ECLI:NL:RBMNE:2020:314

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
496356 / HA RK 20-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter na einduitspraak in een civiele procedure

Op 31 januari 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. G. van de Beek. Het verzoek tot wraking werd ingediend na een einduitspraak in een eerdere procedure, wat volgens de wet niet mogelijk is. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek op 29 januari 2020 is ingediend, terwijl de eindbeslissing in de eerdere zaak op 10 januari 2020 was genomen. De wet staat geen wraking toe van rechters die al een einduitspraak hebben gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien het doel van wraking niet meer kan worden bereikt na een einduitspraak. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 496356 / HA RK 20-17
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 31 januari 2020
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot wraking van mr. G. van de Beek (verder de rechter) in de verzoekschriftprocedure met zaaknummer C/16/491740/ FA RK 19-7003. Het wrakingsverzoek is op 29 januari 2020 schriftelijk ingediend.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechters die deze uitspraak hebben gedaan.
2.3.
Voornoemde zaak is op 20 december 2019 behandeld en de rechter heeft bij beschikking van 10 januari 2020 in deze zaak beslist. Die beslissing is een eindbeslissing waarmee de behandeling van het verzoekschrift is geëindigd. Het wrakingsverzoek is na het wijzen van deze beslissing ingediend. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het onderhavige wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team familierecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. R.J. Praamstra en mr. G.A. Bos als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.