm diept e, die voor haar niet kenbaar zou zijn geweest. • Uitgaande van het soortelijk gewicht van schoon en droog zand (soortelijk gewicht 1.400- 1.600 kg/m3 komt de hoeveelheid verwijderd materiaal neer op 4,3-5,6 cm. • De herkomst locatie van het (volgens [gedaagde] asbesthoudende ) materiaal dat [gedaagde] zegt te hebben afgevoerd (4320 kg) blijkt niet uit de begeleidingsbrief. In de begeleidingsbrief staat de woning aan de [adres] niet vermeld. Wel wordt verwezen naar een verzamelcontainer op het terrein van [gedaagde] en een afvalstroomnummer • Tegenstrijdigheden o In hoofdstuk 4 {logboek van 5 juni 2019) staat dat het plaatsen van een afvalsluis niet fatsoenlijk mogelijk zou zijn. Dit is tegenstrijdig met het feit dat de mogelijkheid is geboden om hier extra gaten voor in de vloer te maken. o In het werkplan staan diverse handtekeningen van personen van [onderneming 1] [onderneming 5] die de locatie bezocht hebben ten behoeve van de eindcontrole. Deze handtekeningen zijn echter niet eenduidig.

3.Het geschil

3.1.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser/eiseres sub 1] c.s. te voldoen € 24.999,99 (bestaande uit € 23.807,25 aan hoofdsom, en € 1.192,74 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 28 januari 2020 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser/eiseres sub 1] c.s., kort samengevat, dat [gedaagde] jegens [eiser/eiseres sub 1] c.s. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst, om op correcte wijze een asbestsanering in de woning van [eiser/eiseres sub 1] c.s. uit te voeren. [gedaagde] heeft jegens [eiser/eiseres sub 1] c.s. bovendien onrechtmatig gehandeld door [eiser/eiseres sub 1] c.s. te misleiden c.q. door op grove wijze onzorgvuldig c.q. nalatig te handelen in het kader van de op [gedaagde] rustende saneringsverplichting. [eiser/eiseres sub 1] c.s. heeft niet alleen voor een incorrecte uitgevoerde opdracht betaald, maar bovendien aanzienlijke schade geleden omdat de sanering alsnog op correcte wijze door een andere partij moest worden uitgevoerd. [gedaagde] had nooit tot oplevering mogen overgaan, omdat zichtbare asbest resten zijn achtergebleven. [gedaagde] had [eiser/eiseres sub 1] c.s. daarop moeten wijzen, zodat een verdere sanering had kunnen worden uitgevoerd. [eiser/eiseres sub 1] c.s. maakt aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde] in verzuim is geraakt, respectievelijk [eiser/eiseres sub 1] c.s. de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
De door [eiser/eiseres sub 1] c.s. geleden schade wordt gesteld op:
Schade/kosten
Bedrag incl. BTW
Kosten asbestinventarisatie [onderneming 2]
€ 1.096,56
Kosten sanering [onderneming 3]
€ 16.009,02
Kosten [A]
€ 2.488,07
Huur woning wegens vertraging 2,5 maand
€ 3.728,25
Gederfde winst [eiser/eiseres sub 2]
€ 5.090,00
Buitengerechtelijke kosten
€ 1.192,74
Totaal
€ 29.604,64
[eiser/eiseres sub 1] c.s. beperkt zijn vordering tot een bedrag van € 24.999,99 en doet afstand van het meerdere.
3.4.
De artikelen van de algemene voorwaarden (artikel 7, 10 en 11) waar [gedaagde] , voor zover al van toepassing, zich op beroept zijn onredelijk bezwarend en komen voor vernietiging in aanmerking.
3.5.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser/eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.6.
[gedaagde] baseert haar verweer - kort weergegeven - op het volgende. [gedaagde] stelt dat zij de opdracht correct en zorgvuldig heeft uitgevoerd conform het asbest inventarisatieonderzoek van [onderneming 1] . Het kan gebeuren dat een asbestsaneerder op zorgvuldige wijze en conform de geldende normen haar werk doet, en dat later blijkt dat toch niet alle asbest in de bodem is gesaneerd. Uit het asbestinventarisatierapport van [onderneming 1] volgt dat de volgende saneringswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd: (a) reinigen van het leidingwerk en (b) sanering van de toplaag van de zandbodem van de kruipruimte. Volgens het onderzoeksprotocol asbest in grond kruipruimten van bouwwerken (Protocol 2017-001) van VOAM-VKBA bedraagt de toplaag 0-2 cm-mv. Volgens het rapport van [onderneming 1] zat de besmetting dus niet in de bovengrond (2-20 cm meest verdachte laag en 20-50 cm) en ondergrond (50-100 cm). [gedaagde] heeft enige veiligheidsmarge aangehouden en tot minimaal ca. 5 en maximaal ca. 10 cm diepte geoffreerd te saneren. Indien zou zijn gebleken dat de bodem dieper diende te worden gesaneerd dan was dat ook overeengekomen, en dan zou de meerprijs voor rekening van de opdrachtgever zijn gekomen. Het saneren is op grond van artikel 25 van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering strikt gescheiden. [onderneming 1] heeft op 7 juli 2019 een visuele inspectie en luchtmeting uitgevoerd en bodemmonsters genomen. Kiwa heeft de monsters gekeurd, waarna de ruimte schoon is verklaard en een Certificaat Eindcontrole na Asbestverwerking is afgegeven. Daarmee staat vast dat de opdracht correct is uitgevoerd. Voor zover al iets fout zou zijn gegaan dan is dat te wijten aan het handelen van [onderneming 1] . [eiser/eiseres sub 1] c.s. spreekt in dat geval de verkeerde rechtspersoon aan.
3.7.
[gedaagde] beroept zich op de algemene voorwaarden. Artikel 7 sluit elke aansprakelijkheid uit uitgezonderd opzet of grove schuld. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Bovendien heeft [eiser/eiseres sub 1] c.s. verzuimd conform artikel 10 van die voorwaarden bij de oplevering een deugdelijke inspectie uit te voeren en eventuele gebreken te melden. Verder heeft [eiser/eiseres sub 1] c.s. niet tijdig geklaagd.
3.8.
Tot slot bestrijdt [gedaagde] de hoogte van de schade.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is dat [eiser/eiseres sub 1] c.s. zich op het standpunt stelt dat [gedaagde] jegens hem toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst tot sanering van asbest in de kruipruimte, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld als gevolg waarvan [gedaagde] de door [eiser/eiseres sub 1] c.s. geleden schade dient te dragen.
Juridisch kader
4.2.
Uitgangspunt bij de beoordeling is in ogenschouw te houden dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen de verschillende fases bij asbestsanering, te weten de asbestinventarisatie, de asbestsanering en de eindcontrole. Op grond van artikel 25 van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering geldt dat de asbestsaneerder, in dit geval [gedaagde] , niet ook de asbestinventarisatie en eindcontrole mag doen. Deze regeling is er om zoveel mogelijk de veiligheid en onafhankelijkheid te waarborgen. De kantonrechter stelt vast dat, nadat [onderneming 1] een zogenaamd asbestinventarisatieonderzoek heeft uitgevoerd, [gedaagde] op basis van het rapport van [onderneming 1] aan [eiser/eiseres sub 1] c.s. een offerte heeft verstrekt voor de sanering van de kruipruimte in de woning van [eiser/eiseres sub 1] c.s.. De verontreiniging is veroorzaakt door oud isolatiemateriaal op de leidingen. Naast de noodzaak dit materiaal te verwijderen diende volgens het rapport van [onderneming 1] ook de toplaag van de zandbodem te worden verwijderd. Uit het Onderzoeksprotocol asbest in grond van bouwwerken (Protocol 2017-001) van VOAM-VKBA volgt dat met toplaag wordt bedoeld de laag tot 2 cm. De offerte van [gedaagde] , die ziet op verwijdering van een laag van 5 cm tot 10 cm was dan ook conform de uit de asbestinventarisatie van [onderneming 1] af te leiden instructie. Nadat [gedaagde] het werk op 7 juni 2019 had opgeleverd, heeft [onderneming 1] ook de eindcontrole gedaan. [onderneming 1] heeft op 7 juni 2019 een visuele inspectie (goedgekeurd) en luchtmeting (goedgekeurd) uitgevoerd, en bodemmonsters (goedgekeurd) genomen conform NEN 2990 en een certificaat eindcontrole na asbestverwijdering afgegeven. Uit de systematiek van de regelgeving volgt dat in beginsel daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde] haar taak correct heeft uitgevoerd.
Tekortkoming/onrechtmatig handelen
4.3.
De vraag die thans voorligt is of [gedaagde] desondanks op grond van de door [eiser/eiseres sub 1] c.s. aangevoerde omstandigheden tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens [eiser/eiseres sub 1] c.s. blijkt immers uit niets dat [gedaagde] concreet uitvoering heeft gegeven aan de op haar rustende verplichting om de kruipruimte van de woning conform de gemaakte afspraken en geldende wet- en regelgeving/normen te saneren. [gedaagde] heeft op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat zij de bodem van de kruipruimte überhaupt wel heeft gesaneerd. Voor zover al sprake is geweest van afgraving van verontreinigde grond, dan had het [gedaagde] duidelijk moeten zijn dat deze verwijdering niet het beoogde en afgesproken saneringsresultaat had opgeleverd, immers er bleef nog zichtbaar asbest aan de oppervlakte over. [gedaagde] heeft [eiser/eiseres sub 1] c.s. hier niet over geïnformeerd. [onderneming 1] kan in redelijkheid niet tot het oordeel van vrijgave zijn gekomen op basis van visuele inspectie. Immers de visuele inspectie van [onderneming 2] toonde klip en klaar aan dat er nog resterend asbesthoudend materiaal aanwezig was na de vrijgave. De fouten van [onderneming 1] als juridische hulppersoon zijn [gedaagde] toe te rekenen (artikel 6:76 BW). [gedaagde] kan zich derhalve niet achter het vrijgaverapport van [onderneming 1] verschuilen.
4.4.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.5.
De veronderstelling dat [gedaagde] niet zou zijn overgegaan tot sanering van de kruipruimte vindt zijn weerlegging in de stukken. [eiser/eiseres sub 1] c.s. heeft niet betwist dat de [gedaagde] in de periode van 4 tot en met 7 juni 2019 werkzaamheden heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft genoegzaam aangetoond dat het besmet materiaal is afgevoerd naar de tussenopslag van [gedaagde] en vervolgens door vervoerder [B] is overgebracht naar afvalverwerker [onderneming 6] voorzien van een begeleidingsbrief met afvalstroomnummer [nummeraanduiding] . Dit afvalstroomnummer valt te herleiden naar het adres van [eiser/eiseres sub 1] c.s.. Uit de weegbon volgt dat er 4,13 ton zand is afgevoerd, ofwel 78 kg per m2 grondoppervlak. Uit de berekeningen van zowel [gedaagde] als van [A] volgt dat [gedaagde] ongeveer 5 cm uit de kruipruimte heeft verwijderd. Hoewel die (verwijderde) laag aan de ondergrens van de offerte van [gedaagde] zit is desondanks in voldoende mate vast komen te staan dat [gedaagde] de kruipruimte heeft gesaneerd binnen de aan [eiser/eiseres sub 1] c.s. verstrekte offerte. Het enkele feit dat [gedaagde] het werk vanuit een moeilijk bereikbare kruipruimte heeft uitgevoerd, zoals door [eiser/eiseres sub 1] c.s. wordt verweten, maakt dat niet anders.
4.6.
De mogelijk door [onderneming 1] onjuist uitgevoerde certificaateindcontrole (grondmonstername eindcontrole niet afdoende representatie/niet correct uitgevoerd/onjuiste aanname luchtvochtigheid), zoals volgens [eiser/eiseres sub 1] c.s. blijkt uit het rapport van asbestinventarisatie van [onderneming 2] en het rapport van [A] , kan, wat daar ook van zij, niet aan [gedaagde] worden toegerekend. [onderneming 1] kan immers niet worden aangemerkt als hulpersoon op grond van artikel 6:76 BW, zoals door [eiser/eiseres sub 1] c.s. verder ongemotiveerd is gesteld. [gedaagde] heeft bij de uitvoering van haar verbintenis (het saneren van de kruipruimte) geen gebruik gemaakt van de hulp van [onderneming 1] . De certificaateindcontrole is een (zelfstandige) verplichting die nu eenmaal voortvloeit uit de asbestregelgeving.
4.7.
Op 10 juli 2019 is een tweede asbestinventarisatie uitgevoerd door [onderneming 2] en blijkens het rapport heeft [onderneming 2] bij haar onderzoek restanten (zichtbare) leidingisolatie aangetroffen in de kruipruimte. De bevindingen van [onderneming 2] op dit punt worden door [gedaagde] niet weersproken. [eiser/eiseres sub 1] c.s. stelt dat na de sanering door [gedaagde] nog zichtbare asbestbesmetting aanwezig was; [gedaagde] had dat moeten zien en [eiser/eiseres sub 1] c.s. daarvan op de hoogte moeten stellen en moeten aangeven dat de sanering dus niet het beoogde resultaat heeft gehad. [gedaagde] betwist echter dat er zichtbare asbestbesmetting aanwezig was op het moment van oplevering van 7 juni 2019. [gedaagde] verwijst daarvoor naar de door [onderneming 1] verrichte eindcontrole en de door [onderneming 1] bij de eindinspectie gemaakte foto’s, waarop zichtbare leidingisolatiemateriaal niet aanwezig is. Aldus kan naar het oordeel van de kantonrechter in rechte niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld of het (zichtbare) asbestmateriaal ook daadwerkelijk op 7 juni 2019 aanwezig was, het moment van oplevering van het werk, zodat ook niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] op enigerlei wijze tekort is geschoten. De oorzaak van de op 10 juli 2019 geconstateerde aanwezigheid van zichtbaar asbestmateriaal in de kruipruimte blijft immers ongewis.
4.8.
Bovendien heeft ten overvloede te gelden dat het werk op 7 juni 2019 is opgeleverd en [eiser/eiseres sub 1] c.s. ervoor heeft gekozen daarbij niet aanwezig te zijn noch zich door bijvoorbeeld zijn aannemer te laten vertegenwoordigen, waardoor, zo er al sprake zou zijn van zichtbaar asbestmateriaal op 7 juni 2019, dit niet is geconstateerd, hetgeen voor rekening en risico van [eiser/eiseres sub 1] c.s. dient te komen. Op grond van artikel 12 van de algemene voorwaarden van [gedaagde] , welke voorwaarden aan [eiser/eiseres sub 1] c.s. ter hand zijn gesteld en op de overeenkomst van toepassing zijn, geldt dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor gebreken, tenzij het werk of een onderdeel van het werk door schuld van [gedaagde] een gebrek bevat dat redelijkerwijs niet eerder kon worden ontdekt. Dit beding is niet onredelijk en in lijn met artikel 7:758 BW. Zoals hierboven overwogen kan dan ook de schuld van [gedaagde] ten aanzien van de op 10 juli 2019 geconstateerde aanwezigheid van zichtbaar asbestmateriaal niet worden vastgesteld. Na oplevering komt het werk dan ook voor rekening en risico van [eiser/eiseres sub 1] c.s..
4.9.
Tot slot geldt verder dat ook als al van de juistheid van het standpunt van [eiser/eiseres sub 1] c.s. zou moeten worden uitgegaan en [gedaagde] [eiser/eiseres sub 1] c.s. had moeten wijzen op nog aanwezigheid van zichtbaar asbestmateriaal het gevolg daarvan zou zijn geweest dat [eiser/eiseres sub 1] c.s. extra kosten, te kwalificeren als meerwerk, had moeten maken, welke kosten eveneens voor rekening en risico van [eiser/eiseres sub 1] c.s. zouden komen.
4.10.
Dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in het aanbieden, voorbereiden en uitvoeren van de opdracht en bovendien [eiser/eiseres sub 1] c.s. zou hebben bedrogen c.q. misleid en door haar grove onzorgvuldigheid/nalatigheid onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens [eiser/eiseres sub 1] c.s. is niet komen vast te staan en onvoldoende onderbouwd. Uit niets blijkt dat [gedaagde] de gestelde tekortkomingen van [gedaagde] , althans van [onderneming 1] , probeerde te verdoezelen door het onjuist en/of onvolledig uitvoeren c.q. manipuleren van de verplichte eindcontrole.
4.11.
Alles overziend is de kantonrechter van oordeel dat de vordering van [eiser/eiseres sub 1] c.s. dient te worden afgewezen. Dit betekent dat de kantonrechter niet toekomt aan bespreking van de schadeposten en de overige standpunten van partijen.
Bewijsaanbod
4.12.
Gelet op bovenstaande overwegingen komt de kantonrechter ook niet toe aan het door [eiser/eiseres sub 1] c.s. gedane bewijsaanbod, zodat daaraan voorbij dient te worden gegaan.
Proceskosten
4.13.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser/eiseres sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 960,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2020.