ECLI:NL:RBMNE:2020:312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
16-167152-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee jongemannen voor ramkraak bij Coolblue Utrecht met celstraffen en taakstraffen

Op 31 januari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee jongemannen die zich schuldig hebben gemaakt aan een ramkraak bij Coolblue in Utrecht op 12 juli 2019. De rechtbank heeft de 22-jarige Utrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, terwijl de 17-jarige mededader een jeugddetentie van 100 dagen kreeg, waarvan 71 dagen voorwaardelijk. Daarnaast moet de minderjarige een werk- en leerstraf van in totaal 70 uur uitvoeren. De rechtszaak vond plaats achter gesloten deuren op 17 januari 2020, waarbij de verdachte en zijn advocaat, mr. S. Wortel, aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. A. Drogt, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het gepleegd werd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De rechtbank volgde de adviezen van deskundigen die de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwden, en legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding door de jeugdreclassering en het leren van de gemaakte fouten.

De rechtbank legde aan de 22-jarige verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, terwijl de 17-jarige verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf kreeg. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-167152-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het adres [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van 17 januari 2020. [verdachte] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] zelf, zijn advocaat mr. S. Wortel, de officier van justitie mr. A. Drogt, de heer R.J. Verhoek van de Raad voor de Kinderbescherming en de heer S. Hafsi van Samen Veilig Midden-Nederland. Op de zitting was ook de vader van [verdachte] aanwezig.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij samen met anderen op
12 juli 2019 een ramkraak heeft gepleegd bij [benadeelde] in Utrecht, waarbij [verdachte] en zijn mededaders laptops en telefoons hebben meegenomen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft gepleegd. [verdachte] heeft dat ook bekend. De officier van justitie vindt het niet aannemelijk dat [verdachte] het feit heeft gepleegd omdat hij door de andere daders werd bedreigd.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van [verdachte] heeft geen verweer gevoerd over de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij het ten laste gelegde heeft gepleegd en de advocaat heeft niet om vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal daarom niet uitschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar de bewijsstukken alleen opsommen. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken [1]
- het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2019 door [verbalisant 1] [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte van 12 juli 2019 door [aangever] , namens [benadeelde] [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019 door [verbalisant 2] [4] ;
- de bekennende verklaring van [verdachte] op de zitting van 17 januari 2020 [5] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 12 juli 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen meerdere laptops (Macbooks) en telefoons (Iphone) die aan [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
[verdachte] wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is volgens de rechtbank niet nadelig voor [verdachte] .

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een dader zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Er is niet gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door [verdachte] gepleegde feit bestond. Het door [verdachte] gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door [verdachte] gepleegde feit:
- diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een dader zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Er is niet gebleken dat [verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat [verdachte] een heel ernstig feit heeft gepleegd. Dat feit heeft veel schade voor [benadeelde] veroorzaakt. Bij zulke feiten past volgens de officier van justitie een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Toch vindt de officier van justitie niet dat [verdachte] terug moet naar de jeugdgevangenis. De officier van justitie houdt namelijk ook rekening met de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland, waarin wordt gesteld dat [verdachte] verminderd toerekeningsvatbaar was tijdens het plegen van het feit. Ook houdt zij rekening met het feit dat [verdachte] niet eerder bij de strafrechter is geweest en dat [verdachte] spijt heeft van wat hij heeft gedaan.
De officier van justitie vindt dat [verdachte] moet worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 178 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan die voorwaardelijke jeugddetentie moeten volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. Daarnaast vindt zij dat [verdachte] moet worden veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, die bestaat uit een werkstraf van 65 uren en een leerstraf, Tools4U, van 35 uren.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van [verdachte] is het met de officier van justitie eens dat [verdachte] niet opnieuw naar de jeugdgevangenis moet worden gestuurd. De advocaat verzoekt de rechtbank om een lagere voorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf aan [verdachte] op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf en/of maatregel in de zaak van [verdachte] passend zou zijn. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder [verdachte] dat feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan [verdachte] een jeugddetentie op van 100 dagen, waarvan 71 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de 29 dagen die [verdachte] al in voorarrest heeft vastgezeten. Verder legt de rechtbank aan [verdachte] een taakstraf op voor de duur van 70 uren. Die taakstraf bestaat uit een werkstraf van 35 uren en een leerstraf, Tools4U, van 35 uren. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
[verdachte] heeft samen met anderen een ramkraak gepleegd bij [benadeelde] . [verdachte] en zijn mededaders zijn met een auto meerdere keren tegen de pui van de winkel aangereden, waardoor de pui omver viel. Zo konden [verdachte] en zijn mededaders naar binnen om vervolgens laptops en telefoons mee te nemen.
Toen de politie eraan kwam is [verdachte] samen één van de mededaders op een scooter gevlucht voor de politie. De politie is vervolgens tegen die scooter aangereden, waardoor [verdachte] en zijn mededader van de scooter af vielen. [verdachte] is toen weggerend. Tijdens de achtervolging heeft de politie enkele waarschuwingsschoten gelost. Uiteindelijk heeft de politie [verdachte] kunnen aanhouden.
Het gedrag van [verdachte] heeft veel schade veroorzaakt voor [benadeelde] . Daarnaast zorgt een feit als dit ook voor onrust en een gevoel van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt dat [verdachte] kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Strafblad
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van [verdachte] blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest. Dat werkt niet in het voor- of nadeel van [verdachte] .
Adviezen van deskundigen
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende adviezen van deskundigen:
  • het psychologisch Pro Justitia rapport van 30 september 2019;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 december 2019;
  • het advies van Samen Veilig Midden-Nederland op de zitting.
Het advies van de psycholoog
[verdachte] is onderzocht door een psycholoog, drs. G. van der Stam - van der Kleij. Zij heeft een rapport over [verdachte] geschreven. De conclusie van de psycholoog is dat [verdachte] een ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis heeft. Daarnaast bestaat er volgens de psycholoog een ouder-kind relatieprobleem. Zowel de stoornis als het ouder-kind relatieprobleem heeft het gedrag van [verdachte] bij het plegen van de ramkraak beïnvloed. De psycholoog denkt dat [verdachte] niet helemaal eerlijk is geweest over wat vooraf zou zijn gegaan aan de ramkraak. [verdachte] heeft namelijk verteld dat hij de ramkraak onder bedreiging van anderen heeft gepleegd. Volgens de psycholoog is schaamte en de relatie met de vader van [verdachte] daar de oorzaak van. [verdachte] heeft volgens de psycholoog waarschijnlijk geen weerstand kunnen bieden aan wat zijn mededaders hebben voorgesteld. [verdachte] heeft onvoldoende vaardigheden ontwikkeld om voor zichzelf op te komen en pro-sociale keuzes te maken. De psycholoog adviseert daarom om [verdachte] het feit in verminderde mate toe te rekenen. Dat betekent dat [verdachte] volgens de psycholoog niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat hij heeft gedaan.
De psycholoog schat de kans dat [verdachte] nog een keer een strafbaar feit zal plegen als laag tot matig in. Om herhaling zo goed mogelijk te voorkomen, adviseert de psycholoog om aan [verdachte] de leerstraf Tools4U op te leggen. Daarnaast adviseert de psycholoog om een forse voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met begeleiding van de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
[verdachte] heeft ook gesprekken gevoerd met de heer Verhoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De heer Verhoek heeft een rapport over [verdachte] geschreven.
De Raad voor de Kinderbescherming vindt het niet wenselijk als [verdachte] terug moet naar de jeugdgevangenis. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert net als de psycholoog om de leerstraf Tools4U en een forse voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Volgens de Raad voor de Kinderbescherming moeten aan de voorwaardelijke jeugddetentie de volgende bijzondere voorwaarden worden gekoppeld:
  • toezicht van de jeugdreclassering, waarvan de eerste zes maanden zullen bestaan uit ITB Harde Kern;
  • contactverbod met de medeverdachten.
Het advies van Samen Veilig Midden-Nederland
Op de zitting heeft de heer Hafsi verteld dat het toezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis goed is verlopen. [verdachte] moest zich in het kader van ITB Harde Kern aan strenge regels houden, maar dat is hem goed afgegaan. De heer Hafsi vindt het belangrijk om [verdachte] nog een tijd in hetzelfde kader te kunnen begeleiden.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over en zal [verdachte] het feit verminderd toerekenen. Net als de officier van justitie, de advocaat en de deskundigen vindt de rechtbank het niet passend als [verdachte] terug de jeugdgevangenis in moet. De rechtbank vindt het belangrijk dat [verdachte] nog een tijd wordt begeleid door de jeugdreclassering en dat hij leert van zijn fouten. De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland dat die begeleiding de eerste zes maanden moet plaatsvinden binnen het kader van ITB Harde Kern. Daarnaast zal de rechtbank aan [verdachte] de leerstraf Tools4U opleggen. ITB Harde Kern en de leerstraf zullen veel tijd van [verdachte] in beslag nemen. Toch vindt de rechtbank dat [verdachte] ook een werkstraf moet doen, zodat [verdachte] voelt dat wat hij heeft gedaan heel ernstig is. De rechtbank zal wel een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank legt aan [verdachte] op:
  • een
  • een

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste zes maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Harde Kern, zal (blijven) melden bij Samen Veilig Midden-Nederland, Tiberdreef 8 in Utrecht, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zo lang die instelling dat nodig vindt;
o op geen enkele manier – direct of indirect – contact zal hebben met de medeverdachten Z. El Haddad en J. Attalbi;
o waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
  • veroordeelt verdachte tot een een
  • beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 17 dagen jeugddetentie;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 17 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mr. A.R. Creutzberg, kinderrechter, en mr. C. van de Lustgraaf, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een of meerdere laptops (Macbooks) en/of telefoons (Iphone), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 oktober 2019, genummerd PL0900-2019208305, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 404. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2019, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 119 tot en met 122.
3.Proces-verbaal van aangifte van 12 juli 2019, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 280-282.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 285-286.
5.Proces-verbaal ter terechtzitting van 17 januari 2020.