ECLI:NL:RBMNE:2020:3054

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1893
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verlenging hersteltermijn in bestuursrechtelijke procedure

Op 30 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze uitspraak volgde op een eerdere tussenuitspraak van 30 april 2020, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid bood om binnen tien weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft op 22 juli 2020 verzocht om verlenging van deze termijn, waarop eiseres schriftelijk heeft gereageerd. De rechtbank overweegt dat, hoewel het verzoek om verlenging na afloop van de oorspronkelijke termijn is ingediend, er uit proceseconomisch oogpunt aanleiding is om het verzoek inhoudelijk te behandelen. De rechtbank benadrukt dat een verzoek om verlenging gemotiveerd moet zijn en verwijst naar relevante jurisprudentie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de tussenuitspraak pas op 17 juli 2020 heeft ontvangen, wat de reden is voor het verzoek om verlenging. Eiseres heeft echter bezwaar gemaakt tegen dit verzoek, omdat zij onder druk staat door de procedure en uitstel als nadelig beschouwt. De rechtbank concludeert dat dit een bijzonder geval is dat verlenging van de termijn rechtvaardigt. Het belang van eiseres om snel duidelijkheid te krijgen, weegt zwaarder dan de bezwaren van eiseres. De rechtbank verlengt de hersteltermijn tot vier weken na de verzenddatum van deze beschikking en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1893-T2

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. van Miltenburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 30 april 2020 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen tien weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Bij brief van 22 juli 2020 heeft verweerder de rechtbank verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.
Eiseres heeft schriftelijk gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft weliswaar zijn verzoek om verlenging van de termijn om het gebrek te herstellen gedaan na afloop van de oorspronkelijke termijn die de rechtbank hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak, maar de rechtbank ziet uit een oogpunt van proceseconomie toch aanleiding hierop inhoudelijk in te gaan.
2. Slechts in bijzondere gevallen willigt de rechtbank zo'n verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn in. Het verzoek om verlenging moet daarom zijn gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM4478) en 21 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT2162).
3. De reden waarom verweerder de rechtbank verzoekt om verlenging van de termijn is dat hij de tussenuitspraak pas op 17 juli 2020 heeft ontvangen. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd het verzoek af te wijzen. Haar mentale gezondheid staat al onder druk door deze procedure en uitstel zou alleen maar averechts werken. Daar komt bij dat verweerder te afwachtend is geweest. Nu verweerder geen brief van de rechtbank heeft gekregen met een verlenging van de uitspraaktermijn, had het op zijn weg gelegen om contact op te nemen met de rechtbank en naar de tussenuitspraak te vragen.
4.De rechtbank acht dit een bijzonder geval dat verlenging van de termijn rechtvaardigt. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres belangrijk is om zo snel mogelijk een uitspraak op haar beroep te krijgen, maar als de rechtbank de termijn niet zou verlengen, duurt het mogelijk nog langer voordat eiseres duidelijkheid heeft. In dat geval kan de rechtbank namelijk niet anders dan het bestreden besluit vernietigen en verweerder de opdracht geven een nieuw besluit te nemen, waartegen dan opnieuw bezwaar en beroep open staat. Omdat elke andere beslissing van de rechtbank naar alle waarschijnlijkheid tot een minder finale vorm van geschilbeslechting leidt, ziet de rechtbank aanleiding om de hersteltermijn te verlengen tot vier weken na de verzenddatum van deze beschikking.
5. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tweede tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juli 2020 door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.