ECLI:NL:RBMNE:2020:3160

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
C/16/496483 / FA RK 20-852
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Amersfoort was opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, geboren in 1963 en vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.J. Booij, had beroep ingesteld tegen de crisismaatregel die op 13 januari 2020 was opgelegd. Daarnaast verzocht hij om schadevergoeding van de gemeente Amersfoort in verband met deze maatregel. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 februari 2020, waarbij de rechtbank de burgemeester en de betrokkenen heeft gehoord.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet in strijd had gehandeld met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene was niet adequaat gehoord, maar de burgemeester had de hoorplicht gedelegeerd aan een instelling die 24/7 beschikbaar was om te horen. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester voldoende inspanningen had geleverd om de betrokkene te horen, ondanks dat de betrokkene moeilijk aanspreekbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en ging niet in op de verzoeken om schadevergoeding, omdat de rechtmatigheid van de crisismaatregel niet was aangetast.

De beslissing van de rechtbank benadrukt de balans tussen de noodzaak om snel te handelen in crisissituaties en de rechtsbescherming van de betrokkene. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester niet verplicht was om de betrokkene zelf te horen en dat de procedurele eisen waren nageleefd, ondanks de tekortkomingen in de communicatie tijdens het horen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/496483 / FA RK 20-852
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Beschikking van 20 maart 2020
naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel van de burgemeester van de gemeente Amersfoort, ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1963] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat mr. R.G.J. Booij.
en naar aanleiding van het door betrokkene ingediende verzoekschrift ter verkrijging van een beslissing om schadevergoeding door:
de gemeente Amersfoort, gevestigd te Amersfoort,
hierna te noemen: de gemeente.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 31 januari 2020 heeft betrokkene beroep
ingesteld tegen de crisismaatregel die de burgemeester op 13 januari 2020 jegens hem heeft opgelegd. Daarnaast heeft betrokkene verzocht om de gemeente Amersfoort te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding in verband met die crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift is de beschikking van de burgemeester inhoudende de oplegging van de crisismaatregel d.d. 13 januari 2020, het episode journaal en de kennisgeving mondelinge uitspraak d.d. 16 januari 2020 gevoegd.
1.2.
De mondelinge behandeling van de verzoeken heeft plaatsgevonden op 21 februari 2020, in het gerechtsgebouw te Utrecht.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de heer mr. R.G.J. Booij, advocaat van betrokkene,
- mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de gemeente.

2.Beoordeling

2.1.
Namens betrokkene is gesteld dat de beschikking van de burgemeester niet rechtmatig tot stand is gekomen omdat er niet is voldaan aan de bepaling over het horen in artikel 7:1, derde lid, sub b, van de Wvggz. Betrokkene is niet, zoals de wet voorschrijft, gehoord door de burgemeester, terwijl niet is gebleken van een machtiging door de burgemeester aan een derde om verzoeker te horen. Verder is niet gebleken dat verzoeker is gehoord door of namens de burgemeester in zijn directe aanwezigheid. Telefonisch horen volstaat echter niet zonder meer, zonder dat dat wordt gemotiveerd in de crisismaatregel. Voorts is niet gebleken wat het horen heeft ingehouden nu een rapportage ontbreekt in het dossier. Er kan dan ook niet getoetst worden welke toelichting is gegeven aan verzoeker, welke vragen aan hem zijn gesteld en wat zijn reactie was (ook over voorgenomen zorginterventies en zijn eventuele wensen en voorkeuren). Namens de burgemeester is in het kader van deze zitting het hoorverslag overgelegd. Daaruit blijkt echter dat aan het horen een summiere invulling is gegeven. Betrokkene was slaperig en was grotendeels onverstaanbaar. Dit alles leidt ertoe dat aan de wettelijke hoorplicht niet is voldaan en dat de crisismaatregel niet voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Nu de crisismaatregel niet rechtmatig is, geldt dat ook voor de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die zonder de crisismaatregel immers niet verleend had kunnen worden. Dit maakt dat betrokkene recht heeft op schadevergoeding op grond van artikel 10:12 van de Wvggz in verband met immateriële schade. Die schade begroot betrokkene op € 105,- per dag dat hij is opgenomen in een accommodatie en voor het overige op € 50,- per zorginterventie per dag. De totale schadevergoeding is dan € 9420,-. Betrokkene sluit daarbij aan bij de normen voor schadevergoeding uit de Wet bopz.
2.2.
Namens de burgemeester is het volgende aangevoerd. Het horen is door de burgemeester bij een voorgenomen crisismaatregel belegd bij [instelling] . Dat blijkt uit het collegebesluit van 26 november 2019. [instelling] is 24 uur per dag beschikbaar om te horen. Medewerkers van [instelling] komen uit het zorgveld en krijgen een interne opleiding om goed om te kunnen gaan met mensen in een crisissituatie, die bijvoorbeeld soms moeilijk aanspreekbaar zijn. Zij gebruiken een lijst met vragen bij het horen, waar onder andere de toestemming om het horen op te nemen op staat, alsmede de informatie over de patiëntenvertrouwenspersoon (pvp) en de bijstand van een advocaat. Ook wordt altijd gevraagd naar de visie van de betrokkene. De burgemeester is gelet hierop van oordeel dat hiermee voldaan is aan de wettelijke plicht om betrokkene in de gelegenheid te stellen om gehoord te worden, en dat gedaan is wat in een crisissituatie redelijkerwijs gedaan kan worden.
2.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. De wetgever heeft beoogd om de rechtsbescherming van een betrokkene bij een voorgenomen crisismaatregel te versterken, (onder andere) door te bepalen dat betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid wordt gesteld om te worden gehoord. Uit de tweede nota van wijziging bij het betreffende wetsvoorstel, waarin deze bepaling is toegevoegd (TK 2015-2016, 32399, nummer 25), is daarover in de toelichting het volgende opgemerkt. De burgemeester dient moeite te doen om betrokkene te horen en mag er niet te licht vanuit gaan dat dat niet mogelijk is. Het horen hoeft niet door de burgemeester zelf plaats te vinden. Hoe het horen praktisch wordt vormgegeven hangt af van de omstandigheden.
2.4.
De rechtbank constateert dat de wetgever een balans heeft willen vinden tussen enerzijds het belang voor een betrokkene om, indien hij dat wenst, zijn mening kenbaar te maken, en anderzijds het belang om in een crisissituatie snel te kunnen handelen. Tussen die twee belangen zit een spanningsveld. De wijze waarop de burgemeester in de onderhavige zaak invulling heeft gegeven aan het horen is naar het oordeel van de rechtbank mede gelet op het voorgaande niet in strijd met artikel 7:1, tweede lid, onder b, Wvggz. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Dat hij moeilijk aanspreekbaar was doet daaraan niet af. Juist in een crisissituatie zal het immers vaak het geval zijn dat een betrokkene niet (goed) aanspreekbaar is, maar dat wel snel gehandeld dient te worden. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet meer had kunnen en moeten worden gedaan om invulling te geven aan de mogelijkheid van betrokkene om zijn visie te geven en om hem informatie te verstrekken. Terecht is daarover bij de mondelinge behandeling opgemerkt dat het ‘in de gelegenheid stellen om gehoord te worden’ niet hetzelfde is als een hoorplicht.
2.5.
Het is juist dat de advocaat niet uit de stukken kon afleiden wat er bij het horen is besproken. De wet kent echter geen verplichting om een verslag van het horen over te leggen. De rechtbank is van oordeel dat het wel verstandig is om de pagina uit het geautomatiseerde systeem, waarin wordt aangevinkt dat er is gehoord en of de betrokkene instemt met audio opname, gegevensverstrekking aan de pvp en of hij bedenkingen heeft tegen de toevoeging van een advocaat, voortaan bij de crisismaatregel te voegen. Op die manier kan worden nagegaan of betrokkene in de gelegenheid is gesteld zich daarover uit te laten en wat de uitkomst daarvan was.
Dat, ten slotte, de burgemeester betrokkene niet zelf heeft gehoord en dat het horen telefonisch is gebeurd doet aan de rechtmatigheid niet af, gelet op het feit dat de burgemeester het horen heeft belegd bij [instelling] en dat ook mocht doen, en gelet op wat er in de toelichting bij de genoemde nota van wijziging is opgemerkt over de praktische eisen die gesteld kunnen worden aan het horen.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Aan een beoordeling van de verzochte schadevergoeding komt de rechtbank dan ook niet toe.

3.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Dopheide, rechter, bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 20 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.