ECLI:NL:RBMNE:2020:3182
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing laattijdige Wajongaanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiser op 4 mei 2018 een laattijdige aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet aan de voorwaarden voldeed. In een beslissing op bezwaar van 26 april 2019 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De zitting die gepland stond op 23 april 2020 ging niet door vanwege coronamaatregelen, en partijen hebben ervoor gekozen om geen zitting te houden. De rechtbank heeft op 9 juli 2020 het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het UWV de laattijdige Wajongaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Eiser betoogt dat hij meer beperkingen heeft dan door het UWV is aangenomen, en verwijst naar een rapport van A-REA. Het UWV stelt echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een eigen beoordeling heeft uitgevoerd en dat de FML van A-REA niet volledig kan worden gevolgd. De rechtbank concludeert dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts niet onjuist is en dat eiser niet met voldoende medische informatie heeft onderbouwd welke specifieke beperkingen onjuist zouden zijn.
Eiser voert aan dat hij een bijzonder geval is als bedoeld in artikel 3:29 van de Wet Wajong, maar de rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat hij aan de vereisten voldoet. De rechtbank stelt vast dat eiser minder dan 25% arbeidsongeschikt is en dat het UWV de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.