ECLI:NL:RBMNE:2020:3121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
UTR 19/2680
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake WIA-uitkering door UWV

In deze zaak gaat het om het beroep van eiser tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 3 juli 2019, waarin het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is verklaard omdat het te laat is ingediend. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 5 februari 2019, waarin zijn WIA-uitkering was gewijzigd. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van dit besluit, omdat het uitsluitend digitaal was bekendgemaakt en hij pas in mei ontdekte dat zijn vakantiegeld was gekort. De rechtbank heeft overwogen dat de bezwaartermijn is gaan lopen op het moment dat het besluit in de digitale berichtenbox van eiser is geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV verplicht is om berichten digitaal te verzenden, tenzij er specifieke redenen zijn om dit niet te doen. In dit geval was het besluit van 5 februari 2019 geen besluit dat betrekking had op de toekenning of afwijzing van de WIA-uitkering, waardoor het UWV correct heeft gehandeld door het besluit uitsluitend digitaal te verzenden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. M. el Ahmadi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 3 juli 2019, waarin het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is omdat het bezwaar te laat is ingediend.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Met het besluit van 5 februari 2019 heeft verweerder de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gewijzigd. Eiser heeft bij brief van 11 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 februari 2019. Dit bezwaar is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het na afloop van de bezwaartermijn is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De bezwaartermijn is gaan lopen nadat het besluit in de digitale berichtenbox van eiser is geplaatst.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Hij wist niet van het besluit af tot hij in mei zag dat zijn vakantiegeld gekort was. Na telefonisch contact bleek dat het besluit alleen digitaal bekend was gemaakt.
4. In geding is de vraag of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege niet verschoonbare termijnoverschrijding.
5. Eiser voert in beroep aan dat hij te laat was met zijn bezwaar, omdat hij het besluit van 5 februari 2019 alleen digitaal en niet per post heeft ontvangen. Hij had pas door dat zijn WIA-uitkering was gewijzigd nadat zijn vakantie was gestort in mei. De rechtbank begrijpt het beroep van eiser zo dat hij in de kern aanvoert dat het besluit van 5 februari 2019 niet op de voorgeschreven wijze aan hem bekend is gemaakt, zodat de bezwaartermijn niet op 5 februari 2019 is gaan lopen.
6. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 32e, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in het verkeer tussen de burger en het UWV, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bericht uitsluitend elektronisch wordt verzonden, tenzij er naar het oordeel van het UWV sprake is van groepen burgers voor wie en berichten of omstandigheden waarvoor communicatie langs andere dan elektronische weg is aangewezen. De hoofdregel is aldus dat het UWV berichten digitaal verzendt. Artikel 2 van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV (de Beleidsregel) regelt vervolgens in welke gevallen verkeer tussen burgers en het UWV niet verplicht digitaal plaatsvindt. In de bijlage bij de Beleidsregel [1] is gespecificeerd dat de verplichting tot elektronische communicatie geldt voor alle besluiten over de WIA-uitkering, met uitzondering van de besluiten die betrekking hebben op toekenning of afwijzing van de WIA-uitkering.
7. De rechtbank stelt vast dat het besluit van 5 februari 2019 gaat over het niet meer in aanmerking komen voor een WGA-loonaanvullingsuitkering, maar wel voor een WGA-vervolguitkering. Dit betekent dat het geen besluit is dat betrekking heeft op toekenning of afwijzing van de uitkering. Daaruit volgt dat het UWV verplicht is het besluit uitsluitend elektronisch te verzenden en dat het UWV het besluit op juiste wijze bekend heeft gemaakt.
8. Verweerder heeft het bezwaar van eiser dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54, van de Awb).
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier op 23 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Gepubliceerd op