ECLI:NL:RBMNE:2020:3188

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
UTR 19/4762
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van eiseres met lichte verstandelijke beperking

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 6 augustus 2020, wordt de zaak behandeld van eiseres die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. Eiseres, die achttien jaar is geworden en lijdt aan een lichte verstandelijke beperking, heeft tot 31 juli 2019 speciaal onderwijs gevolgd. In het primaire besluit van 8 april 2019 heeft verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij momenteel geen arbeidsvermogen heeft, maar in de toekomst mogelijk wel. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door verweerder ongegrond is verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen van eiseres niet duurzaam is. De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat eiseres momenteel geen arbeidsvermogen heeft, maar de vraag is of dit in de toekomst kan veranderen. Verweerder heeft gesteld dat eiseres met de juiste begeleiding in staat kan zijn om basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen, maar de rechtbank vindt dat de onderbouwing van deze stelling tekortschiet. De rechtbank wijst op de noodzaak van een zorgvuldige en concrete onderbouwing van de mogelijkheden tot ontwikkeling van arbeidsvermogen, waarbij de specifieke situatie van eiseres in acht moet worden genomen.

De rechtbank concludeert dat de geconstateerde gebreken zich lenen voor herstel en geeft verweerder de gelegenheid om de motivering aan te vullen. De rechtbank kan op dit moment geen beslissing nemen over de toekenning van de Wajong-uitkering, maar stelt dat verweerder binnen zes weken na deze tussenuitspraak de gebreken moet herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4762-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. R.N. van der Ham,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
gemachtigde: R. van den Brink.

Inleiding

1.1
Eiseres is op [2019] achttien jaar geworden. Er is bij eiseres sprake van een lichte verstandelijke beperking met disharmonisch profiel en achterblijvende sociaal emotionele ontwikkeling wat leidt tot oppositioneel-opstandige gedrag. Eiseres heeft tot
31 juli 2019 speciaal onderwijs gevolgd. Op 1 februari 2019 heeft zij een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd bij verweerder.
1.2
In het besluit van 8 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Volgens verweerder heeft eiseres nu geen arbeidsvermogen, maar kan zij in de toekomst wel arbeidsvermogen ontwikkelen.
1.3
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het bezwaar is bij besluit van 8 oktober 2019 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Daarna heeft eiseres op 30 maart 2020 aanvullende beroepsgronden ingediend, waarna verweerder per mail op 7 juli 2020 een aanvullende reactie heeft gestuurd.
1.5
Het beroep is op de zitting van 8 juli 2020 behandeld. Vanwege maatregelen in het kader van de coronacrisis heeft de zitting plaatsgevonden via Skype. Eiseres was daarbij aanwezig samen met haar gemachtigde. De moeder van eiseres en de begeleidster van het CIZ, [A] , zijn ook meegekomen naar de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Waar gaat het in deze zaak over?

2. Partijen zijn het erover eens dat eiseres nu geen arbeidsvermogen heeft. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is, dus de vraag of eiseres in de toekomst wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
3. Verweerder stelt dat het arbeidsvermogen van eiseres zich nog wel kan ontwikkelen en dat er terecht geen Wajong-uitkering is toegekend. Volgens verweerder kan eiseres een uur aaneengesloten werken en is zij ten minste vier uur per dag belastbaar. Ook acht hij eiseres in staat om instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren, maar kan zij geen afspraken nakomen. Eiseres beschikt daarom op dit moment nog niet over basale werknemersvaardigheden, maar zij kan die in de toekomst nog wel ontwikkelen. Zodra eiseres de basale werknemersvaardigheden heeft ontwikkeld, is het denkbaar dat zij in de toekomst, met de juiste begeleiding, werkzaamheden kan verrichten onder beschutte werkomstandigheden. Verweerder baseert zich daarvoor op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
4. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij wel recht heeft op een Wajong-uitkering. Zij vindt dat onvoldoende gemotiveerd is dat zij één uur aaneengesloten kan werken. Verder begrijpt eiseres niet dat verweerder concludeert dat zij in staat is om instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren op het niveau van een arbeidsorganisatie, noch hoe zij dat in de toekomst zou kunnen. En eiseres vindt dat verweerder ten onrechte meent dat nog groei te verwachten is, waardoor een toename van de bekwaamheden nog mogelijk zou zijn. De beoordeling door verweerder is onvoldoende specifiek en is niet op haar toegespitst.

Hoe toetst de rechtbank (het beoordelingskader)?

5. Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan enkel een recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene ‘als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’.
Artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In artikel 1a:1, onder 4, van de Wajong is vastgelegd dat onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben’ de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
6. De rechtbank stelt voorop dat het mogelijk is om iemand niet duurzaam arbeidsongeschikt te achten op grond van verwachtingen over de ontwikkeling van zijn situatie in de toekomst. Hiervoor is dan wel vereist dat de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen aan bepaalde eisen voldoet. De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in Wajong-zaken, hanteert hiervoor strenge criteria. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe het arbeidsvermogen zich bij eiseres kan ontwikkelen. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiseres op haar 18e jaar aan de orde zijn. In het geval de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiseres. Uit de rapporten moet volgen wat de behandeling inhoudt en hoe en op welke wijze het arbeidsvermogen van eiseres zich door die behandeling kan ontwikkelen. [1]

Wat vindt de rechtbank er van?

7. Eiseres is het niet eens met het standpunt van verweerder dat zij een uur aaneengesloten kan werken en dat zij in de toekomst de basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen. De rechtbank bespreekt eerst het aspect een uur aaneengesloten werken en daarna het aspect basale werknemersvaardigheden. Bij het laatstgenoemde aspect gaat het om de volgende vragen:
 kan eiseres instructies van een werkgever begrijpen, onthouden en uitvoeren?
 kunnen de basale werknemersvaardigheden van eiseres zich in de toekomst ontwikkelen in zoverre dat zij afspraken met een werkgever kan nakomen?
Kan eiseres ten minste een uur aaneengesloten werken?
8. Over dit aspect voert eiseres aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij in staat wordt geacht een uur aaneengesloten te kunnen werken. Uit schoolinformatie blijkt dat zij zich niet langer dan 10 tot 15 minuten kan concentreren zonder dat zij vervolgens vastloopt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep hecht ten onrechte betekenis aan het feit dat eiseres tijdens de hoorzitting
50 minuten haar aandacht bij het gesprek kon houden. Het aanwezig zijn tijdens een hoorzitting is wezenlijk iets anders dan sociale interacties en het zelfstandig, al dan niet onder toezicht, uitvoeren van een taak. Het feit dat zij zich niet op een bepaalde taak op school kon focussen en ondertussen problemen ontstaan, zegt veel meer over haar (dis)functioneren binnen een arbeidsorganisatie en het aaneengesloten uitvoeren van een taak. Daarnaast blijkt uit de CIZ-indicatie dat eiseres 24 uur per dag aansturing en hulp nodig heeft bij de persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken. Bovendien moeten alle regelzaken worden overgenomen. Hieruit volgt dat eiseres niet in staat is om zonder substantiële onderbreking een uur aaneengesloten te werken. In het Compendium Participatiewet (Compendium) staat dat bij de beoordeling van het aspect een uur aaneengesloten werken niet relevant is of tijdens werkzaamheden permanent toezicht nodig is, maar dit ziet op toezicht op het risico op incidenten. Uit de CIZ-indicatie blijkt juist dat de toezicht die eiseres nodig heeft op haar functioneren ziet.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 4 september 2019 gesteld dat het bij dit aspect gaat om de vraag of het normale productieproces zonder al te veel onderbrekingen door kan blijven gaan. Eiseres kon volgens deze arts tijdens de hoorzitting 50 minuten haar aandacht bij het gesprek houden. Dit kan er op wijzen dat eiseres gedurende die tijd haar aandacht kan richten en vasthouden. Verder blijkt uit de informatie van De Hondsberg uit 2015 dat de taakgerichtheid van eiseres inmiddels zover was ontwikkeld dat zij haar aandacht kon vasthouden tijdens de sessie van ongeveer 1,5 uur. Dat eiseres veel aansturing nodig heeft, zoals blijkt uit de CIZ-indicatie, wil volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog niet zeggen dat daarmee een werkproces substantieel wordt onderbroken. Uit de CIZ-indicatie kan niet worden geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van een continuïteitsprobleem in het functioneren.
10. De rechtbank stelt voorop dat het beoordelingsaspect ‘een uur aaneengesloten werken’ in het Compendium is omschreven als het zelfstandig functioneren van de betrokkene in relatie tot de continuïteit van het productieproces. Daarbij gaat het er uitsluitend om dat niet vaker dan één keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om de betrokkene bij te sturen. Het normale productieproces moet dus zonder al te veel onderbreking door kunnen blijven gaan.
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres niet vaker dan één keer per uur hoeft te worden bijgestuurd. Zoals uit het Compendium blijkt is die eis gesteld met het oog op het voorkomen van het onderbreken van het normale productieproces. Dat eiseres tijdens de hoorzitting haar aandacht voor 50 minuten bij het gesprek kon houden, is naar het oordeel onvoldoende voor de conclusie dat eiseres de bedoelde bijsturing niet nodig heeft. Verder blijkt uit de informatie van De Hondsberg uit 2015 dat eiseres weliswaar haar aandacht voldoende gericht kon houden tijdens de sessie van ongeveer 1,5 uur, maar dit ging niet zonder slag of stoot. In datzelfde verslag van De Hondsberg staat dat eiseres bij de taken van de intelligentietest vlug geneigd is op te geven, maar dat zij zich voldoende laat aanmoedigen om nog even door te gaan. Wanneer iets niet lukt, daalt haar motivatie zichtbaar en er ontstaat al snel frustratie. Ook wanneer zij een vraag niet begrijpt en deze wordt uitgelegd, reageert ze vlug met frustratie of irritatie. Gelet hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gemotiveerd dat eiseres in staat is een uur aaneengesloten te werken zonder dat niet vaker dan één keer per uur een substantiële onderbreking noodzakelijk is om eiseres bij te sturen.
11.1
De rechtbank vindt bij het voorgaande ook het besluit van het CIZ van 15 juli 2019 van belang. Daarin is vastgesteld dat eiseres op grond van de Wet langdurige zorg aanspraak maakt op begeleid en verzorgd wonen op basis van 24‑uurzorg. In dit besluit is overwogen dat eiseres aansturing nodig heeft bij het indelen van de dag en week en bij het bedenken en uitvoeren van de meeste dagelijkse activiteiten. Ook heeft eiseres veel aansturing nodig bij haar persoonlijke verzorging en bij het uitvoeren van dagelijkse huishoudelijke taken met soms ook hulp of overname. Volgens het CIZ is eiseres blijvend aangewezen op langdurige intensieve zorg en is deze indicatie voor onbepaalde tijd geldig. De rechtbank is zich ervan bewust dat de beoordeling door het CIZ plaatsvindt binnen een ander wettelijk kader dan dat wat verweerder op grond van de Wajong toepast, maar het besluit van het CIZ ondersteunt het betoog van eiseres wel dat zij problemen heeft bij het zelfstandig uitvoeren van dagelijkse routinehandelingen. Volgens het Compendium is het kunnen uitvoeren van dagelijkse routinehandelingen een belangrijke aanwijzing dat iemand in staat is ten minste een uur aaneengesloten te werken. Het wijst er namelijk op dat iemand enerzijds in staat is iets te leren, zich een bepaalde routine eigen te maken, en anderzijds dat hij dat kan zonder te zijn aangewezen op een interventie van anderen (pagina 57).
12. De beroepsgrond van eiseres slaagt. De rechtbank bespreekt hierna eerst de behandeling van de beroepsgrond over de basale werknemersvaardigheden en zal daarna de gevolgen bespreken.
Kan eiser instructies van een werkgever begrijpen, onthouden en uitvoeren?
13. Eiseres stelt dat het ontbreken van de basale werknemersvaardigheden ernstiger en verstrekkender is dan door verweerder is aangenomen. Eiseres is het niet eens met het standpunt van verweerder dat zij in staat is om instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Dit blijkt volgens haar uit het rapport van De Hondsberg uit 2015, waarin wordt geconcludeerd dat eiseres moeite heeft met het begrijpen van de wereld om haar heen en dat zij regelmatig niet begrijpt wat er van haar gevraagd wordt. Bovendien valt niet te begrijpen dat bij instructies op het niveau van basisschoolgroep 4/5 sprake zou kunnen zijn van begrip op het niveau van een arbeidsorganisatie.
14. In het Compendium wordt onder basale werknemersvaardigheden verstaan vaardigheden waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren. Het gaat om vaardigheden die een arbeidsorganisatie van de werknemer eist, los van het type arbeid en los van het type organisatie. Kort gezegd komt het er op neer dat, wil er sprake zijn van basale werknemersvaardigheden, iemand in staat moet zijn om instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en om afspraken met de werkgever na te komen.
15. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundigen wel voldoende hebben onderbouwd dat eiseres met functionele begeleiding instructies van een werkgever kan begrijpen, onthouden en uitvoeren. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt uit de informatie van de school dat eiseres opdrachten op haar niveau (groep 4/5) uit kan voeren op de computer. Zij beschikt nu al over deze vaardigheden. Uit overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep (rapport van 7 oktober 2019) is naar voren gekomen dat de beperkte intelligentie van eiseres geen aanknopingspunt biedt dat zij geen instructies zou kunnen begrijpen, onthouden en uit te voeren. In reactie op de gronden van eiseres heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 27 mei 2019 verder toegelicht dat hierbij niet gedacht moet worden aan uitstroom naar regulier werk, maar aan beschut werk. Het argument van eiseres, dat hiermee niet het niveau van een (reguliere) arbeidsorganisatie wordt gehaald, gaat niet op. De beroepsgrond slaagt niet.
Kunnen de basale werknemersvaardigheden van eiseres zich in de toekomst ontwikkelen in zoverre dat zij afspraken met een werkgever kan nakomen?
16. Zowel verweerder als eiseres vinden dat eiseres nu niet in staat is om afspraken na te komen. Alleen verweerder vindt dat eiseres deze vaardigheid in de toekomst kan ontwikkelen. Eiseres stelt dat verweerder onvoldoende concreet heeft gemaakt op welke wijze zij nog kan leren om afspraken na te komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep noemt een aantal algemene behandelingen zonder onderbouwing dat deze behandelingen ook voor eiseres geschikt zijn en welk resultaat met deze behandelingen kan worden bereikt. Bij eiseres is sprake van belemmerende omstandigheden in haar sociale omgeving en van ernstige gedragsproblemen. Er hebben al langdurige behandelingen plaatsgevonden zonder dat dit geresulteerd heeft in een toename van de arbeidsbekwaamheden. Dit blijkt onder meer uit de informatie van de gezinsvoogd en de Roma-begeleidster. Eiseres wijst er op dat volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep intensieve blijvende begeleiding in beschutte omstandigheden noodzakelijk is voor loonvormende arbeid. Dit duidt er juist op dat eiseres dus niet zelfstandig over basale werknemersvaardigheden zal kunnen gaan beschikken om beschut werk te kunnen doen. Het Compendium vermeldt duidelijk dat intensieve begeleiding op het aspect afspraken nakomen tijdelijk moet zijn. Verder is het uitstroomprofiel dagbesteding voor eiseres ook onzeker geworden.
17. Volgens verweerder kan eiseres nu geen afspraken nakomen, omdat zij beperkingen heeft in onder andere communiceren, zich uiten en eigen gevoelens uiten. Vooral de achterblijvende sociaal-emotionele ontwikkeling en de gedragsproblemen veroorzaken de relevante beperkingen in activiteiten. Wat de duurzaamheid betreft geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat volgens de Richtlijn Ontwikkelingsstoornissen Wajong (2010) bij een lichte en zeer lichte verstandelijke beperking groei is te verwachten, ook na het 18e jaar en daarmee ook groei van arbeidsmogelijkheden. De ontwikkeling verloopt veelal trager en loopt ook langer door na het 18e jaar. Van gedragsstoornissen in de jeugd is bekend dat de symptomen in de loop van de tijd kunnen afnemen of zelfs geheel verdwijnen, waardoor de diagnose ook verdwijnt. Daarnaast worden er voor de oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD) als de antisociale gedragsstoornis (CD) specifieke behandelingen aanbevolen, zoals cognitieve gedragstherapie, systemische behandeling, psycho-educatie en ouderinterventies. Het effect van behandeling op zowel korte als lange termijn is aangetoond. Er is volgens deze arts geen reden waarom dergelijke behandelingen, al dan niet in aangepaste vorm, voor eiseres niet van toepassing zouden kunnen zijn.
Uit informatie van de gezingsvoogd blijkt verder dat eiseres langdurige ondersteuning heeft gehad. De verzekeringsarts bezwaar en beroep betrekt daar verder bij dat uit de verkregen informatie van de gezinsvoogd blijkt dat eiseres zich minder antisociaal gedraagt en toegankelijker is geworden. Zij heeft zich dus verder ontwikkeld op sociaal-emotioneel gebied. Dit blijkt volgens deze arts ook uit het incident op school en de actie naar haar moeder toe toen eiseres boos was. Met genoemde behandelingen en begeleidingen valt niet uit te sluiten dat er de komende jaren nog verdere ontwikkeling kan optreden op sociaal-emotioneel gebied. Voor verdere ontplooiing en ontwikkeling van eiseres is het volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep van belang dat er voor eiseres een adequate dagstructuur ontstaat. Met dagbesteding zou hieraan tegemoet kunnen worden gekomen, waarbij eiseres intensief en professioneel kan worden begeleid. Ook is ondersteuning van haar moeder aangewezen om gezamenlijk met eiseres een verdere ontwikkeling te kunnen laten doormaken.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt in zijn rapport van 7 oktober 2019 dat eiseres met goede sturing en begeleiding in staat wordt geacht sociaal passend gedrag aan te leren waarmee zij op termijn wel zal beschikken over basale werknemersvaardigheden. Vast staat dat als gevolg van de ontwikkelingsstoornis en de beperkte verstandelijke vermogens, de verdere ontwikkelmogelijkheden beperkt zijn. Wat echter niet is uit te sluiten, is dat er nog verwacht mag worden dat er een toename zal zijn van vaardigheden/bekwaamheden. Hierbij moet dan met name gedacht worden aan de relationele sociale vaardigheden die op dit moment hebben geleid tot de conclusie dat de basale werknemersvaardigheden ontbreken. In de eerste plaats zal volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsmatige) dagbesteding haar kunnen leren te voldoen aan de basale omgangsvormen op de werkvloer. Uiteraard zal dit doelgericht moeten gebeuren met een adequate (desnoods) blijvende begeleiding. In het aanvullende rapport van 12 december 2019 stelt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat met een adequate begeleiding wordt gedoeld op een doelgerichte begeleiding bij een ontwikkelingsgerichte dagbesteding. Zij leert hier vaardigheden die nodig zijn op de werkvloer zoals het werken in een gezagsverhouding met een werkgever. Dit betekent concreet dat er sociaal passend gedrag wordt vertoond en dat afspraken worden nagekomen. Verder mag verwacht worden dat eiseres in de toekomst onder permanent toezicht of intensieve begeleiding loonvormende werkzaamheden zal kunnen verrichten.
In de tweede plaats kan in de nabije toekomst gedacht worden aan ‘beschermd wonen’. Ook hier zal een groter appèl worden gedaan op haar sociale vaardigheden. Er zijn verschillende woonvormen mogelijk. Gedacht kan worden aan een woonvorm waarbij specifiek de aandacht gericht is op een dubbele diagnose, zoals een licht verstandelijke beperking in combinatie met een gedragsstoornis. Beschermd wonen wordt altijd gecombineerd met een zinvolle dagbesteding. Op basis van arbeidsmatige dagbesteding en beschermd wonen kan in beginsel niet worden uitgesloten dat eiser in de toekomst zal kunnen voldoen aan de voorwaarden voor basale werknemersvaardigheden. Het is denkbaar dat zij in de toekomst, met de juiste begeleiding, werkzaamheden kan verrichten onder beschutte werkomstandigheden.
19. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in hun rapporten niet toereikend hebben onderbouwd hoe de basale werknemersvaardigheden van eiseres zich in de toekomst nog kunnen ontwikkelen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de inschatting van de ontwikkelmogelijkheden van eiseres onvoldoende concreet heeft toegespitst op haar situatie. Uit de informatie van de gezinsvoogd [B] van
15 oktober 2018 blijkt weliswaar dat eiseres haar afspraken beter kan nakomen, dat zij zich minder antisociaal gedraagt en toegankelijker is geworden en dat er dus positieve stappen in de ontwikkeling van eiseres zijn geweest. Maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft onvoldoende aanknopingspunten hoe de door hem aangegeven behandelingen en begeleiding zullen leiden tot een verdere ontwikkeling van eiseres in haar beperkingen en daardoor tot arbeidsvermogen bij eiseres. De verwijzing naar het incident op school waarbij eiseres na een belediging de klas is uitgelopen om af te koelen en dat zij haar excuses heeft aangeboden aan haar moeder nadat zij boos de tuin was ingelopen, is in dit geval te summier als onderbouwing dat een verdere ontwikkeling op sociaal-emotioneel gebied kan optreden. Daarbij betrekt de rechtbank de meer recente informatie van de gezinsvoogd van 13 juni 2019 dat de gedragsproblematiek weliswaar minder heftig is, maar niet is verdwenen. Volgens de gezinsvoogd raakt eiseres nog steeds bij het minste of geringste het overzicht kwijt en reageert zij met grensoverschrijdend taalgebruik en/of gedrag. Deze gezinsvoogd ziet eiseres nu en in de toekomst niet functioneren in een werksituatie. Verder blijkt uit het Ontwikkelperspectiefplan VSO van 26 november 2018 dat eiseres verbaal sterk overkomt, waardoor het risico op overschatting groot is. Als niveau wordt dagbesteding passend geacht. Daarbij geldt dat de sociaal-emotionele en gedragsproblemen een stellige uitspraak over haar uitstroomprofiel belemmert.
20. Over de mogelijke behandelingen die eiseres volgens de Richtlijn kan ondergaan, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende onderbouwd welke concrete resultaten daarvan te verwachten zijn voor eiseres en wat dat kan betekenen voor haar basale werknemersvaardigheden. Dat het effect van behandeling op zowel korte als lange termijn is aangetoond, is onvoldoende concreet toegespitst op de situatie van eiseres. Het standpunt dat pas gedurende of na een behandeling het effect er van kan worden beoordeeld, ontslaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet van zijn verplichting tot een concrete en deugdelijke onderbouwing in de situatie van eiseres.
21. In het licht van voorgaande heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook onvoldoende concreet een inschatting gemaakt hoe door inzet van arbeidsmatige dagbesteding en beschermd wonen eiseres haar arbeidsmogelijkheden kan ontwikkelen.
De beroepsgrond van eiseres slaagt.

Conclusie

22. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Verweerder heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat eiseres ten minste een uur aaneengesloten kan werken en hoe de basale werknemersvaardigheden van eiseres zich in de toekomst nog kunnen ontwikkelen, zodat zij afspraken kan nakomen. Het bestreden besluit is daarom in strijd met de artikelen 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
23. De rechtbank is van oordeel dat de geconstateerde gebreken zich lenen voor herstel, zodat aanleiding bestaat om de bestuurlijke lus toe te passen op de voet van artikel 8:51a van de Awb. De rechtbank zal verweerder daartoe in de gelegenheid stellen. De rechtbank kan bij deze stand van zaken niet zelf een beslissing nemen en aan eiseres een Wajong-uitkering toekennen. Verweerder kan het gebrek herstellen met een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Daarin moet het volgende concreet worden onderbouwd:
 Kan eiseres ten minste een uur aaneengesloten werken?
 Hoe kunnen de basale werknemersvaardigheden van eiser zich in de toekomst concreet ontwikkelen, in zoverre dat zij afspraken kan nakomen? Welke concrete resultaten van de voorgestelde behandelingen/begeleidingen zijn er in de specifieke situatie van eiseres te verwachten, en wat betekenen die resultaten voor de basale werknemersvaardigheden van eiseres? Op welke wijze en op basis van welke punten kan in deze specifieke situatie, gelet op de aanwezige (medische) informatie, geconcludeerd worden dat er nog een verdere ontwikkeling van eiseres is te verwachten die tot arbeidsvermogen kan leiden? Verder staat in het Compendium over het aspect afspraken nakomen dat werknemer zijn impliceert dat iemand in staat moet zijn om op tijd op zijn werk te verschijnen, of in staat moet zijn om te leren dit zelfstandig te kunnen. Begeleiding op dit punt moet dan ook wel tijdelijk van aard zijn (pagina 52-53). Hoe verhoudt dit zich met het standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat verwacht mag worden dat eiseres in de toekomst onder permanent toezicht of intensieve begeleiding loonvormende werkzaamheden zal kunnen verrichten?
Verweerder kan het gebrek ook herstellen met een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
24. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder.
25. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid tot herstel, dan wel na het ongebruikt verstrijken van de termijn van zes weken voor het herstellen van het gebrek, zal de rechtbank zonder tweede zitting einduitspraak doen op het beroep.
26. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is op 6 augustus 2020 gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
de rechter is verhinderd deze uitspraak te
ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.CRvB van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.