Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
2.[eiseres sub 2] ,
1.De procedure
2.De beslissing
3.De gronden van de beslissing
‘1e afbetaling [.] restant 4.000’. Op basis daarvan is door [eiser sub 1] voldoende aannemelijk gemaakt dat het ging om een lening. Dat [gedaagde] dacht dat het restant na de eerste afbetaling niet meer hoefde te worden terugbetaald en dus een schenking was, is onvoldoende om te oordelen dat het resterende bedrag daadwerkelijk door [eiser sub 1] is kwijtgescholden en dus niet meer hoefde te worden terugbetaald.
‘lening t.b.v. naheffing (aanslag) inkomstenbelasting 2010’. Daarmee is voldoende aannemelijk gemaakt dat het een lening is. Het geld is ter beschikking gesteld op 27 september 2013 en daarmee vóór de peildatum van de verdeling van de goederengemeenschap op 6 maart 2014. Bovendien vindt de kantonrechter het aannemelijk dat het geld is gebruikt ten behoeve van een schuld die [gedaagde] voor de helft aanging. Het ging immers om de betaling van een aanslag voor inkomstenbelasting uit 2010 toen partijen nog bij elkaar waren.