4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij het eerste feit op de tenlastelegging heeft gepleegd en de advocaat heeft niet om vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal daarom niet uitschrijven wat er in de bewijsstukken over dat feit staat, maar de bewijsstukken alleen opsommen. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
- het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2019 door [verbalisant 1];
- het proces-verbaal van aangifte van 12 juli 2019 door [aangever 1] , namens [benadeelde];
- het proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019 door [verbalisant 2];
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 17 januari 2020.
Feit 2
Op 13 juli 2019 heeft [aangever 2] aangifte gedaan van verduistering van een bus van het merk Renault met kenteken [kenteken] . Aangever heeft samen met zijn vrouw [getuige 2] een koeriersbedrijf genaamd [koeriersbedrijf] . Aangever vertelde dat [verdachte] op 12 juli 2019 moest werken, maar niet was komen opdagen. De auto van [verdachte] stond op de plek waar de bus van het koeriersbedrijf moest staan. De bussen van zijn bedrijf staan allemaal voor [bedrijf] in [vestigingsplaats] . De sleutels van de bussen liggen in de bakken. Aangever verklaarde dat hij geen toestemming had gegeven aan [verdachte] om de bus buiten diensttijd te gebruiken. Als werknemers de bus voor privédoeleinden willen gebruiken, moeten ze dat eerst met aangever overleggen.
[getuige 2] heeft verklaard dat [verdachte] op 11 juli 2019 had gewerkt en de volgende dag weer moest werken. De volgende dag, op 12 juli 2019, kwam [verdachte] echter niet opdagen. Aangever [aangever 2] had toen gezien dat de bus van het bedrijf er niet meer stond. [verdachte] heeft niet gevraagd of hij de bus mocht lenen.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij in de nacht van vrijdag 12 juli 2019 rond 3.30 uur wakker werd van een soort laad- en losgeluid. Zij hoorde mannenstemmen en vervolgens twee scooters wegrijden. Zij hoorde van haar man dat er een vreemde witte bus op de parkeerplek stond. Om de bus hing volgens haar man een vreemde geur.
[getuige 1] en haar man hebben bovengenoemde situatie bij de politie gemeld. De politie zag op de Olympus een vrachtauto staan. Dat was het voertuig waarover [getuige 1] en haar man een melding hadden gedaan. In de laadruimte vond de politie onder andere een lege verpakking van Duracell hoofdlampen.
De politie heeft onderzoek gedaan naar een vingerafdruk die op bovengenoemde verpakking van de Duracell hoofdlampen was aangetroffen. Dat onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon die in het systeem ‘Havank’ stond geregistreerd. Die persoon was [A] .
Op camerabeelden van de Hornbach is te zien dat twee jongens op 11 juli 2019 goederen kopen, waaronder Duracell hoofdlampen.Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij één van die jongens is en de goederen had gekocht voor de ramkraak.Verbalisant [verbalisant 3] en verbalisant [verbalisant 4] hebben [A] herkend als de tweede jongen op de beelden van de Hornbach.
Verdachte heeft op de zitting van 17 januari 2020 verklaard dat hij de vrachtwagen heeft meegenomen en heeft geparkeerd op de plek waar de politie de vrachtwagen heeft aangetroffen.
De interpretatie van de bewijsstukken
Vrijspraak van het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de bus heeft weggenomen door middel van een valse sleutel met het oogmerk om de bus zich wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit.
Gebruik van de getuigenverklaringen van [aangever 2] en [getuige 2]
De advocaat van verdachte heeft bepleit dat de getuigenverklaringen van [aangever 2] en [getuige 2] niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, aangezien de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De verdediging heeft op de inhoudelijke behandeling op 17 januari 2020 voor het eerst aangegeven dat zij de getuigen [aangever 2] en [getuige 2] wilde horen. Het Openbaar Ministerie had al ruime tijd vóór de zitting aan de advocaat gevraagd of hij onderzoekswensen had, waarop zij geen antwoord heeft ontvangen. Ook de griffier van de rechtbank heeft twee keer onderzoekswensen bij de advocaat opgevraagd, maar daar geen antwoord op gekregen. De ter zitting gedane verzoeken tot het horen van de getuigen heeft de rechtbank afgewezen omdat zij het horen van de getuigen niet noodzakelijk vond.
Volgens gangbare jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Hoge Raad is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, de verdachte belastende verklaring niet zonder meer ongeoorloofd in het licht van het EVRM en, in het bijzonder, niet onverenigbaar met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die ongeoorloofdheid is in elk geval geen sprake wanneer de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om zo’n verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, maar die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [aangever 2] en [getuige 2] over en weer steun, zodat geen sprake is van een situatie waarin de bewezenverklaring alleen of in beslissende mate (
sole or decisive) berust op de verklaringen van één van hen. De aanwezigheid van dit (steun)bewijs maakt dat het toepassen van de verklaringen van [aangever 2] en [getuige 2] voor het bewijs niet ongeoorloofd is en niet onverenigbaar is met artikel 6, eerste en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. De rechtbank zal de verklaring dus gebruiken voor het bewijs.
Bewezenverklaring van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde feit
Op grond van de genoemde bewijsstukken verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van een vrachtauto. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In de nacht van 12 juli 2019 werd [getuige 1] wakker van laad- en losgeluiden. Zij hoorde mannenstemmen en twee scooters wegrijden. Buiten zag haar man een vrachtauto staan die hij niet herkende. In de laadruimte van die vrachtauto vond de politie een verpakking van Duracell hoofdlampen. Op die verpakking zat een vingerafdruk van [A] . [A] is op de camerabeelden van de Hornbach herkend als degene die samen met medeverdachte [medeverdachte] onder andere Duracell hoofdlampen heeft gekocht. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op die dag goederen heeft gekocht voor de ramkraak.
Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de daders van de ramkraak de vrachtauto hebben gebruikt bij de voorbereiding van de ramkraak. Het verhaal van verdachte dat hij de vrachtwagen daar geparkeerd had zodat hij de vrachtwagen de volgende dag kon gebruiken voor zijn werk, gelooft de rechtbank niet.
Verdachte heeft de vrachtauto dus voor heel andere doeleinden gebruikt dan hij met zijn werkgever had afgesproken. Door zo te handelen is verdachte als heer en meester over de vrachtauto gaan beschikken. Verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan verduistering van de vrachtauto. Dat verdachte de vrachtauto de volgende dag wilde terugbrengen, doet daar niet aan af.