De beoordeling door de rechtbank
7. Het college wijkt in de beslissing op bezwaar af van het advies van [adviesbureau 1] . Als een bestuursorgaan afwijkt van een advies van een door dat bestuursorgaan ingeschakelde onafhankelijke deskundige, dan moet de reden voor de afwijking in de motivering van het besluit vermeld worden (overeenkomstig artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht). Door het advies van [adviesbureau 1] niet te volgen, wijkt het college ook af van het advies van de commissie Bezwaarschriften. Als het college daarvan afwijkt, moet de reden daarvoor ook in de motivering van de beslissing op bezwaar vermeld worden (artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht). De kern van deze zaak is dus de motivering van de keuze van het college om niet het advies van [adviesbureau 1] te volgen, maar het advies van [adviesbureau 3] .
8. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom wordt afgeweken van het advies van [adviesbureau 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is de afwijzing van het verzoek van eiser met het tegenadvies van [adviesbureau 3] afdoende onderbouwd. Er is daarom terecht geen tegemoetkoming voor planschade aan eiser toegekend. De rechtbank licht dit oordeel in het vervolg van deze uitspraak toe.
Het advies van [adviesbureau 1]
9. Het college heeft in de beslissing op bezwaar vier redenen genoemd waarom het advies van [adviesbureau 1] niet wordt gevolgd:
- in het rapport wordt niet het juiste planologische kader gehanteerd;
- het bouwvlak waarmee gerekend is, is gedeeltelijk eigendom van iemand anders;
- de waardevermeerdering van de woning is onrealistisch laag;
- er is geen rekening gehouden met een gedeeltelijke vergoeding in natura.
10. Bij de toetsing of eiser financieel nadeel heeft ondervonden van het nieuwe bestemmingsplan, wordt het nieuwe bestemmingsplan vergeleken met het vorige bestemmingsplan. [adviesbureau 1] heeft het nieuwe bestemmingsplan in het rapport van 21 december 2015 vergeleken met het bestemmingsplan Buitengebied uit 1986. Het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht heeft destijds goedkeuring onthouden aan de bebouwingsvoorschriften voor agrarische bedrijfswoningen in dat bestemmingsplan. Volgens [adviesbureau 1] moet daarom voor de bebouwingsmogelijkheden van agrarische bedrijfswoningen worden teruggegrepen op de bouwregels uit het Uitbreidingsplan in hoofdzaak uit 1954.
11. Volgens het college klopt dat standpunt van [adviesbureau 1] niet. Het college van Gedeputeerde Staten heeft zijn goedkeuring onthouden aan de bouwvoorschriften voor bedrijfswoningen, maar niet aan de plankaart. De bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied is dus gaan gelden, en in de doeleindenomschrijving werden agrarische bedrijfswoningen genoemd. Alleen de bouwregels zijn niet gaan gelden. Daarvoor mag niet worden teruggegrepen naar een eerder bestemmingsplan.
12. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, de hoogste rechter in planschadezaken, blijkt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen twee situaties. Als goedkeuring is onthouden aan de bestemming, dan blijven de bestemming en planregels van het eerdere bestemmingsplan gelden. Als geen goedkeuring is onthouden aan de bestemming, maar alleen aan voorschriften, dan vervallen de oude bestemming en de oude voorschriften zodra het nieuwe plan in werking treedt. Er kan dan dus niet worden teruggegrepen op de voorschriften van het vorige bestemmingsplan.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht geconcludeerd dat [adviesbureau 1] bij de vergelijking niet het juiste kader heeft gehanteerd. De bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied uit 1986 is gaan gelden, en daarom mocht niet worden teruggegrepen op de voorschriften uit het Uitbreidingsplan in hoofdzaak uit 1954.
14. De vergelijking tussen het nieuwe bestemmingsplan en het vorige bestemmingsplan is de grondslag voor de beoordeling van planschade. Door aan de verkeerde planregels te toetsen heeft [adviesbureau 1] onjuiste uitgangspunten gehanteerd. En als de uitgangspunten niet kloppen, dan werkt dat door in de rest van de beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college alleen daarom al besluiten het advies van [adviesbureau 1] niet te volgen. De rechtbank zal gelet hierop de overige redenen van het college om [adviesbureau 1] niet te volgen, onbesproken laten.
Het advies van [adviesbureau 3]
15. Het college is in de beslissing op bezwaar uitgegaan van het tegenadvies van [adviesbureau 3] . Dat advies bestaat uit twee rapporten: het oorspronkelijke tegenadvies van 26 juli 2018 en het aanvullende advies van 23 september 2019.
16. Volgens eiser is het tegenadvies van [adviesbureau 3] alleen bedoeld om het rapport van [adviesbureau 1] te ontkrachten en kan het daarom door het college niet als onderbouwing van de afwijzing van het planschadeverzoek gebruikt worden. Het rapport zou ook niet gebaseerd zijn op dezelfde documentatie als verschaft is aan [adviesbureau 1] . Eiser wijst er verder op dat de procedureverordening niet gevolgd is bij het vragen van een tegenadvies aan [adviesbureau 3] .
17. Het college stelt zich op het standpunt dat het advies van [adviesbureau 3] objectief tot stand is gekomen. Uit de rapporten blijkt dat het advies van [adviesbureau 3] op dezelfde gegevens is gebaseerd als het rapport van [adviesbureau 1] . Het college erkent dat de procedureverordening niet volledig gevolgd is, maar volgens het college heeft dat niet geleid tot benadeling van eiser. Het college verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 17 april 2019. Eiser heeft de mogelijkheid gehad om te reageren op het rapport, zowel na het opstellen van het rapport als in bezwaar en beroep. Dat eiser [adviesbureau 3] had willen wraken of dat het advies inhoudelijk onjuist of onvolledig zou zijn is niet gebleken. Eiser heeft geen gronden aangevoerd over de inhoud van het rapport of de deskundigheid van [adviesbureau 3] .
18. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies van [adviesbureau 3] niet enkel een reactie op het advies van [adviesbureau 1] , maar bevat het een volledige eigen beoordeling. De commissie Bezwaarschriften heeft geconstateerd dat in het oorspronkelijke rapport geen objectieve onderbouwing van de waardevermeerdering van de woning was opgenomen, maar dat gebrek is met het aanvullende rapport hersteld. Uit het rapport van [adviesbureau 3] blijkt dat zij beschikten over het advies van [adviesbureau 1] en de onderliggende gegevens, en dat ook nog eigen onderzoek is uitgevoerd. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen de inhoud van het advies en de rechtbank ziet geen aanleiding om aan het advies te twijfelen. Verder is de rechtbank niet gebleken dat eiser is benadeeld door het niet volgen van de procedureverordening. Met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht kon het college dat gebrek daarom in de beslissing op bezwaar passeren.
19. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college in de beslissing op bezwaar afgaan op het advies van [adviesbureau 3] . De conclusie van dat advies is dat er geen sprake is van planschade. Het college heeft het verzoek van eiser daarom terecht afgewezen.
20. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.