In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2020, gaat het om een omgevingsvergunning die is verleend aan een derde-partij voor het bouwen van een dakopbouw in afwijking van het bestemmingsplan. Eisers, drs. [eiser] en drs. [eiseres], hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, dat het bezwaar van eisers ongegrond verklaarde en de omgevingsvergunning in stand liet. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat de goothoogte na realisering van het bouwplan 9,60 meter bedraagt, wat 3,60 meter meer is dan toegestaan volgens de planregels. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de omgevingsvergunning kon worden verleend, en dat de belangenafweging niet volledig was. Na de tussenuitspraak heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd, maar de rechtbank was van mening dat de geconstateerde gebreken niet waren hersteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, omdat het niet voldeed aan de eisen van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder moet nu een nieuw besluit nemen binnen zes weken na het kracht van gewijsde krijgen van deze uitspraak, en is verplicht het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden.