In deze zaak heeft eiseres, die op 12 mei 2017 en 22 maart 2019 bedragen uit de erfenis van haar grootvader heeft ontvangen, bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Het college heeft op 3 juni 2019 het vermogen van eiseres vastgesteld op € 22.602,56 en de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, alsook een bedrag van € 920,39 teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 3 december 2019 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 juli 2020 via een Skype-verbinding. Eiseres stelde dat zij niet alleen geld van de erflater heeft ontvangen, maar ook schulden heeft betaald die door hem zijn achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat deze stelling niet tot een andere vermogensvaststelling kan leiden, aangezien het college voldoende gemotiveerd heeft waarom de stelling van eiseres niet kan worden gehonoreerd. Daarnaast stelde eiseres dat zij geen bijstand heeft gehad en afspraken met verweerder heeft gemaakt over toekomstige bijstandsverlening, maar ook deze stellingen werden door de rechtbank verworpen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, rechter, en is op 10 juli 2020 uitgesproken. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.