4.3.1Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij samen met een ander heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Dit zou volgens de tenlastelegging gebeurd zijn door het richten van een vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] en vervolgens door het (meermalen) overhalen van de trekker van dat vuurwapen. Als de rechtbank de ten laste gelegde handelingen bewezen acht dient de rechtbank vervolgens nog te beoordelen of sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank kan in dit geval op basis van het beschikbare dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat de trekker daadwerkelijk is overgehaald en zal verdachte om die reden vrijspreken van het ten laste gelegde.
Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden, volgt weliswaar dat medeverdachte [medeverdachte] het vuurwapen op [slachtoffer 1] heeft gericht, maar voor het aannemen van de ten laste gelegde poging tot doodslag moet de rechtbank ook vaststellen dat daarbij de trekker (meermalen) is overgehaald.
Het enige proces-verbaal waarop dergelijk handelen (overhalen trekker) direct kan worden gebaseerd is het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] (pag. 260 e.v.). In dit proces-verbaal beschrijft deze verbalisant wat hij op de camerabeelden in de juwelierszaak waarneemt. Daartoe heeft hij de stills vergroot en baseert hij zijn conclusies op lichtinval op en door de trekkerbeugel van het wapen door het tegenlicht van de vitrine achter de verdachte. De rechtbank heeft ter terechtzitting en later in raadkamer de betreffende beelden uitvoerig bekeken. De rechtbank acht deze beelden van onvoldoende kwaliteit om op basis daarvan vast te stellen dat de trekker ook daadwerkelijk door medeverdachte [medeverdachte] is overgehaald.
Daarbij komt ook dat de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] omtrent de camerabeelden niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. [medeverdachte] heeft van meet af aan ontkend de trekker te hebben overgehaald en ook de aangevers hebben niets daarover verklaard. Ook het nadien door het NFI verrichte technisch onderzoek aan het wapen en het patroon met de indent (inkerving, hetgeen past bij een inslag van een slagpin) kan niet dienen als ondersteuning van het door de officier van justitie ingenomen standpunt dat verdachte de trekker heeft overgehaald. Het NFI heeft immers geconcludeerd dat de aangetroffen indent in het patroon technisch niet verklaard kan worden als die is veroorzaakt door het wapen van verdachte.
Op de grond in de winkel zijn een tweetal patronen aangetroffen, waarvan één met een indent. De officier van justitie heeft deze omstandigheid ook aangehaald ter ondersteuning van zijn standpunt dat verdachte de trekker heeft overgehaald. Verdachte heeft echter tot twee keer toe handmatig de slede van het wapen naar achter getrokken, naar eigen zeggen als dreigmiddel richting de aangevers. Zoals ook door het NFI verklaard, wordt hierdoor het patroon uit de kamer van de loop van het wapen geworpen. Dit betekent dat het enkele handmatige naar achter trekken van de slede van het wapen een verklaring kan vormen voor het aantreffen van de patronen op de grond in de winkel.
Nu er geen (andersluidend) bewijs voorhanden is in het dossier op basis waarvan de rechtbank tot de conclusie kan komen dat verdachte de trekker van het pistool heeft overgehaald, wordt verdachte dus vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.3.3De bewijsmiddelen voor het onder 2 t/m 6 ten laste gelegde
De verklaring van [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Feit: overval op overige objecten
Pleegdatum/tijd: 16 juli 2019 om 10:57 uur
Ik ben zojuist slachtoffer geworden van een overval. Ik wil van deze overval c.q. poging overval aangifte doen. Ik ben eigenaar van een juweliers winkel (…). (…) gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] .(…) Ik hoorde mijn zusje zeggen: “Dieven.” (…) Ik zag dat mijn vader naar voren liep in de winkel. Toen ik het winkelgedeelte inliep zag ik dat er twee personen in de winkel stonden. Beide mannen waren volledig in het zwart gekleed en droegen een zwarte/donker grijze helm. Ik denk dat het regenpakken waren. Ik kon zien dat man 1 een pistool in zijn hand had. Man 2 droeg een grote hamer in zijn handen. (…)Ik zag dat mijn vader met een van de mannen om de vitrine heen liep en daar aan het vechten was met een van de mannen. (…) Ik liep naar de man met de hamer en ik pakte de hamer vast. Dit werd een gevecht. Voor het gevecht kreeg ik een harde klap met de achterzijde van het pistool op mijn hoofd door man 1 met het pistool. (…) Ik zag dat man 1 het pistool op mij en mijn vader richtte. Ik was echt heel voorzichtig omdat ik dacht dat hij mij wel kon doodschieten. (…)
(…) ik zag dat de mannen de deur zelf opende en zag dat ze beiden rechtsaf sloegen.(…) Er bleek voor het Ethiopische restaurant een scooter te staan. Ik zag dat beide mannen op de scooter probeerden te stappen.
Ik heb een hoofdwond aan de rechter bovenzijde van mijn hoofd. Ik heb een wondje van het gevecht op mijn linkerarm. schaafwondjes op de armen, schaafwondje knie.
De verklaring van [slachtoffer 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Mijn zoon [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een gewapende overval op zijn juwelierswinkel, gelegen op de [adres] te [woonplaats] . (…) op dinsdag 16 juli 2019 (…)(…) ineens riep mijn dochter in het Arabisch "dieven overval" (…) Ik stond op en kon via een ruit in de wand zien dat er 2 overvallers de toegangsdeur van de winkel open hadden weten te krijgen en naar binnen liepen. (…) Ik zag dat de overvallers voorwerpen in hun hadden, waarvan 1 een grote hamer. Ik ben (…) de winkelruimte ingegaan. Ik zag dat 1 van de overvallers ook bij de deuropening was aangekomen. Ik zag dat deze overvaller een vuurwapen in zijn hand vasthield en dit wapen met gestrekte arm op mij en mijn zoon richtte. Ik zal deze man overvaller 1 noemen. (…) Ik zag tegelijkertijd dat er naast die overvaller 1 een 2e man aansloot die een grote hamer in zijn handen vasthield. (…) Ik zag en voelde dat de 2e overvaller mij met kracht een klap gaf met die grote hamer. Hij sloeg op mijn linkerzij/rug. (…) ik ben zelfs nog gevallen. Mijn zoon was ook in gevecht met een van de overvallers.(…) samen met omstanders is het mij gelukt om een van de overvallers te overmeesteren.
De geneeskundige verklaring voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1]
Uitwendig waargenomen letsel:
- laceratie boven wenkbrauw
- multipel Ribfracutren links. Rib 9 in meerdere fragmenten. Rib 10 op 2 plaatsen, hierbij fladderthorax bij opname.
-milt ruptuur graad 3; bloed rond milt + in abdomen. Wel inwendig bloedverlies.
-milde longcontusie
Datum onderzoek: 18 juli 2019.
Gezien ernstig milt letsel + multipele ribfracturen werd patiënt ter observatie op de intensive care opgenomen.
Geschatte duur van de genezing: 3-4 mnd.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] “uitkijken beelden juwelier” voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
De tijd die wordt weergegeven op de beelden is niet correct. De tijd loopt namelijk exact een uur achter op de daadwerkelijk tijd. In dit proces-verbaal zal ik de werkelijke tijd nomen.
De overval is op de camerabeelden te zien:
(…) Ik zag dat verdachte 1 met zijn voet de deur open schopte en dat verdachte 2 met een gele voorhamer een ruit insloeg van de etalage van de juwelier. (
cam 5, 09:57:02)
Ik zag dat verdachte 2 (opmerking rechtbank:
kennelijke verschrijving dit moet verdachte 1 zijn)om 10:57:03 het vuurwapen bij binnenkomst direct gericht hield op de personen welke aanwezig waren in het kantoor van de juwelier.
(…) Hierop zag ik dat om 10:57:09 uur verdachte 2 met de gele voorhamer een harde klap uitdeelde aan de man met het blauwe overhemd. Ik zag dat de man in het blauwe overhemd geraakt werd met de hamer in zijn linker zij.
Om 10:57:11 uur zag ik dat verdachte 1 met de kolf van het wapen inslaat op de man in het blauwe overhemd en de man met het donkere shirt. Hierop raakt verdachte 2 in gevecht met de man in het donkere shirt.
(…) Om 10:57: 16 uur zag ik dat verdachte 1 meerdere malen met de kolf van het wapen om het hoofd slaat van de man in het blauwe overhemd. Om 10:57:33 zag ik dat verdachte 1 wederom met de kolf van het vuurwapen de man in het blauwe overhemd slaat.
Om 10:57:24 uur zag ik dat verdachte 2 probeert de toegangsdeur te openen. Ik zag dat dit niet lukt. hierop raakte verdachte 2 wederom in gevecht met de man in het donkere shirt.
Om 10:57:49 uur is het vuurwapen op te grond terecht gekomen. Ik zag dat verdachte 2 hierop het vuurwapen van de grond pakt.
Om 10:57:51 uur zag ik dat verdachte 2 het vuurwapen in zijn hand heeft en gericht heeft op de man in het donkere shirt.
Ik zag dat om10:58:02 uur het de verdachte toch lukt om de toegangsdeur te openen. Ik zag hierop de verdachten de juwelier verlieten. Ook zag ik dat de man in het blauwe overhemd en de man in het donkere shirt de juwelier verlieten.
Bij het verlaten van de juwelier is te zien dat verdachte 2 het vuurwapen nog in zijn hand had en gericht had op omstanders buiten de winkel.
De verklaring van getuige [slachtoffer 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op dinsdag 16 juli 2019, omstreeks 10.30 ben ik samen met mijn vrouw naar het [plein] te [woonplaats] gegaan om boodschappen te doen.(…)
(…) Toen de beide overvallers naar buiten kwamen zag ik dat ze naar links liepen richting een geparkeerd staande scooter. (…) ik zag dat de overvaller met het vuurwapen achterop stapte. (…) Toen ik de overvallers van de scooter duwde zag ik dat de man met het vuurwapen, dit vuurwapen richtte op ons. Hij richtte het wapen op zowel mij als de eigenaar van de juwelierszaak, kennelijk om ons af te schrikken. Dit was op een afstand van 1 a 2 meter van ons vandaan. Ik zag dat het vuurwapen hierbij op mijn borst gericht was.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] met betrekking tot het forensisch onderzoek op de plaats delict ( [adres] [woonplaats] ) voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 16 juli 2019 om 11.45 uur kwam in naar aanleiding van ene overval op een juwelier aan op de locatie [adres] te [woonplaats] .
Ik zag op de stoep voor het perceel [adres] (…). (…) ter hoogte van het achterwiel van deze bus zag ik op de stoep een oranjekleurige pylon, deze was door de basispolitiezorg geplaatst over een door hen aangetroffen patroon. (…) Ik zag op de hulsbodem de tekst 'CBC 380 AUTO'.
Voor de voordeur van het perceel [adres] zag ik een blauwe sporttas liggen (…). Onder deze tas trof ik een pistool aan van het merk Walther, type P99. Dit wapen heb ik ter plaatse ontladen. Ik verwijderde de patroonhouder en trok de slede naar achteren en zag dat er een patroon aanwezig was in de kamer. Dit betrof een patroon van het merk MFS. In de patroonhouder waren geen patronen aanwezig.
Links in de winkel bij de omgevallen vitrinekast zag ik twee patronen op de grond liggen
Ik zag op de hulsbodem van de patronen de tekst 'S&B 9mm Br. C', in één van deze patronen zag ik in het slaghoedje een slagpinindruk.
- SIN: AAGE4192NL
Object: vuurwapen (pistool)
Merk/type: Walther P99
Bijzonderheden: 1 patroon (mfs) in kamer
- SIN: AAMF8195NL
Object: munitie (patroon)
Aantal: 2 stuks
Merk/type: S&B
Bijzonderheden: twee patronen vanaf de vloer
- SIN: AAGE4193NL
Object: munitie (patroon)
Merk/type: Cbc 380 Auto
Bijzonderheden: patroon op stoep voor winkels
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen- en in beslag genomen
voorwerpen, is door mij, op donderdag 5 september 2019, in het kader van de Wet
wapens en munitie, een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het
onderstaande werd bevonden.
SIN:AAGE4192
Wapen: vuurwapen, pistool
Categorie: III sub I.
Bovengenoemd voorwerp is van origine een gaspistool, fabrieksnaam Umarex, merk Walther, model P99, kaliber 9mm P.A.K.
2.
SIN: AAGE4192, AAGE4193 en AAMF8195NL
Munitie: 4 scherpe patronen
Categorie: III.
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
[medeverdachte] en ik hadden ongeveer een week voor 16 juli 2019 bedacht om een juwelier te overvallen. De regenpakken en de voorhamer hebben we via via kunnen regelen. Ik heb de scooter geregeld. Op 16 juli 2019 hebben we in de ochtend afgesproken en zijn wij op de scooter naar de juwelier aan [straat] te [woonplaats] gereden. Ik was de bestuurder van de scooter. Bij de juwelier hebben we de deur opengetrapt. Ik ging er vanuit dat er 1 persoon in de winkel zou zijn. Toen we de winkel binnengingen zag ik dat [medeverdachte] een vuurwapen in zijn handen had en ik droeg de voorhamer. Op de beelden ben ik te zien als de persoon die met de voorhamer in zijn handen de winkel binnenkomt. [medeverdachte] heeft op dat moment een vuurwapen in zijn handen. Met de voorhamer heb ik één van de aanwezige mannen geslagen. Ook ben ik in gevecht geraakt met één van de aanwezige mannen. Op het moment dat [medeverdachte] het vuurwapen op de grond liet vallen heb ik deze opgepakt. De voorhamer was meegenomen om de vitrines met sieraden in te slaan en zo de sieraden te kunnen stelen.
4.3.4Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank tevens van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van het gebruik van het vuurwapen kan worden aangemerkt als medepleger. Uit de bekennende verklaring van verdachte blijkt dat hij en medeverdachte [medeverdachte] de overval op de juwelier aan [straat] te [woonplaats] samen hebben gepland. Ter voorbereiding op de overval hebben zij allebei goederen voor die overval en de daarop volgende vlucht geregeld. Daarbij hebben zij aan alle aspecten van de overval gedacht: speciale kleding en (gezichtsverhullende) integraalhelmen, een voorhamer om de vitrines mee stuk te slaan, een tas om de buitgemaakte sieraden in te vervoeren, en een scooter om de vlucht mogelijk te maken. De rechtbank acht het, gezien deze uitgebreide voorbereiding, niet aannemelijk dat [verdachte ] niet wist dat zijn medeverdachte [medeverdachte] een (geladen) vuurwapen zou meenemen. De verdachten moesten er immers ernstig rekening mee houden dat zij tijdens de overval – die plaatsvond op klaarlichte dag – tegenstand zouden ondervinden van derden. Dat blijkt ook uit de verklaring van verdachte dat hij ervan uitging dat er een ander persoon in de winkel zou zijn. Daarbij komt dat verdachte bij het binnengaan van de juwelierszaak zag dat medeverdachte [medeverdachte] het vuurwapen tevoorschijn haalde, maar zich op dat moment, maar ook op geen enkel moment daarna, niet heeft gedistantieerd van medeverdachte [medeverdachte] .
Nadat de voordeur werd ingetrapt, waarbij [medeverdachte] een vuurwapen in zijn handen had, en door verdachte een klap met de voorhamer op de vooruit van de juwelierszaak werd gegeven zijn zij allebei de juwelierszaak ingegaan. In de juwelierszaak werden [medeverdachte] en verdachte vrijwel onmiddellijk geconfronteerd met de daar aanwezige juwelier ( [slachtoffer 2] ) en diens vader ( [slachtoffer 1] ). [medeverdachte] heeft toen het vuurwapen op deze beide mannen gericht. Op het moment dat verdachte het vuurwapen nog had gericht op de mannen stond verdachte in zijn directe nabijheid met de voorhamer in zijn handen.
Door zowel [medeverdachte] als verdachte is tegen [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] geweld gebruikt door te slaan met het vuurwapen en/of de voorhamer en is middels het richten van het vuurwapen op voornoemde personen ook gedreigd met geweld. Op het moment dat [medeverdachte] het vuurwapen op de grond liet vallen is dit door verdachte opgepakt.
Nadat verdachte en [verdachte ] de mogelijkheid zagen het pand te ontvluchten zijn zij naar hun klaar staande scooter gevlucht. Daar is, ter voorkoming van een aanhouding door omstanders, het vuurwapen nog gericht op een van de omstanders, genaamd [slachtoffer 3] . Op het moment van het verlaten van de juwelierszaak had verdachte het vuurwapen in zijn handen.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot diefstal bewezen verklaart, en zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het daarop volgende ten laste gelegde poging tot afpersing.
De rechtbank verwerpt voorts het verweer van de raadsman van verdachte dat het letsel van [slachtoffer 1] niet zou kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Blijkens de geneeskundige verklaring had [slachtoffer 1] meerdere gebroken ribben en ernstig miltletsel bestaande uit een gescheurde milt met inwendig bloedverlies. Als gevolg van dit letsel heeft [slachtoffer 1] 5 dagen op de intensive care van het ziekenhuis moeten liggen. Gelet op de aard van het opgelopen letsel en de lange herstelperiode (3-4 maanden volgens de geneeskundige verklaring), merkt de rechtbank het opgelopen letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.