ECLI:NL:RBMNE:2020:3020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
16/274242-19 en 16/142403-18 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens drugshandel en poging tot zware mishandeling

Op 30 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1980, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder drugshandel en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de tenlasteleggingen die betrekking hadden op twee parketnummers: 16/274242-19 en 16/142403-18. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs, waaronder MDMA en cocaïne, en het handelen in deze middelen. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij op 22 januari 2018 een slachtoffer met een hamer had geslagen, wat leidde tot verwondingen.

Tijdens de zittingen op 20 februari en 16 juli 2020 heeft de rechtbank de vorderingen van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit en de handel in drugs, en heeft hem hiervoor veroordeeld. De rechtbank oordeelde echter dat niet alle ten laste gelegde feiten bewezen konden worden, met name de poging tot zware mishandeling werd niet bewezen, en de verdachte werd daarvan vrijgesproken.

De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de teruggave van bepaalde in beslag genomen goederen gelast, terwijl andere goederen onttrokken zijn aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/274242-19 en 16/142403-18 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 februari 2020 en 16 juli 2020. Op laatgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de zaken plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 16/274242-19:
feit 1:
op 16 november 2019 te Zeist 40 gram MDMA en/of 202 XTC pillen en/of 47,63 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 2:
op 16 november 2019 te Zeist 412 gram hasj en/of 173 gram hennep aanwezig heeft gehad;
feit 3:
in de periode van 29 maart 2017 tot en met 16 november 2019 te Zeist samen met (een) ander(en) heeft gehandeld in MDMA (onder andere XTC pillen) en/of cocaïne;
feit 4:
in de periode van 29 maart 2017 tot en met 16 november 2019 te Zeist samen met (een) ander(en) op beroepsmatige wijze heeft gehandeld in hasj en/of hennep;
feit 5:
(primair) op 14 december 2017 te Zeist meerdere kratjes en/of een koolzuurgas cilinder en/of een AED heeft gestolen dan wel (subsidiair) dat hij zich op 16 november 2019 te Zeist schuldig heeft gemaakt aan heling van die AED;
feit 6:
in de periode van 14 december 2017 tot en met 16 november 2019 te Zeist een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
feit 7:
op 16 november 2019 te Zeist een of meerdere stoomstootwapen(s) voorhanden heeft gehad.
in de zaak met parketnummer 16/142403-18:
(primair) op 22 januari 2018 te Zeist heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden door hem met een hamer meermalen tegen diens gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan dan wel (subsidiair) dat hij die [slachtoffer] op die wijze zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel (meer subsidiair) dat hij op die wijze heeft geprobeerd om die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel (meest subsidiair) dat hij op die wijze [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de feiten onder 16/274242-19 op het standpunt gesteld dat, met uitzondering van de onder 5 primair ten laste gelegde diefstal, alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het onder 5 primair ten laste gelegde vrij te spreken.
Met betrekking tot het onder 16/142403-18 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] met een hamer op het hoofd heeft geslagen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte met dit handelen, waarvan onvoldoende vaststaat met welke kracht dat is gebeurd, geprobeerd om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 16/274242-19 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het aanwezig hebben van drugs (feit 1 en 2) en het voorhanden hebben van de wapens (feit 6 en 7) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Met betrekking tot het dealen van harddrugs (feit 3) kan volgens de raadsman hooguit een periode van 1 maand bewezen worden en bij het handelen in softdrugs (feit 4) was sprake van een zogenaamde vriendendienst, waarbij verdachte softdrugs aan een buurman verstrekte en waarvoor hij in ruil goederen ontving.
Met betrekking tot het ten laste gelegde geweld gepleegd jegens [slachtoffer] staat volgens de raadsman niet vast dat verdachte daar enige betrokkenheid bij heeft gehad en om die reden dient verdachte van het onder 16/142403-18 ten laste gelegde integraal vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Beoordeling van het onder 16/274242-19 ten last gelegde
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 tot en met 4 [1]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Daar er de verdenking bestaat dat een bewoner op de dertiende verdieping binnen
portiek vier (4) van de L-flat aan de [straat] in [woonplaats] zich op dit moment en al langere tijd bezig houdt met het handelen in verdovende middelen, keek ik beelden uit welke gemaakt waren met de camera in de lift binnen portiek vier (4). De bewoner die verdacht wordt van het handelen in verdovende middelen, is genaamd [verdachte] en is geboren op [1980] . Hij is woonachtig op de [adres] te [woonplaats] .
Op de historische camerabeelden van de camera in de lift binnen [portiek] van de
L-flat zag ik het volgende:
Op vrijdag 2 augustus 2019 zie ik dat er om 23.57 uur een man in de lift staat. Ik
zie dat hij zich binnen de lift op verdieping twaalf bevindt. Ik zie namelijk het
pijltje op het display binnen de lift op 12 met een pijltje naar beneden staan. Ik zie
dat de liftdeuren geopend zijn. Ik zie dat de man een wit, soort van
papiertje, in zijn beiden handen vasthoudt en dat hij hiernaar kijkt.
Op donderdag 22 september 2019 zie ik om 02.22 uur de lift op de twaalfde verdieping geopend stilstaan. Ik zie dat er door de openstaande deuren van de lift te zien is dat er een man in het trappenhuis de trap oploopt in de richting van de dertiende verdieping. Om 02.24 uur zie ik deze zelfde man in de lift staan. Ik herken op dit moment deze man als dezelfde man welke ik op vrijdag 2 augustus 2019 in de lift heb zien staan. Ik zie dat hij wederom een wit papiertje in één van zijn handen heeft en dat hij zijn andere hand voor zijn mond houdt. [2]
Op zaterdag 12 oktober 2019 zie ik om 00.32 uur de lift op de twaalfde verdieping
geopend stilstaan. Ik zie dat er door de openstaande deuren van de lift te zien is
dat er een man in het trappenhuis de trap oploopt in de richting van de dertiende
verdieping. Om 00.36.10 uur staat hij in de lift op de twaalfde verdieping en aan het cijfer twaalf met het pijltje erbij in het display is te zien dat de lift naar beneden gaat. Om 00.36.14 uur zie ik dat de liftdeuren inmiddels gesloten zijn, de lift nog wel op
verdieping twaalf staat en dat [A] op dit moment in de lift het witte papiertje
bij zijn neusgaten houdt. Ik zie dat hij het papiertje vasthoudt met zijn linkerhand
en op de bewegende beelden zie ik dat hij, nadat het papiertje bij zijn neus is
geweest, in de spiegel zijn neusgaten controleert in de spiegel. Mij is bekend dat
deze bewegingen worden gedaan wanneer cocaïne gesnoven wordt. [3]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op zaterdag 14 december 2019 onderzocht ik de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte [verdachte] . [4] In het berichtenverkeer dat [verdachte] met afnemers had kwamen korte termen veel voorbij, zoals: “Tweede rondje aan het rijden”, “Afspreken bij [portiek] ”, “Kom naar snackbar”, “Bij patatzaak”. Afnemer “ [afnemer ] ” en afnemer “ [getuige 1] ” hadden beiden een profielfoto bij hun telefoonnummer staan en deze personen herken ik beiden alszijnde vaste afnemers van [verdachte] . Ik herken ze van de camerabeelden die gemaakt zijn op de [straat] binnen [portiek] , waar [verdachte] woonachtig was. Beide heren heb ik meerdere keren in de lift zien staan met een wit papiertje in de hand of zelfs dat ze hun neus vol stonden te snuiven. [5]
Bij een whatsapp contact stond de naam [getuige 2] . Ik zag dat [getuige 2] tussen 12 oktober 2019 en 10 november 2019 communicatie met [verdachte] had over verdovende middelen. Zo las ik onder andere het volgende:
[getuige 2] : “kan je er 1 in brievenbus doen.”
[verdachte] : “Kom patatzaak.”
[getuige 2] : “Ben ADE. Doe geld bij je in de brievenbus.” [6]
De verklaring van [getuige 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op de vraag wat ik op de [adres] gehaald heb kan ik antwoorden dat ik cocaïne heb gehaald. Over ongeveer 3 maanden tijd. Ik denk dat ik een 2 a 3 keer per week ben geweest. Ik denk dat het in september, oktober en november is geweest. [7]
De verklaring van [getuige 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Af en toe heb ik zin om een jointje te roken en [verdachte] is mijn buurman (…) Ik heb hem af en toe gevraagd of hij wat hasj of wiet voor mij had en dan in ruil voor Marokkaanse etenswaar zoals honing of olie. U vraagt mij hoelang dit al gebeurt en hoelang ik hierover communicatie heb met [verdachte] . Ik denk zo’n twee a drie jaar. [8]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 16 november 2019 vond er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte in deze zaak, [verdachte] , woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende aangetroffen:
(…)
- Zilvergrijs koffertje met daarin zakjes met een witte substantie, twee weegschalen met gebruikerssporen, nog te vouwen ponypacks (…)
(…)
- Lege grote sealbags waarin hennep vervoerd wordt (11 stuks)
(…)
- Zakje ponypacks dat op een kastje naast de deur lag.
In het kastje in de woonkamer:
- 2 zakjes met blauwe pillen;
- 4 blokken hasj met het totaalgewicht van 412 gram.
In het koffertje in de woonkamer:
- meerdere plastic zakjes met daarin hetzelfde witte poeder (…)
- 1 blauw zakje met daarin wit poeder
- 39 gram vermoedelijke MDMA kirstallen.
Verder is er in totaal 173 gram hennep aangetroffen in een bigshopper in de woonkamer. [9]
Het onderzoek aan de aangetroffen verdovende middelen voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
- Goednummer: PL0900-2019036482-2526054
Relatie met SIN: AAMZ9158NL
Gewicht netto: 105 gram (ongeveer 175 pillen)
- Goednummer: PL0900-2019036482-150910
Relatie met SIN: AAMZ9157NL
Gewicht netto: 40 gram.
- Goednummer: PL0900-2019036482-150911
SIN: AAMZ9156 NL
2,55 gram wit poeder.
- Spoornummer: PL0900-2019036482-150912
SIN: AAMZ9155NL
1,08 gram wit poeder.
- Spoornummer: PL0900-2019036482-150914
SIN: AAMZ9154NL
1,66 gram wit poeder.
- Spoornummer: PL0900-2019036482-150915
SIN: AAMZ9153NL
38,71 gram poeder/brokjes.
De rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
- AAMZ9153NL; poeder en brokjes, wit, uit 38,71 gram; conclusie: bevat cocaïne;
- AAMZ9154NL; poeder en brokjes, wit, uit 1,66 gram; conclusie: bevat cocaïne;
- AAMZ9155NL; poeder en brokjes, wit, uit 1,08 gram; conclusie: bevat cocaïne;
- AAMZ9156NL; poeder en brokjes, wit, uit 2,55 gram; conclusie: bevat cocaïne;
- AAMZ9157NL; brok/kristal, beige, uit 40 gram; conclusie: bevat MDMA;
- AAMZ9158NL; tablet, blauw, uit 105 gram; conclusie: bevat MDMA. [10]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 16 november 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik woon op de dertiende verdieping. Om bij mijn flat te komen moet je met de lift naar de twaalfde verdieping en dan via de trap naar de dertiende verdieping. In mijn woning is bij de doorzoeking cocaïne, MDMA, hennep en hasj aangetroffen. Die verdovende middelen waren van mij. Op het moment van de doorzoeking probeerde ik pakjes cocaïne te verkopen. Het is allemaal begonnen met [getuige 1] . Het eerste contact met hem was zes weken voor mijn aanhouding. Ik heb aan dhr. [getuige 3] wel eens hennep gegeven. In ruil daarvoor kreeg ik van hem dan honing of olie. [11]
Overwegingen van de rechtbank m.b.t. de feiten 1 tot en met 4
Mede gelet op de aangetroffen hoeveelheden hard- en softdrugs in de woning van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte hierover, acht de rechtbank het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ook het onder feit 4 ten laste gelegde dealen in hasj en wiet in de periode 29 maart 2017 tot en met 16 november 2019 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Door verdachte is ter zitting bekend dat hij softdrugs verstrekte aan [getuige 3] . Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt dat hij over een periode van twee tot drie jaar met enige regelmaat hasj en wiet afnam van verdachte, die hij betaalde (niet met geld maar) met diverse producten. De door [getuige 3] in zijn verklaring genoemde periode sluit aan bij de ten laste gelegde periode.
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte zich in de periode van 2 augustus 2019 tot en met 16 november 2019 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. De rechtbank baseert zich hierbij in de eerste plaats op de uitgekeken camerabeelden in de lift van [portiek] van de L-flat waar verdachte woonde. Hierop is te zien dat vanaf 2 augustus 2019 diverse personen in de lift stappen en vervolgens de trap nemen naar de dertiende verdieping alwaar zich de woning van verdachte bevond, om korte tijd daarna terug te keren met een wit papiertje in de hand en in sommige gevallen ook een substantie uit dit papiertje op te snuiven. In combinatie met de verklaring van [getuige 1] , de aangetroffen tekstberichten op de telefoon van verdachte, de bekentenis van verdachte dat hij zich bezighield met de verkoop van cocaïne en de aangetroffen hoeveelheid cocaïne in de woning van verdachte, neemt de rechtbank aan dat de personen die op de camerabeelden te zien zijn cocaïne hebben gekocht van verdachte.
In het dossier bevinden zich onvoldoende bewijsmiddelen om aan te kunnen nemen dat verdachte ook in de periode van 29 maart 2017 tot en met 1 augustus 2019 heeft beziggehouden met de handel in cocaïne. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken met betrekking tot deze periode.
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het – kort gezegd – handelen in MDMA en zal verdachte van dat onderdeel vrijspreken. Weliswaar had verdachte ten tijde van zijn aanhouding MDMA-kristallen en een aanzienlijke hoeveelheid XTC-pillen in zijn bezit, maar het dossier bevat geen aanknopingspunten die erop duiden dat verdachte deze harddrugs ook heeft verkocht.
Bewijsmiddelen en overwegingen m.b.t. de feiten 5 tot en met 7
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 primair ten laste gelegde (diefstal AED, koolzuurgascilinder, en een of meerder kratjes) niet wettig en overtuigend is bewezen. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal blijkt en verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij de voorwerpen gestolen heeft. Verdachte zal dan ook van dat feit vrijgesproken worden.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het onder 5 subsidiair (opzetheling van de AED), 6 (bezit ploertendoder) en 7 (bezit stroomstootwapens) ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals deze feiten hieronder bewezen worden verklaard. Door of namens hem is niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. De rechtbank noemt daarom alleen de volgende door haar gebruikte bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
t.a.v. feit 5 subsidiair:
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] ; [12]
- de aangifte van [aangever] , namens Gemeente Zeist; [13]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020;
t.a.v. feit 6:
- de bevindingen van [verbalisant 1] ; [14]
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [15]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020.
t.a.v. feit 7:
- de bevindingen van [verbalisant 1] ; [16]
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] ; [17]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020.
4.3.2
Beoordeling van het onder 16/142403-18 ten laste gelegde
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat het onder primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De motivering van deze vrijspraken zal hieronder bij de overwegingen van de rechtbank worden weergegeven.
De bewijsmiddelen [18]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op maandag 22 januari 2018 reden mijn collega en ik om 12.50 uur de [straat] op. Ik zag collega [verbalisant 5] buiten op de stoep, voor het portiek staan en hoorde hem zeggen dat er op dat moment een ruzie gaande was ergens in de flat, mogelijk een hoge verdieping. Ter hoogte van verdieping twaalf stapten wij uit en ik hoorde op dat moment geschreeuw. Het leek te komen vanaf de hoger gelegen verdieping nummer [nummer] . Op de dertiende verdieping zag ik tussen de woningen [nummer] en [nummer] een man liggen. [19] Deze man bleek later genaamd te zijn: [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] behoorlijk onder het letsel zat. Ik zag dat hij aangezichtsletsel had, de linkerkant van zijn gezicht zat onder het bloed en ook zijn hoofd en handen zaten onder het bloed. Ik keek op zijn achterhoofd en zag dat hij aan de linkerkant een wond had, gelijkend op een snee. Ik zag rechts naast hem op de grond een sleutelbos liggen. Ik zag ook dat er achter [slachtoffer] op zo’n drie meter afstand een zwarte telefoon van het Merk Samsung lag. Ik zag dat de voordeur van de woning aan de [straat] nummer [nummer] openstond. Van de meldkamercentralist hoorde ik dat degene die ingeschreven staat op het adres [adres] in [woonplaats] [verdachte] betreft. Op enig moment zag ik vanuit de richting van het trappenhuis [getuige 4] aan komen lopen. Ik hoorde [getuige 4] zeggen dat hij de auto van de bewoner van nummer [nummer] kwam terugbrengen. [20] Ik zag dat [getuige 4] ging bellen en op het moment dat hij belde, hoorde ik de telefoon, welke drie meter achter [slachtoffer] op de galerij lag overgaan. Ik hoorde [getuige 4] zeggen dat hij de bewoner van nummer [nummer] aan het bellen was. Op dat moment wist ik dat de telefoon welke daar op de galerij lag aan [verdachte] toebehoorde. Ik zag dat het in de woning van nummer [nummer] een grote bende was. Ik zag ook sporen van een schermutseling. Ik zag dat er sporen van geweld aanwezig waren in de woning, in de vorm van een kapotte flatscreen die midden in het pad naar de woonkamer lag, meerdere glasscherven wederom en ook behoorlijk wat spullen op de grond. Ik zag in de woonkamer een aantal bloedvegen op de grond zitten met daarnaast een zwarte jas. Ik zag dat er aan de binnenkant van de jas, ter hoogte van de nek, ook bloedvegen zaten. In de zwarte jas trof ik een rijbewijs van [slachtoffer] aan. [21]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 22 januari 2018 omstreeks 13.30 uur was ik ter plaatse op de dertiende etage van de flat aan de [straat] te [woonplaats] . Ik zag voor de woning [nummer] een manspersoon liggen met een bebloed gezicht. Ik hoorde van collega’s dat deze meneer [slachtoffer] was. Op de vraag van verbalisant aan [slachtoffer] wat er was gebeurd hoorde ik hem zeggen: “Met een hamer.” Op mijn vraag waar hij was geslagen zag verbalisant dat hij naar zijn achterhoofd wees. Op mijn vraag waar het was gebeurd hoorde ik [slachtoffer] zeggen: “Verderop.” [22]
De verklaring van getuige [getuige 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik kwam [verdachte] twee dagen na het incident tegen bij portiek 3 van de L-flat. [verdachte] vertelde dat hij ruzie had gekregen met een vriend van hem, [slachtoffer] . [verdachte] vertelde dat hij met [slachtoffer] had gevochten en dat er “over en weer” geslagen was. Ik hoorde dat [verdachte] zei: “Hij slaat, ik sla”. [23]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 7] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op donderdag 8 februari 2018 hoorde ik, in het bijzijn van [verbalisant 7] , een man die opgaf te zijn genaamd: [slachtoffer] . Hij verklaarde dat:
- hij door het gevecht een klap op zijn hoofd had gekregen met een hamer;
- hij hierdoor een gebroken neus, een gat in zijn hoofd en last had van zijn duim-links ;
- hij problemen wilde voorkomen met de dader, [verdachte] . [24]
De geneeskundige verklaring voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] , geboren [1971] .
Uitwendig waargenomen letsel: wond voorhoofd en achterhoofd, bloeduitstorting achterhoofd en een neusbreuk.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 22 januari 2018. [25]
De kennisgeving van inbeslagneming voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
22 januari 2018, [adres] te [woonplaats] . In de woning bij de deur naar het balkon werd een klauwhamer aangetroffen.
Goednummer: PL0900-2018022323-2129158
Spoorindificatienr: AALJ6415NL. [26]
Het proces-verbaal “DNA vooronderzoek aan hamer” voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Sporendrager:
Goednummer: PL0900-2018022323-2129158
SIN: AALJ6415NL
Merk/type: Picard Klauwhamer
Bemonstering handvat hamer
SIN AALO6156NL
Bemonstering bloedspoor handvat hamer
SINAALO6155NL [27]
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek: AALO6155NL#01: een bemonstering (bloedspoor handvat hamer AAU6415NL (bloed))
AALO6156NL#01: een bemonstering (handvat hamer AAU6415NL (tb positief))
Resultaten:
SIN:AALO6155NL#01 bloedspoor handvat
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man
DNA kan afkomstig zijn van: betrokkene [slachtoffer]
Matchkans: kleiner dan 1 op 1 miljard.
SIN: AALO6156NL#01 handvat hamer
Beschrijving: DNA-profiel van minimaal twee personen
DNA kan afkomstig zijn van: betrokkene [slachtoffer] en verdachte [verdachte]
Matchkans: (zie bewijskracht van het vergelijkend DN-onderzoek)
Voor de berekening van de bewijskracht (…) zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAL06156NL bevat DNA van twee personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet aan elkaar of aan betrokkene [slachtoffer] en verdachte [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder de volgende hypothesen:
- hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van betrokkene [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
- hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
- hypothese 3: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Bewijskracht ten aanzien van betrokkene [slachtoffer] :
DNA-mengprofiel AALO6156NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 3 waar is.
Bewijskracht ten aanzien van verdachte [verdachte] :
DNA-mengprofiel AALO6156NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 2 waar is, dan wanneer hypothese 3 waar is. [28]
Overwegingen van de rechtbank
Op het handvat van de in de woning van verdachte aangetroffen klauwhamer is een DNA-spoor aangetroffen met hetzelfde DNA-profiel als dat van verdachte. Uit de bevindingen van het NFI concludeert de rechtbank dat dit DNA-spoor afkomstig is van verdachte. Van belang is vervolgens of dit DNA-spoor kan worden aangemerkt als ‘daderspoor’. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het DNA-spoor is aangetroffen op eenzelfde voorwerp als waarmee [slachtoffer] naar eigen zeggen is geslagen en dat op de hamer ook een bloedspoor is aangetroffen met daarin DNA-sporen die overeenkomen met het DNA-profiel van [slachtoffer] . In samenhang met de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 3] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , waaronder het aantreffen van de telefoon van verdachte enkele meters van het slachtoffer, stelt de rechtbank op grond hiervan vast dat verdachte [slachtoffer] met een hamer heeft geslagen. De rechtbank stelt op basis van de geneeskundige verklaring en de verklaring van [slachtoffer] voorts vast dat verdachte [slachtoffer] eenmaal in zijn gezicht en meermalen op zijn hoofd heeft geslagen..
Verdachte heeft (voor het eerst) ter zitting verklaard dat hij op maandag 22 januari 2018 tussen 10.00 en 11.00 uur in de ochtend zou zijn opgehaald door drie vrienden en daarom niet de dader kan zijn geweest. Dit alternatieve scenario wordt weersproken door de verklaring van [getuige 4] . In die verklaring heeft [getuige 4] aangegeven dat hij die middag tussen 12.15 en 12.30 uur bij de woning van verdachte was en toen de autosleutels van verdachte heeft geleend om boodschappen te doen.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte met zijn handelen opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte “boos” opzet had op de dood van [slachtoffer] .
De bewijsmiddelen geven ook geen blijk van uiterlijke verschijningsvormen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om [slachtoffer] te doden. Een slag met een hamer tegen het hoofd zal immers in het algemeen slechts de dood ten gevolge hebben indien deze klap met aanzienlijke kracht is uitgevoerd. Dat met aanzienlijke kracht is geslagen is, met name in aanmerking nemende het letsel van het slachtoffer en het uitblijven van een verklaring daaromtrent, niet gebleken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beoordelen is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op het aangetroffen letsel (gebroken neus en 2 wonden op het hoofd, waarvan verder niets bekend is) acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel en daarmee dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde en zij zal hem van dat feit ook vrijspreken.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte met zijn handelen wel heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door het meermalen slaan met de hamer tegen het hoofd/gezicht van [slachtoffer] heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/274242-19
1.
op 16 november 2019 te Zeist, opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (40
gram) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
(
105 gram, dan wel 202 pillen zogenoemde XTC tabletten) en cocaïne ( 44 gram), zijnde MDMA en cocaïne,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
op 16 november 2019 te Zeist, opzettelijk aanwezig heeft gehad 412 gram hasj,
zijnde hasjiesj, en 173 gram hennep, zijnde hennep, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
in de periode van 2 augustus 2019 tot en met 16 november 2019 te Zeist,
meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet.
4.
in de periode van 29 maart 2017 tot en met 16 november 2019 te Zeist,
meermalen verstrekt gebruikershoeveelheden van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of van hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
5 subsidiair.
op 16 november 2019 te Zeist, een goed, te weten een AED, voorhanden gehad,
terwijl hij ten tijde van de het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof.
6.
op 16 november 2019 te Zeist, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
7.
op 16 november 2019 te Zeist, wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens
en munitie, te weten stroomstootwapens, zijnde voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
16/142403-18
meer subsidiair.
op 22 januari 2018 te Zeist ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een hamer tegen het gezicht en meermalen op het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 t/m 4, 5 subsidiair, 6 en 7 en onder 16/142403-18 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 16/274242-19 feit 1bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het
onder 16/274242-19 feit 2bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het
onder 16/274242-19 feit 3bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het
onder 16/274242-19 feit 4bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het
onder 16/274242-19 feit 5 subsidiairbewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzetheling.
Het
onder 16/274242-19 feit 6bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het
onder 16/274242-19 feit 7bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Het
onder 16/142403-18bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en omstandigheden waaronder deze zijn geleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door [slachtoffer] met een hamer op diens hoofd en tegen het gezicht te slaan. Verdachte heeft met dit gewelddadige handelen de lichamelijk integriteit van [slachtoffer] op grove wijze geschonden. [slachtoffer] heeft door toedoen van verdachte letsel opgelopen, waaronder een gebroken neus.
Het geweld tegen [slachtoffer] heeft plaatsgevonden in en rond de flatwoning van verdachte, waarbij ook diverse ruiten zijn vernield. Naast de voornoemde gevolgen voor het slachtoffer leiden dergelijke geweldsdelicten tevens tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, in het bijzonder bij de omwonenden van verdachte. Verdachte heeft voorts geen enkele openheid gegeven over of verantwoordelijkheid genomen voor het gepleegde geweld, hetgeen de rechtbank in het nadeel van verdachte zal meewegen.
Verdachte had daarnaast een niet geringe hoeveelheid hard- en softdrugs in zijn bezit en heeft zich gedurende ongeveer 3,5 maand schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne vanuit zijn woning. Door het bezit van diverse hard- en softdrugs en het handelen in cocaïne is verdachte medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaken. Het is algemeen bekend dat drugs, in het bijzonder cocaïne, een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege het overlast gevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. . Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de handel in (hard)drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Verdachte heeft bij al deze negatieve effecten niet stilgestaan of zich daar in elk geval niet door laten weerhouden, maar heeft zich enkel laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin.
Tevens had verdachte verboden wapens in zijn woning liggen, namelijk een ploertendoder en twee stroomstootwapens. Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een AED. Met een dergelijk apparaat kunnen reanimaties worden uitgevoerd en levens worden gered. Het helen van zo’n apparaat werkt de diefstal ervan in de hand. Daardoor ontstaat economische schade, maar dit kan er ook toe leiden dat zulke apparaten niet beschikbaar zijn op het moment dat ze noodzakelijk zijn.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 11 mei 2020 is gebleken dat verdachte in het verleden weliswaar eerder is veroordeeld ter zake gewelds- en vermogensdelicten, maar dat deze zaken van te lang geleden dateren om in strafverzwarende zin mee te wegen. Het strafblad van verdachte zal dan ook niet in strafverzwarende of strafmatigende zin meewegen.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte geen werk heeft en hij een uitkering ontvangt. Ook is gebleken dat hij inmiddels op een ander adres woonachtig is in dezelfde straat als waar verdachte woonachtig was ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten. Hij verblijft daar bij een vriend.
Strafkader
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn er voor verschillende strafbare feiten landelijke uitgangspunten opgesteld voor de op te leggen straf (LOVS-oriëntatiepunten genoemd). De LOVS-oriëntatiepunten geven bij de volgende strafbare feiten de na te noemen straf weer:
  • opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen):een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden;
  • het met enige regelmaat verkopen van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand gedurende meer dan 3 maanden, maar minder dan 6 maanden: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden;
  • het bezit van 150-200 gram harddrugs: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken;
  • het bezit van 500-2.500 gram softdrugs: een taakstraf van 100 uur;
  • het bezit van een ploertendoder en stroomstootwapen: diverse geldboetes.
Tussenconclusie
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in het hierop gestelde strafmaximum, en daarnaast rekening houdend met voornoemde LOVS oriëntatiepunten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank sluit zich bij de strafoplegging aan bij de hiervoor genoemde uitgangspunten genoemd in de LOVS-oriëntatiepunten voor wat betreft de zware mishandeling en de handel in en het bezit van de harddrugs. De rechtbank houdt er bij het op [slachtoffer] uitgeoefende geweld in strafverminderende zin rekening mee dat het een poging (tot zware mishandeling) betreft. Alles afwegende, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden en 2 weken passend en geboden. Daarmee wijkt de rechtbank af van de strafeis van de officier van justitie, omdat zij van oordeel is dat de geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt geldt in deze zaak dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Op 16 maart 2018 is verdachte ter zake de geweldshandelingen tegen [slachtoffer] als verdachte gehoord en op dat moment is naar het oordeel van de rechtbank de redelijke termijn aangevangen. Tot het moment van de uitspraak van heden is ongeveer een periode van 2 jaren en 4,5 maand verstreken. Daarmee is de redelijke termijn met ongeveer 4,5 maand overschreden. In dit geval is geen sprake geweest van bijzondere omstandigheden die maken dat van vorenbedoeld uitgangspunt van afronding binnen twee jaar moet worden afgeweken. Als gevolg van de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank in plaats van voornoemde straf aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden opleggen. De tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft door gebracht zal in mindering worden gebracht.
De voorlopige hechtenis
Door de meervoudige strafkamer is de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 21 februari 2020 geschorst. Verdachte had op dat moment 98 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Gelet op de hiervoor genoemde ernst van het bewezen verklaarde en de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is en de duur van de voorlopige hechtenis overstijgt, is de rechtbank van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerp die staan genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, te weten:
nrs: 21, 41, 52 en 64.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de na te noemen in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Dit betreffen de volgende goederen op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, te weten:
nrs. 1 t/m 10, 12 t/m 14, 16 t/m 20, 69, 70 en 72 t/m 77 (wapens, vals geld, valse merken horloges en drugs(gerelateerd).
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren.
Deze voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het strafbare feit verkregen en met betrekking tot een aantal van deze voorwerpen is het bewezen verklaard feit begaan.
Dit betreffen de volgende goederen op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, te weten:
nrs: 11, 22 t/m 40, 42 t/m 51, 53 t/m 63, 65 t/m 68 en 71.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 45, 57, 302, 416 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 55 van de Wet wapens en munitie
  • 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/274242-19 onder de feiten 5 primair en het onder parketnummer16/142403-18 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/274242-19 onder de feiten 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 7 en het onder parketnummer 16/142403-18 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
14 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst:
 nrs: 21, 41, 52 en 64;
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer, zoals genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst:
 nrs. 1 t/m 10, 12 t/m 14, 16 t/m 20 en 69, 70 en 72 t/m 77;
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd, zoals genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst:
 nrs: 11, 22 t/m 40, 42 t/m 51 en 53 t/m 63, 65 t/m 68 en 71.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. ter Meulen, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juli 2020.
De griffier en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/274242-19
1.
hij op of omstreeks 16 november 2019 te Zeist, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (ongeveer 40
gram) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
(ongeveer 105 gram, dan wel 202 pillen zogenoemde XTC tabletten)
en/of cocaïne (ongeveer 47,63 gram), zijnde MDMA en/of cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2.
hij op of omstreeks 16 november 2019 te Zeist, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (en in totaal) 412 gram hasj, in elk geval
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, en/of
ongeveer (en in totaal) 173 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2017 tot en met 16
november 2019 te Zeist, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of een of meer andere middelen voorkomende op lijst I van de Opiumwet (onder andere zogenoemde XTC tabletten) en/of van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne, (telkens)
een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
4.
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2017 tot en met 16
november 2019 te Zeist, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) in de uitoefening van een beroep of een bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of van hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
5.
hij op of omstreeks 14 december 2017 te Zeist, althans in Nederland,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
een of meerdere goederen, te weten een of meerdere kratjes (met lege
flesjes) en/of een koolzuurgas cilinder en/of een AED, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te
weten aan de gemeente Zeist en/of Sporthal Dijnselburg,
heeft weggenomen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 november 2019 te Zeist, althans in Nederland,
een goed, te weten een AED, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond
a Wetboek van Strafrecht )
6.
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2017 tot en met 16
november 2019 te Zeist, althans in Nederland,
een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te
weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
7.
hij op of omstreeks 16 november 2019 te Zeist, althans in Nederland,
een of meerdere wapen(s) van categorie II, onder 5 van de Wet wapens
en munitie, te weten een of meerdere stroomstootwapen(s),
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
16/142403-18
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Zeist
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] met een hamer, in elk geval met een hard en/of zwaar
voorwerp, meermalen althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of
het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Zeist
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of één of
meerdere wonden in/op het gezicht en/of het hoofd, althans het
lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een hamer, in elk geval
met een hard en/of zwaar voorwerp, meermalen althans eenmaal,
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te slaan;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Zeist
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] met een hamer, in elk geval met een hard en/of zwaar
voorwerp, meermalen althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of
het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Zeist [slachtoffer]
heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een hamer, in elk geval met
een hard en/of zwaar voorwerp, meermalen althans eenmaal,
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna (t.a.v. parketnummer 16/274242-19) wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, District Oost-Utrecht met registratienummer PL0900-2019036482 (bestaande uit de volgende processen-verbaal: pv voorgeleiding, pv raadkamer, eindpv en een 1e aanvullend pv). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pag. 10.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pag. 11.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pag. 8.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pag. 10 (eindproces-verbaal)
6.Idem, pag. 13.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pag. 21 (eindproces-verbaal)
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pag. 15 (eindproces-verbaal)
9.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 15 juli 2020 (losbladig proces-verbaal)
10.NFI-rapportages d.d. 25 november 2019 (zes losbladige rapporten).
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020.
12.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , pag. 22 (eindproces-verbaal).
13.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens Gemeente Zeist, pag. 25 (eindproces-verbaal).
14.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 15 juli 2020 (losbladig).
15.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pag. 38 (1e aanvullendproces-verbaal).
16.Idem voetnoot 12.
17.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4] , pag. 28 en 29 (1e aanvullendproces-verbaal), alsmede pag. 32 en 33 van dat proces-verbaal.
18.Wanneer hierna (t.a.v. parketnummer 16/142403-18) wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Districtsrecherche Oost-Utrecht met proces-verbaalnummer 20180223232 (bestaande uit de volgende processen-verbaal: pv, 1e aanvullendpv en een 2e aanvullendpv). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal
19.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pag. 14.
20.Idem, pag. 15.
21.Idem, pag. 16.
22.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , pag. 32.
23.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] , p. 58.
24.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , pag. 62.
25.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , pag. 66.
26.Kennisgeving van inbeslagneming klauwhamer (losbladig).
27.Proces-verbaal “DNA vooronderzoek aan hamer” (losbladig).
28.NFI-rapport van 6 april 2020, pag. 84 en 85 (1e aanvullend proces-verbaal).