4.3.1Beoordeling van het onder 16/274242-19 ten last gelegde
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 tot en met 4
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Daar er de verdenking bestaat dat een bewoner op de dertiende verdieping binnen
portiek vier (4) van de L-flat aan de [straat] in [woonplaats] zich op dit moment en al langere tijd bezig houdt met het handelen in verdovende middelen, keek ik beelden uit welke gemaakt waren met de camera in de lift binnen portiek vier (4). De bewoner die verdacht wordt van het handelen in verdovende middelen, is genaamd [verdachte] en is geboren op [1980] . Hij is woonachtig op de [adres] te [woonplaats] .
Op de historische camerabeelden van de camera in de lift binnen [portiek] van de
L-flat zag ik het volgende:
Op vrijdag 2 augustus 2019 zie ik dat er om 23.57 uur een man in de lift staat. Ik
zie dat hij zich binnen de lift op verdieping twaalf bevindt. Ik zie namelijk het
pijltje op het display binnen de lift op 12 met een pijltje naar beneden staan. Ik zie
dat de liftdeuren geopend zijn. Ik zie dat de man een wit, soort van
papiertje, in zijn beiden handen vasthoudt en dat hij hiernaar kijkt.
Op donderdag 22 september 2019 zie ik om 02.22 uur de lift op de twaalfde verdieping geopend stilstaan. Ik zie dat er door de openstaande deuren van de lift te zien is dat er een man in het trappenhuis de trap oploopt in de richting van de dertiende verdieping. Om 02.24 uur zie ik deze zelfde man in de lift staan. Ik herken op dit moment deze man als dezelfde man welke ik op vrijdag 2 augustus 2019 in de lift heb zien staan. Ik zie dat hij wederom een wit papiertje in één van zijn handen heeft en dat hij zijn andere hand voor zijn mond houdt.
Op zaterdag 12 oktober 2019 zie ik om 00.32 uur de lift op de twaalfde verdieping
geopend stilstaan. Ik zie dat er door de openstaande deuren van de lift te zien is
dat er een man in het trappenhuis de trap oploopt in de richting van de dertiende
verdieping. Om 00.36.10 uur staat hij in de lift op de twaalfde verdieping en aan het cijfer twaalf met het pijltje erbij in het display is te zien dat de lift naar beneden gaat. Om 00.36.14 uur zie ik dat de liftdeuren inmiddels gesloten zijn, de lift nog wel op
verdieping twaalf staat en dat [A] op dit moment in de lift het witte papiertje
bij zijn neusgaten houdt. Ik zie dat hij het papiertje vasthoudt met zijn linkerhand
en op de bewegende beelden zie ik dat hij, nadat het papiertje bij zijn neus is
geweest, in de spiegel zijn neusgaten controleert in de spiegel. Mij is bekend dat
deze bewegingen worden gedaan wanneer cocaïne gesnoven wordt.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op zaterdag 14 december 2019 onderzocht ik de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte [verdachte] .In het berichtenverkeer dat [verdachte] met afnemers had kwamen korte termen veel voorbij, zoals: “Tweede rondje aan het rijden”, “Afspreken bij [portiek] ”, “Kom naar snackbar”, “Bij patatzaak”. Afnemer “ [afnemer ] ” en afnemer “ [getuige 1] ” hadden beiden een profielfoto bij hun telefoonnummer staan en deze personen herken ik beiden alszijnde vaste afnemers van [verdachte] . Ik herken ze van de camerabeelden die gemaakt zijn op de [straat] binnen [portiek] , waar [verdachte] woonachtig was. Beide heren heb ik meerdere keren in de lift zien staan met een wit papiertje in de hand of zelfs dat ze hun neus vol stonden te snuiven.
Bij een whatsapp contact stond de naam [getuige 2] . Ik zag dat [getuige 2] tussen 12 oktober 2019 en 10 november 2019 communicatie met [verdachte] had over verdovende middelen. Zo las ik onder andere het volgende:
[getuige 2] : “kan je er 1 in brievenbus doen.”
[verdachte] : “Kom patatzaak.”
[getuige 2] : “Ben ADE. Doe geld bij je in de brievenbus.”
De verklaring van [getuige 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op de vraag wat ik op de [adres] gehaald heb kan ik antwoorden dat ik cocaïne heb gehaald. Over ongeveer 3 maanden tijd. Ik denk dat ik een 2 a 3 keer per week ben geweest. Ik denk dat het in september, oktober en november is geweest.
De verklaring van [getuige 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Af en toe heb ik zin om een jointje te roken en [verdachte] is mijn buurman (…) Ik heb hem af en toe gevraagd of hij wat hasj of wiet voor mij had en dan in ruil voor Marokkaanse etenswaar zoals honing of olie. U vraagt mij hoelang dit al gebeurt en hoelang ik hierover communicatie heb met [verdachte] . Ik denk zo’n twee a drie jaar.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 16 november 2019 vond er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte in deze zaak, [verdachte] , woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende aangetroffen:
(…)
- Zilvergrijs koffertje met daarin zakjes met een witte substantie, twee weegschalen met gebruikerssporen, nog te vouwen ponypacks (…)
(…)
- Lege grote sealbags waarin hennep vervoerd wordt (11 stuks)
(…)
- Zakje ponypacks dat op een kastje naast de deur lag.
In het kastje in de woonkamer:
- 2 zakjes met blauwe pillen;
- 4 blokken hasj met het totaalgewicht van 412 gram.
In het koffertje in de woonkamer:
- meerdere plastic zakjes met daarin hetzelfde witte poeder (…)
- 1 blauw zakje met daarin wit poeder
- 39 gram vermoedelijke MDMA kirstallen.
Verder is er in totaal 173 gram hennep aangetroffen in een bigshopper in de woonkamer.
Het onderzoek aan de aangetroffen verdovende middelen voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
- Goednummer: PL0900-2019036482-2526054
Relatie met SIN: AAMZ9158NL
Gewicht netto: 105 gram (ongeveer 175 pillen)
- Goednummer: PL0900-2019036482-150910
Relatie met SIN: AAMZ9157NL
Gewicht netto: 40 gram.
- Goednummer: PL0900-2019036482-150911
SIN: AAMZ9156 NL
2,55 gram wit poeder.
- Spoornummer: PL0900-2019036482-150912
SIN: AAMZ9155NL
1,08 gram wit poeder.
- Spoornummer: PL0900-2019036482-150914
SIN: AAMZ9154NL
1,66 gram wit poeder.
- Spoornummer: PL0900-2019036482-150915
SIN: AAMZ9153NL
38,71 gram poeder/brokjes.
De rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
- AAMZ9153NL; poeder en brokjes, wit, uit 38,71 gram; conclusie: bevat cocaïne;
- AAMZ9154NL; poeder en brokjes, wit, uit 1,66 gram; conclusie: bevat cocaïne;
- AAMZ9155NL; poeder en brokjes, wit, uit 1,08 gram; conclusie: bevat cocaïne;
- AAMZ9156NL; poeder en brokjes, wit, uit 2,55 gram; conclusie: bevat cocaïne;
- AAMZ9157NL; brok/kristal, beige, uit 40 gram; conclusie: bevat MDMA;
- AAMZ9158NL; tablet, blauw, uit 105 gram; conclusie: bevat MDMA.
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 16 november 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik woon op de dertiende verdieping. Om bij mijn flat te komen moet je met de lift naar de twaalfde verdieping en dan via de trap naar de dertiende verdieping. In mijn woning is bij de doorzoeking cocaïne, MDMA, hennep en hasj aangetroffen. Die verdovende middelen waren van mij. Op het moment van de doorzoeking probeerde ik pakjes cocaïne te verkopen. Het is allemaal begonnen met [getuige 1] . Het eerste contact met hem was zes weken voor mijn aanhouding. Ik heb aan dhr. [getuige 3] wel eens hennep gegeven. In ruil daarvoor kreeg ik van hem dan honing of olie.
Overwegingen van de rechtbank m.b.t. de feiten 1 tot en met 4
Mede gelet op de aangetroffen hoeveelheden hard- en softdrugs in de woning van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte hierover, acht de rechtbank het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ook het onder feit 4 ten laste gelegde dealen in hasj en wiet in de periode 29 maart 2017 tot en met 16 november 2019 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Door verdachte is ter zitting bekend dat hij softdrugs verstrekte aan [getuige 3] . Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt dat hij over een periode van twee tot drie jaar met enige regelmaat hasj en wiet afnam van verdachte, die hij betaalde (niet met geld maar) met diverse producten. De door [getuige 3] in zijn verklaring genoemde periode sluit aan bij de ten laste gelegde periode.
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte zich in de periode van 2 augustus 2019 tot en met 16 november 2019 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. De rechtbank baseert zich hierbij in de eerste plaats op de uitgekeken camerabeelden in de lift van [portiek] van de L-flat waar verdachte woonde. Hierop is te zien dat vanaf 2 augustus 2019 diverse personen in de lift stappen en vervolgens de trap nemen naar de dertiende verdieping alwaar zich de woning van verdachte bevond, om korte tijd daarna terug te keren met een wit papiertje in de hand en in sommige gevallen ook een substantie uit dit papiertje op te snuiven. In combinatie met de verklaring van [getuige 1] , de aangetroffen tekstberichten op de telefoon van verdachte, de bekentenis van verdachte dat hij zich bezighield met de verkoop van cocaïne en de aangetroffen hoeveelheid cocaïne in de woning van verdachte, neemt de rechtbank aan dat de personen die op de camerabeelden te zien zijn cocaïne hebben gekocht van verdachte.
In het dossier bevinden zich onvoldoende bewijsmiddelen om aan te kunnen nemen dat verdachte ook in de periode van 29 maart 2017 tot en met 1 augustus 2019 heeft beziggehouden met de handel in cocaïne. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken met betrekking tot deze periode.
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het – kort gezegd – handelen in MDMA en zal verdachte van dat onderdeel vrijspreken. Weliswaar had verdachte ten tijde van zijn aanhouding MDMA-kristallen en een aanzienlijke hoeveelheid XTC-pillen in zijn bezit, maar het dossier bevat geen aanknopingspunten die erop duiden dat verdachte deze harddrugs ook heeft verkocht.
Bewijsmiddelen en overwegingen m.b.t. de feiten 5 tot en met 7
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 primair ten laste gelegde (diefstal AED, koolzuurgascilinder, en een of meerder kratjes) niet wettig en overtuigend is bewezen. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal blijkt en verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij de voorwerpen gestolen heeft. Verdachte zal dan ook van dat feit vrijgesproken worden.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het onder 5 subsidiair (opzetheling van de AED), 6 (bezit ploertendoder) en 7 (bezit stroomstootwapens) ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals deze feiten hieronder bewezen worden verklaard. Door of namens hem is niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. De rechtbank noemt daarom alleen de volgende door haar gebruikte bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
t.a.v. feit 5 subsidiair:
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] ;
- de aangifte van [aangever] , namens Gemeente Zeist;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020;
- de bevindingen van [verbalisant 1] ;
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020.
- de bevindingen van [verbalisant 1] ;
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020.
4.3.2Beoordeling van het onder 16/142403-18 ten laste gelegde
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat het onder primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De motivering van deze vrijspraken zal hieronder bij de overwegingen van de rechtbank worden weergegeven.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op maandag 22 januari 2018 reden mijn collega en ik om 12.50 uur de [straat] op. Ik zag collega [verbalisant 5] buiten op de stoep, voor het portiek staan en hoorde hem zeggen dat er op dat moment een ruzie gaande was ergens in de flat, mogelijk een hoge verdieping. Ter hoogte van verdieping twaalf stapten wij uit en ik hoorde op dat moment geschreeuw. Het leek te komen vanaf de hoger gelegen verdieping nummer [nummer] . Op de dertiende verdieping zag ik tussen de woningen [nummer] en [nummer] een man liggen.Deze man bleek later genaamd te zijn: [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] behoorlijk onder het letsel zat. Ik zag dat hij aangezichtsletsel had, de linkerkant van zijn gezicht zat onder het bloed en ook zijn hoofd en handen zaten onder het bloed. Ik keek op zijn achterhoofd en zag dat hij aan de linkerkant een wond had, gelijkend op een snee. Ik zag rechts naast hem op de grond een sleutelbos liggen. Ik zag ook dat er achter [slachtoffer] op zo’n drie meter afstand een zwarte telefoon van het Merk Samsung lag. Ik zag dat de voordeur van de woning aan de [straat] nummer [nummer] openstond. Van de meldkamercentralist hoorde ik dat degene die ingeschreven staat op het adres [adres] in [woonplaats] [verdachte] betreft. Op enig moment zag ik vanuit de richting van het trappenhuis [getuige 4] aan komen lopen. Ik hoorde [getuige 4] zeggen dat hij de auto van de bewoner van nummer [nummer] kwam terugbrengen.Ik zag dat [getuige 4] ging bellen en op het moment dat hij belde, hoorde ik de telefoon, welke drie meter achter [slachtoffer] op de galerij lag overgaan. Ik hoorde [getuige 4] zeggen dat hij de bewoner van nummer [nummer] aan het bellen was. Op dat moment wist ik dat de telefoon welke daar op de galerij lag aan [verdachte] toebehoorde. Ik zag dat het in de woning van nummer [nummer] een grote bende was. Ik zag ook sporen van een schermutseling. Ik zag dat er sporen van geweld aanwezig waren in de woning, in de vorm van een kapotte flatscreen die midden in het pad naar de woonkamer lag, meerdere glasscherven wederom en ook behoorlijk wat spullen op de grond. Ik zag in de woonkamer een aantal bloedvegen op de grond zitten met daarnaast een zwarte jas. Ik zag dat er aan de binnenkant van de jas, ter hoogte van de nek, ook bloedvegen zaten. In de zwarte jas trof ik een rijbewijs van [slachtoffer] aan.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 22 januari 2018 omstreeks 13.30 uur was ik ter plaatse op de dertiende etage van de flat aan de [straat] te [woonplaats] . Ik zag voor de woning [nummer] een manspersoon liggen met een bebloed gezicht. Ik hoorde van collega’s dat deze meneer [slachtoffer] was. Op de vraag van verbalisant aan [slachtoffer] wat er was gebeurd hoorde ik hem zeggen: “Met een hamer.” Op mijn vraag waar hij was geslagen zag verbalisant dat hij naar zijn achterhoofd wees. Op mijn vraag waar het was gebeurd hoorde ik [slachtoffer] zeggen: “Verderop.”
De verklaring van getuige [getuige 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik kwam [verdachte] twee dagen na het incident tegen bij portiek 3 van de L-flat. [verdachte] vertelde dat hij ruzie had gekregen met een vriend van hem, [slachtoffer] . [verdachte] vertelde dat hij met [slachtoffer] had gevochten en dat er “over en weer” geslagen was. Ik hoorde dat [verdachte] zei: “Hij slaat, ik sla”.
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 7] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op donderdag 8 februari 2018 hoorde ik, in het bijzijn van [verbalisant 7] , een man die opgaf te zijn genaamd: [slachtoffer] . Hij verklaarde dat:
- hij door het gevecht een klap op zijn hoofd had gekregen met een hamer;
- hij hierdoor een gebroken neus, een gat in zijn hoofd en last had van zijn duim-links ;
- hij problemen wilde voorkomen met de dader, [verdachte] .
De geneeskundige verklaring voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] , geboren [1971] .
Uitwendig waargenomen letsel: wond voorhoofd en achterhoofd, bloeduitstorting achterhoofd en een neusbreuk.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 22 januari 2018.
De kennisgeving van inbeslagneming voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
22 januari 2018, [adres] te [woonplaats] . In de woning bij de deur naar het balkon werd een klauwhamer aangetroffen.
Goednummer: PL0900-2018022323-2129158
Spoorindificatienr: AALJ6415NL.
Het proces-verbaal “DNA vooronderzoek aan hamer” voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Sporendrager:
Goednummer: PL0900-2018022323-2129158
SIN: AALJ6415NL
Merk/type: Picard Klauwhamer
Bemonstering handvat hamer
SIN AALO6156NL
Bemonstering bloedspoor handvat hamer
SINAALO6155NL
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek: AALO6155NL#01: een bemonstering (bloedspoor handvat hamer AAU6415NL (bloed))
AALO6156NL#01: een bemonstering (handvat hamer AAU6415NL (tb positief))
SIN:AALO6155NL#01 bloedspoor handvat
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man
DNA kan afkomstig zijn van: betrokkene [slachtoffer]
Matchkans: kleiner dan 1 op 1 miljard.
SIN: AALO6156NL#01 handvat hamer
Beschrijving: DNA-profiel van minimaal twee personen
DNA kan afkomstig zijn van: betrokkene [slachtoffer] en verdachte [verdachte]
Matchkans: (zie bewijskracht van het vergelijkend DN-onderzoek)
Voor de berekening van de bewijskracht (…) zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAL06156NL bevat DNA van twee personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet aan elkaar of aan betrokkene [slachtoffer] en verdachte [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder de volgende hypothesen:
- hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van betrokkene [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
- hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
- hypothese 3: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Bewijskracht ten aanzien van betrokkene [slachtoffer] :
DNA-mengprofiel AALO6156NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 3 waar is.
Bewijskracht ten aanzien van verdachte [verdachte] :
DNA-mengprofiel AALO6156NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 2 waar is, dan wanneer hypothese 3 waar is.
Overwegingen van de rechtbank
Op het handvat van de in de woning van verdachte aangetroffen klauwhamer is een DNA-spoor aangetroffen met hetzelfde DNA-profiel als dat van verdachte. Uit de bevindingen van het NFI concludeert de rechtbank dat dit DNA-spoor afkomstig is van verdachte. Van belang is vervolgens of dit DNA-spoor kan worden aangemerkt als ‘daderspoor’. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het DNA-spoor is aangetroffen op eenzelfde voorwerp als waarmee [slachtoffer] naar eigen zeggen is geslagen en dat op de hamer ook een bloedspoor is aangetroffen met daarin DNA-sporen die overeenkomen met het DNA-profiel van [slachtoffer] . In samenhang met de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 3] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , waaronder het aantreffen van de telefoon van verdachte enkele meters van het slachtoffer, stelt de rechtbank op grond hiervan vast dat verdachte [slachtoffer] met een hamer heeft geslagen. De rechtbank stelt op basis van de geneeskundige verklaring en de verklaring van [slachtoffer] voorts vast dat verdachte [slachtoffer] eenmaal in zijn gezicht en meermalen op zijn hoofd heeft geslagen..
Verdachte heeft (voor het eerst) ter zitting verklaard dat hij op maandag 22 januari 2018 tussen 10.00 en 11.00 uur in de ochtend zou zijn opgehaald door drie vrienden en daarom niet de dader kan zijn geweest. Dit alternatieve scenario wordt weersproken door de verklaring van [getuige 4] . In die verklaring heeft [getuige 4] aangegeven dat hij die middag tussen 12.15 en 12.30 uur bij de woning van verdachte was en toen de autosleutels van verdachte heeft geleend om boodschappen te doen.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte met zijn handelen opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte “boos” opzet had op de dood van [slachtoffer] .
De bewijsmiddelen geven ook geen blijk van uiterlijke verschijningsvormen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om [slachtoffer] te doden. Een slag met een hamer tegen het hoofd zal immers in het algemeen slechts de dood ten gevolge hebben indien deze klap met aanzienlijke kracht is uitgevoerd. Dat met aanzienlijke kracht is geslagen is, met name in aanmerking nemende het letsel van het slachtoffer en het uitblijven van een verklaring daaromtrent, niet gebleken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beoordelen is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op het aangetroffen letsel (gebroken neus en 2 wonden op het hoofd, waarvan verder niets bekend is) acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel en daarmee dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde en zij zal hem van dat feit ook vrijspreken.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte met zijn handelen wel heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door het meermalen slaan met de hamer tegen het hoofd/gezicht van [slachtoffer] heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.