ECLI:NL:RBMNE:2020:3033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
UTR 20/2551
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, maakte bezwaar tegen een besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp. Na het indienen van een beroep bij de rechtbank op 4 mei 2020, omdat verweerder niet tijdig op het bezwaarschrift had gereageerd, vroeg verzoekster op 14 juli 2020 om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van een snelle behandeling van het bezwaarschrift door verweerder.

Op 17 juli 2020 heeft verzoekster de voorzieningenrechter geïnformeerd dat verweerder inmiddels de behandeling van het bezwaarschrift had opgepakt, waarna verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingetrokken. Verzoekster vroeg echter wel om vergoeding van de proceskosten die zij had gemaakt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verweerder geen bezwaar had tegen de vergoeding van de proceskosten en heeft deze vastgesteld op € 262,50. Dit bedrag is berekend op basis van de punten die zijn toegekend voor het indienen van het verzoekschrift, met inachtneming van een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.

Verzoekster vroeg ook om terugbetaling van het griffierecht, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de omstandigheden van de zaak niet voldeden aan de voorwaarden voor terugbetaling van het griffierecht zoals genoemd in de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, maar het verzoek om terugbetaling van het griffierecht is niet ingewilligd. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. C. ten Klooster, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2551

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.F. Vermaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten en griffierecht.
Verweerder heeft op 23 juli 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 9 september 2019 een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster om een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Verzoekster heeft op 4 mei 2020 beroep ingediend bij de rechtbank, omdat verweerder niet tijdig een beslissing op het voornoemde bezwaarschrift heeft genomen. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer UTR 20/1882.
3. Op 14 juli 2020 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening hangende dat beroep gevraagd. Hierbij heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om onder meer te bepalen dat verweerder binnen een week, dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen redelijke termijn, de behandeling van het bezwaarschrift ter hand te nemen.
4. Op 17 juli 2020 heeft verzoekster de voorzieningenrechter medegedeeld dat verweerder de behandeling van het bezwaarschrift ter hand heeft genomen. Verzoekster heeft daarom het beroep verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
5. De voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
6. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
7. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
8. Verzoekster heeft verder aan de voorzieningenrechter verzocht om het betaalde griffierecht terug te betalen. De voorzieningenrechter voldoet niet aan dat verzoek. Dat verweerder na instellen van een rechtsmiddel zodanig handelt dat het rechtsmiddel wordt ingetrokken, levert immers geen grond op voor terugbetaling van dat griffierecht. Terugbetaling van griffierecht is slechts aan de orde in de gevallen genoemd in artikel 8:82, vierde lid, van de Awb. Deze gevallen doen zich in deze zaak niet voor.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 31 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De voorzieningenrechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.