8.3.De uitgangspunten voor de beoordeling door het Uwv van de re-integratie-inspanningen die van de werknemer en werkgever worden verwacht zijn neergelegd in de "Beleidsregels beoordelingskader poortwachter" (de Beleidsregels). Bij de beoordeling van de inspanningen staat het bereikte resultaat voorop. Als een bevredigend resultaat is bereikt, is volgens het beoordelingskader voldaan aan de wettelijke eis dat werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Een bevredigend resultaat is bereikt als sprake is van een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer.
Indien geen bevredigend resultaat is bereikt, zal overeenkomstig de Beleidsregels bij de beoordeling worden ingezoomd op datgene wat door de werkgever en werknemer daadwerkelijk ondernomen is. Indien het Uwv de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Dat is evenmin het geval als het Uwv de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft. Van werkgever en werknemer worden geen re-integratie-inspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever.
9. De rechtbank stelt voorop en tussen partijen is dit niet in geschil, dat geen bevredigend resultaat is bereikt, zoals bedoeld in de Beleidsregels. Het Uwv heeft dan ook terecht de re-integratie-inspanningen van eiseres getoetst. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv eiseres terecht heeft verweten dat zij werknemer hersteld had moeten melden per
9 augustus 2018 omdat hij met ingang van die datum niet meer arbeidsongeschikt was voor zijn eigen werk.
Was werknemer per 9 augustus 2018 arbeidsgeschikt voor zijn eigen werk?
10. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv kan worden gevolgd in zijn standpunt dat werknemer in ieder geval per 9 augustus 2018 niet meer arbeidsongeschikt was voor zijn eigen werk en er daarom een hersteldmelding had moeten volgen. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
11. Uit de medische informatie behorend bij het re-integratieverslag van eiseres blijkt dat de bedrijfsarts op 26 april 2018 heeft aangegeven dat er nog maar weinig beperkingen zijn, dat er sprake is van een stoornis in de arbeidsrelatie en dat werknemer alleen kan herstellen voor zijn eigen werk als huisschilder bij een andere werkgever. Bij het spreekuurcontact van 9 augustus 2018 heeft de bedrijfsarts het belastbaarheidspatroon van werknemer geactualiseerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan zich vinden in die belastbaarheid, zo blijkt uit het rapport van 26 september 2019. Eiseres heeft deze belastbaarheid niet betwist. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op basis van de per
9 augustus 2018 vastgestelde belastbaarheid onderzocht of de eigen functie passend is voor werknemer. In zijn rapport van 27 september 2019 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd uiteengezet dat de belasting in het eigen werk de belastbaarheid van werknemer niet overschrijdt en dat het eigen werk dus passend is. Ook deze conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiseres niet bestreden.
12. Uit het voorgaande volgt dat werknemer op 9 augustus 2018 niet medisch arbeidsongeschikt was. Daarom had hij inderdaad hersteld gemeld moeten worden. Als eiseres meent dat werknemer wél medisch arbeidsongeschikt was voor zijn eigen werk had het op haar weg gelegen om de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd en onderbouwd met medische stukken te weerspreken, maar dat heeft zij niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Ook kan eiseres niet worden gevolgd in haar standpunt dat een loonsanctie niet kan worden opgelegd in de situatie dat een werknemer hersteld gemeld zou moeten worden omdat hij niet langer arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk. De werkgever moet zich er immers voor inspannen dat een werknemer (gedeeltelijk) hervat in arbeid, waarbij het uitgangspunt is dat de werknemer terugkeert in zijn of haar eigen werk. Omdat er van uit moet worden gegaan dat werknemer op 9 augustus 2018 geschikt was voor zijn eigen werk, had hij hersteld gemeld moeten worden en zijn eigen werk moeten hervatten. Nu dat niet is gebeurd, kon het Uwv in redelijkheid concluderen dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren.
Conclusie ten aanzien van de loonsanctie
14. Nu niet is gesteld of gebleken dat er voor de tekortkomingen in de re-integratie een deugdelijke grond bestaat, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv terecht een loonsanctie heeft opgelegd aan eiseres.
15. Eiseres heeft nog aangevoerd dat een van de in bezwaarfase aangevoerde bezwaren gegrond was en het Uwv daarom de proceskosten voor de bezwaarfase had moeten vergoeden.
16. De rechtbank stelt vast dat het Uwv in het bestreden besluit de loonsanctie heeft gehandhaafd. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden proceskosten in de bezwaarfase uitsluitend vergoed indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het Uwv heeft daarom terecht geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.