ECLI:NL:RBMNE:2020:3018

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2134
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor verduurzaming van sociale huurwoningen

Op 17 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen een omgevingsvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum. Het verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor de verduurzaming van 83 sociale huurwoningen, werd voorlopig niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker geen belanghebbende was voor de woningen die in andere straten dan zijn eigen straat werden verduurzaamd, en dat er daarom geen ruimte was voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker zijn verzoek had ingetrokken voor de woningen aan zijn eigen straat, omdat de werkzaamheden daar pas in het eerste kwartaal van 2021 zouden starten. Dit betekende dat er geen spoedeisend belang meer was voor deze woningen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker tegen de omgevingsvergunning voor de andere woningen waarschijnlijk niet-ontvankelijk verklaard zou worden, omdat verzoeker geen direct belang had bij deze woningen. Hierdoor was er geen aanleiding om de omgevingsvergunning te schorsen.

De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2134

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van17 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. F.R.M. van Lent).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting de Alliantie
(gemachtigde: mr. A.B. Blomberg).

Inleiding

Met het besluit van 27 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft het college aan de Alliantie een omgevingsvergunning verleend voor het verduurzamen van 83 sociale huurwoningen in [woonplaats] . Een aantal van deze woningen staat in de straat [straat] .
Verzoeker woont in de [straat] . Hij heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 juli 2020. Verzoeker was hierbij aanwezig, vergezeld door [A] . Ook de gemachtigde van het college was aanwezig. De Alliantie werd op de zitting vertegenwoordigd door [B] en [C] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft op de zitting zijn verzoek ingetrokken, voor zover zich dit richt tegen de verduurzaming van de woningen aan de [straat] . De Alliantie heeft toegelicht dat de werkzaamheden aan deze woningen pas starten in het eerste kwartaal van 2021. Het college zal daarvoor een besluit op het bezwaar van verzoeker nemen. Een tussenmaatregel totdat het college op het bezwaar heeft beslist, is voor deze woningen daarom niet nodig.
2. Deze uitspraak gaat daarom alleen nog over het verzoek om een voorlopige voorziening voor zover dat ziet op de omgevingsvergunning voor het verduurzamen van woningen in andere straten dan de [straat] . De Alliantie is al gestart met de werkzaamheden aan een deel van deze woningen. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
3. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de omgevingsvergunning, voor zover dat ziet op de verduurzaming van andere woningen dan de woningen aan de [straat] . Alleen degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken kan daartegen als belanghebbende bezwaar indienen. Verzoeker heeft geen zicht heeft op de woningen die in andere straten dan de [straat] worden verduurzaamd. De afstand tussen de woning van verzoeker en de andere woningen is gelet op de beperkte ruimtelijke uitstraling van de werkzaamheden bovendien te groot om te kunnen spreken van een persoonlijk, bij de omgevingsvergunning betrokken belang. De voorzieningenrechter merkt op dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft, dat de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet bindt.
4. De voorzieningenrechter heeft dus weinig twijfel: het bezwaar over de andere woningen dan die aan de [straat] zal naar alle waarschijnlijkheid niet-ontvankelijk verklaard worden omdat verzoeker geen belanghebbende is. Dit heeft tot gevolg dat er geen ruimte is voor een belangenafweging door de voorzieningenrechter in het voordeel van verzoeker. Er is daarom geen aanleiding om de omgevingsvergunning bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek afwijst is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 juli 2020.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.