In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, maakte bezwaar tegen een besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp. Na het indienen van een beroep bij de rechtbank op 4 mei 2020, omdat verweerder niet tijdig op het bezwaarschrift had gereageerd, vroeg verzoekster op 14 juli 2020 om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van een snelle behandeling van het bezwaarschrift door verweerder.
Op 17 juli 2020 heeft verzoekster de voorzieningenrechter geïnformeerd dat verweerder inmiddels de behandeling van het bezwaarschrift had opgepakt, waarna verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingetrokken. Verzoekster vroeg echter wel om vergoeding van de proceskosten die zij had gemaakt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verweerder geen bezwaar had tegen de vergoeding van de proceskosten en heeft deze vastgesteld op € 262,50. Dit bedrag is berekend op basis van de punten die zijn toegekend voor het indienen van het verzoekschrift, met inachtneming van een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.
Verzoekster vroeg ook om terugbetaling van het griffierecht, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de omstandigheden van de zaak niet voldeden aan de voorwaarden voor terugbetaling van het griffierecht zoals genoemd in de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, maar het verzoek om terugbetaling van het griffierecht is niet ingewilligd. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. C. ten Klooster, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.